‘Dat huus stoet up viere pylare’. De betekenis van het kastelenbouwprogramma van Floris V

Auteurs

  • Geeske Bakker
  • Jan de Rode
  • Kees Verbogt Ministry of Agriculture, Nature and Food Quality

DOI:

https://doi.org/10.7480/knob.109.2010.2-3.135

##submission.downloads##

Samenvatting

Frequently buildings are also defined by the significance deliberately attached to the building in question by the commissioning authority. This also applies for buildings from the Middle Ages and the significance of medieval religious buildings has more than once been the subject of research. We are intrigued by the question whether such a significance can also be pointed out in profane medieval buildings.

We have chosen the castle-building programme of Floris V in West Friesland as our object of research. In doing so we distinguish two levels: the level of the type of castle – the quadrangular castle – and the level of the total concept. We see this concept as a spatially connected series of five castles, interrelated by the West- Frisian Omringdijk with Muiderslot as an outpost and with the objective of consolidating power in the newly conquered area.

We have based our research on a method developed by Günter Bandmann, which proved to be practicable in the research into the significance of religious medieval buildings. On the strength of the outcome of our research based on the four categories of meaning distinguished by Bandmann: the historical, the allegorical, the symbolic and the aesthetic, we can conclude that especially the historical and allegorical categories of meaning offer a lot of leads.

Particularly literary sources provide surprising insights here. It notably concerns the works written by the teacher of Floris V, Jacob van Maerlant, at Voorne under the authority of Aleid van Avesnes, the aunt at whose house Floris grew up. In our opinion the ideas and symbolism in the literary works of Van Maerlant are reflected in the type of castle chosen by Floris V and in his total concept of it. We think that in his castle-building programme Floris did not only express his power, but also his victory over the Frisians and the fact that he had avenged the murder of his father, the Roman Catholic king Willem II, by the West Frisians. In addition, he proved to aspire after a sovereign hereditary power, not an elected power as his father’s was. In his aspirations he expressed that he, as the son of a king, possessed the qualities which a good sovereign should have and that he thought he was entitled to the monarchy.

In brief: we think that Floris V, just as the medieval commissioning authorities of religious buildings, deliberately gave significance to his profane buildings.

Biografieën auteurs

Geeske Bakker

Drs. Geeske Bakker studeerde Nederlandse Taal- en Letterkunde zowel als Kunstgeschiedenis en Archeologie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Als neerlandicus werkte ze in het middelbaar en hoger beroepsonderwijs. Als kunsthistoricus was ze verbonden aan de Universiteit Utrecht. In 1996 richtte ze haar eigen bedrijf op: Buro 1896, een adviesbureau in de cultuursector. In 2007 is haar bureau een samenwerkingsverband gestart met DeroDe3D. Zie: www.derode3d.nl

Jan de Rode

Jan de Rode MA studeerde af als beeldend kunstenaar aan Academie Minerva in Groningen en volgde een masterstudie Architectuurgeschiedenis en Monumentenzorg aan de Universiteit Utrecht, die hij in 2007 cum laude afsloot. Naast een docentschap aan Academie Minerva, afdeling Bouwkunst, werkte hij als beeldend kunstenaar en vormgever. Als vormgever specialiseerde hij zich in 3-D technieken. In 1998 richtte hij DeroDe3D op, een productiebedrijf op het terrein van erfgoedpresentatie. Zie: www.derode3d.nl

Kees Verbogt, Ministry of Agriculture, Nature and Food Quality

Kees Verbogt MA heeft Kunstgeschiedenis en Italiaanse Taal en Cultuur gestudeerd en heeft in 2007 de masteropleiding Architectuurgeschiedenis en Monumentenzorg aan de Universiteit Utrecht afgerond. Daarna is hij aan de slag gegaan als beleidsmedewerker landschapsbehoud bij het Ministerie van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit en werkt daar nu als projectleider klimaatverandering. Op weg naar zijn werk fietst hij dagelijks langs zijn geliefde Ridderzaal.

Referenties

Dit artikel is een bewerking door Geeske Bakker van een niet gepubliceerde paper uit 2007 van Jan de Rode en Kees Verbogt: De bouwcampagne van Floris V; een onderzoek naar de toepasbaarheid van de betekeniscategorieën van Günter Bandmann op profane middeleeuwse bouwwerken. Deze paper was geschreven onder begeleiding van Lex Bosman in het kader van de masterstudie Architectuurgeschiedenis en Monumentenzorg van de Universiteit Utrecht. G. Bakker, J. C de Rode en F. Meulenberg, Truth and credibility as a double goal – Reconstruction of a built past, experiences and dilemmas, in: Journal for Computer Animation, Chichester (U.K.) 2003.

G. Bandmann, ‘Ikonologie der Architektur‘, in: Jahrbuch für Ästhetik und allgemeine Kunstwissenschaft, Stuttgart 1951.

G. Bandmann, ‘Ikonologie der Architektur‘, in: M. Warnke, Politische Architektur in Europa, Köln 1984, 26. Bandmann publiceerde zijn artikel oorspronkelijk in: Jahrbuch für Ästhetik und allgemeine Kunstwissenschaft, Stuttgart 1951. Het werd in 1984 integraal door Warnke opgenomen in de genoemde bundel, 19-71. Als in het volgende wordt verwezen naar Bandmann, gebeurt dat steeds op grond van de publicatie van zijn artikel in de bundel van Warnke.

In Nederland is het belangrijkste voorbeeld dat van Mekking, die de betekenisverlening met betrekking tot de St. Servaaskerk in Maastricht aan een uitvoerig onderzoek onderwierp. Zie: A.J.J. Mekking, De Sint-Sevaaskerk te Maastricht, Zutphen 1986.

T. McNeill, Castles, London 1992, 10.

H. L. Janssen, J.M.M. Kylstra-Wielinga en B. Olde Meierink (red.), 1000 jaar kastelen in Nederland, Utrecht 1996, 57.

R. P. de Graaf, ‘De kastelen van Floris V als instrumenten van zijn machtspolitiek’, in: Wi Florens… De Hollandse graaf Floris V in de samenleving van de dertiende eeuw, Utrecht 1996, 173.

McNeill 1992, 10.

Bandmann 1984, 60.

McNeill 1992, 109.

Het betreft: de Rijmkroniek van Holland door een anonieme auteur en Melis Stoke, uitgave J.W.J. Burgers (2004, zie noot 14), Roman van de roos door Guillaume de Lorris en Jean de Meung en uit het Frans vertaald door onbekende auteur (2004), uitgave E.van Altena, Alexanders Geesten, De Historie van Troyen, De Historie van den Grale, Heimelijkheid der heimelijkhden en Spieghel Historiael van Jacob van Maerlant, 1991. De werken van Van Maerlant zijn waar nodig in heruitgaven geraadpleegd. We konden ons in de ontsluiting van deze werken en vooral in de relatie tussen deze werken en Floris V baseren op het werk van Van Oostrom. Vooral op: F. van Oostrom, Maerlants Wereld, Amsterdam 1998.

Bandmann 1984, 60.

Tijdens de regering van Floris V werd tussen 1280 tot 1282 deel 1 van de Rijmkroniek, de geschiedenis van de graven van Holland, geschreven door een onbekend gebleven auteur. Deze Rijmkroniek 1 loopt van de vierde eeuw tot 1205 en zou een paar jaar na de dood van Floris V voortgezet worden door Melis Stoke. Zijn Rijmkroniek 2 behandelt tamelijk kort de dertiende eeuw en uitvoerig de periode van 1296, de dood van Floris V, tot 1305. Stoke schreef zijn werk van 1301 tot 1305 in opdracht van Jan van Avesnes, graaf van Holland van 1299 tot 1304.

J.W.J. Burgers (ed.), Rijmkroniek van Holland (366 – 1305) door een anonieme auteur en Melis Stoke, Instituut voor Nederlandse Geschiedenis, Den Haag 2004, 181.

Ibidem, 183.

Janssen, Kylstra-Wielinga en Olde Meierink (red.) 1996, 56.

Ibidem, 57.

De Graaf 1996, 173.

J.J. Schilstra, In de ban van de dijk …. De Westfriese Omringdijk …. , Hoorn 1974.

Burgers (ed.) 2004, 169.

Ibidem, 184-185.

G. Bakker, ‘Het Muiderslot, topstuk in een crossmediale productie’, in: Cuypersjaarboek 2008, 78.

Zie voor de eerste bouwfase van het Muiderslot: Muiderslot, studie naar nieuwe routes door het kasteel, Rijksgebouwendienst, Den Haag, 2004.

Janssen, Kylstra-Wielinga en Olde Meierink (red.) 1996, 56-62.

R. Gruben, J. Kamphuis, A. Viersen, Vierkeckige Burgen in den nördlichen Niederlanden. Eine kritische Betrachtung, in: Burgen und Schlösser in den Niederlanden und in Nordwestdeutschland, München 2004, 148-149.

Bandmann 1984, 36.

A. Châtelain, ‘La nouvelle architecture militaire du XIIIe siècle en Île de France; quelques hypothèses’, in: T.J. Hoekstra, H.L. Janssen en I.W.L. Moerman, Liber Castellorum, 40 variaties op het thema kasteel, Zutphen 1981, 66-74.

Ibidem, 66.

A.I.J.M. Schellart, ‘Contemporaine parallellen’, in: Liber Castellorum, 40 variaties op het thema kasteel, Zutphen 1981, 76-77.

Ibidem, 77.

In een manuscript van de Oudorpse notaris Jan Croll uit 1749 wordt gesproken over een onbekend handschrift met de mededeling: “Anno 1234 heeft graaf Willem (Willem I), graaf Dirks broeder, op dezen borg zijn hof gehouden, zijnde toen een ronde toren daarna door koning Willem (Willem II) tot een vierhoekige burcht gemakt, hebbende op elke hoek een toren, als nu de Friese Poort nog is. De meeste steen is Duyvensteen geweest...” Dit handschrift is verloren gegaan en is daarom niet op betrouwbaarheid te testen. Dit is noodzakelijk omdat deze bron spreekt over een hofhouding van Willem I in 1234, terwijl deze graaf twaalf jaar eerder al is overleden. Uit opgravingen in 1835 is op te maken dat er een structuur is met ronde hoektorens. Het is echter ook mogelijk dat deze fundamenten afkomstig zijn van de oudste bouwfase van één van de stadspoorten, de Friesepoort. Hieruit blijkt al dat er nog veel onbekend is omtrent de Torenburg. Zie ook: E.H.P. Cordfunke, Alkmaar, van boerderij tot middeleeuwse stad, Alkmaar 1972, 143-144.

Janssen, Kylstra-Wielinga en Olde Meierink (red.) 1996, 59.

We volgen hier een welwillende opmerking van T. Hermans.

3 D.E.H. de Boer, ‘Wi Florens… Grafelijk machtsspel in een Europees decor’, in: Wi Florens… De Hollandse graaf Floris V in de samenleving van de dertiende eeuw, Utrecht 1996, 10-18.

K. Heeroma, Maerlants Torec als sleutelroman, Mededelingen KNAW, Amsterdam/Londen, 1973. Zie voor de integrale tekst: http://members. home.nl/p.v.heusden/torec.htm.

F. van Oostrom, Maerlants Wereld, Amsterdam 1998, boek 2, de Kroon, 81-147.

Ibidem, 115-116.

Janssen, Kylstra-Wielinga en Olde Meierink (red.) 1996, 57.

Ibidem, 57.

E.H.P. Cordfunke, ‘Familierelaties en dynastieke belangen’, in: Wi Florens… De Hollandse graaf Floris V in de samenleving van de dertiende eeuw, Utrecht 1996, 30-31.

Ibidem.

E.H.P. Cordfunke, ‘Floris V en de Schotse Troon’, in: Holland in wording. De ontstaansgeschiedenis van het graafschap Holland tot het begin van de vijftiende eeuw, Hilversum 1991, 21-23.

Burgers (ed.) 2004, 195- 196.

D.J. Cathcart King, The castle in England and Wales, Portland Oregon, 1988.

Janssen, Kylstra-Wielinga en Olde Meierink (red.)1996, 28.

A.J.J. Mekking, ‘De grote zaal van Floris V te Den Haag’, in: Holland in wording. De ontstaansgeschiedenis van het graafschap Holland tot het begin van de vijftiende eeuw, Hilversum 1991, 65-90.

Bandmann 1984, 28.

M.W Thompson, The Rise of the Castle, Cambridge 1991, 181.

Van Oostrom 1998, 160-170.

Ibidem, 117.

De volledige passage luidt: Dit sach hi alse in enen drome; Die sale was hoghe al toter mane. Daer up sat na minen wane Die godinne van den seghe, Die hi minde alleweghe; Victoria was hare name. Soe dochte hem scone ende bequame. Dat huus stoet up viere pylare Groot ende scone openbare. Deerste pylaer hiet Wijsheit; Die moet den ghonen sijn ghereit, Die sege willen sekerlike Ghewinnen in dit eertrike. Gherechtecheide was dander. Die hadde over hem Alexander, Bedi so wan hi altoos seghe, So waer hi quam alleweghe. Die deerde das Ghedoochsamhede Dat haddi ooc in sinen sede: Blidelike ghedoochde hi tsure Om die goede aventure. Die vierde pylaer dat es Cracht. Wie hadde noit so grote macht, Dese here, dese man van vive voeten, Hien dorstene harde wel ghemoeten? Zie http://www. dbnl.org/tekst/maer002jfra01_01/index.php.

Jacob van Maerlant, Alexanders Geesten, editie Johannes Franck, Groningen 1882, LIX.

D.J. de Vries attendeert op de betekenisvolle structuren van de plattegrond van Aken en andere Duitse steden. Daarnaast wijzen we op de kerkenkruisen van Bamberg, Paderhorn en wellicht Utrecht. A.J.J. Mekking, ‘A Cross of Churches Around Conrad’ s Heart: An analysis of the function and symbolism of the Cross of Churches in Utrecht, and those of Bamberg and Paderborn’, 99-111: “In all three cases the construction of the cross of churches was begun in the first half of the eleventh century. In Bamberg and Paderborn the king of the Holy Roman Empire was active in the foundation and construction of the new churches. This may also be the case in Utrecht. The three cities enjoyed similar status in the first half of the eleventh century: they are all episcopal seats with which the king had both personal concerns and a political interest in their position and livelihood”.

Zie de tekst van Torec op http://members.home.nl/p.v.heusden/torec.

Van Oostrom 1998, 131.

Bandmann 1984, 43.

Ibidem, 49.

Ibidem, 33.

Mekking 1986, 63.

Mc Neill 1992, 109, 110.

C. McWebb, Debating the Roman de la rose: A Critical Anthology , New York, Routledge, 2007. Zie: www.margotromandelarose t.uwaterloo.ca

Châtelain 1981, 68.

Bandmann 1984, 39.

H. Broers e.a., Het Muiderslot, fameux ende in ‘t ooghe leggende, Zwolle

Zie: www.westfrieseomringdijk.nl., november 2009, ondertekening samenwerkingsovereenkomst Westfriese Omringdijk.

Gepubliceerd

2010-05-01

Citeerhulp

Bakker, G., de Rode, J., & Verbogt, K. (2010). ‘Dat huus stoet up viere pylare’. De betekenis van het kastelenbouwprogramma van Floris V. Bulletin KNOB, 109(2-3), 50–64. https://doi.org/10.7480/knob.109.2010.2-3.135

Nummer

Sectie

Artikelen

##plugins.generic.plaudit.displayName##