Beeldvorming en reputatieschade. De Ereraad voor Architectuur en Toegepaste Kunst

Auteurs

  • David Keuning Mark

DOI:

https://doi.org/10.7480/knob.113.2014.4.850

##submission.downloads##

Samenvatting

Immediately after the Second World War, the opposites of right and wrong strongly influenced the view of what happened in the architectural profession during the German occupation. In order to understand the reception of architecture and National Socialism in the post-war Netherlands, it is useful to trace how this image was formed. The Honour Council for Architecture and Applied Art, which was established after the Second World War in order to bring ‘wrong’ architects to justice, is a good point to start.

When the war ended, those architects could face various forms of justice, depending on their behaviour during the occupation. Architects that had committed crimes would be tried before a court of special criminal law, just like other citizens. To that end, the Dutch government in exile in London had issued the Special Criminal Law Decree, in December 1943, and the Tribunal Decree, in September 1944. In addition to that, Honour Councils were established for various occupational groups that were intended to take disciplinary measures against those who had acted reprehensibly in the practising of their profession during the war, even if they had not actually committed crimes as defined by law. One of these councils was the Honour Council for Architecture.

One problem was that initially there was no legal ground for a purge among artists in the Netherlands: the Purging Decree of January 1944, issued by the Dutch government in London, only concerned civil servants. And although no one worried too much about this when the Honour Councils for the Arts were established, this omission would considerably hamper the councils later on, especially when it came to enforcing the measures imposed upon individuals. It wasn’t until 5 April 1946 that the Artists Purging Law came into effect, giving the councils the legal authority to issue verdicts. In December of the same year, the Honour Council for Architecture had already stopped its activities, meaning that, in the end, it had only been able to perform its duties on a sound legal basis for little more than six months.

Although in hindsight the work of the Honour Councils for the Arts was generally regarded a failure, their verdicts have greatly influenced the image of the architects concerned. The reputations of an entire generation of architects were either saved or destroyed. During the first few decades after the Second World War, convictions by the Honour Council were not lightly forgotten by fellow architects. The consequences of the verdicts from the Honour Council therefore still influence the evaluation of the work of these convicted architects.

Referenties

J.J. Vriend, Links bouwen, rechts bouwen. Aantekeningen over architectuur en politiek, Amsterdam 1974, 108. Vriend getroostte zich overigens veel moeite om Delftse School te duiden: hij wijdde een apart hoofdstuk aan deze stroming, die niet voldeed aan het genoemde stereotype. De Delftse School was wel traditionalistisch, maar geen van de architecten die eraan verbonden waren, had zich voor zover bekend ingelaten met het nationaalsocialisme.

H. Mulder, Kunst in crisis en bezetting. Een onderzoek naar de houding van Nederlandse kunstenaars in de periode 1930-1945, Utrecht/Antwerpen 1978, 237.

Een uitzondering is in het boek van Mulder weggelegd voor Jacques Bot, een architect die tijdens de oorlog actief was in het verzet en daarna voor de CPN lid werd van de Amsterdamse gemeenteraad. Hij was echter niet de enige architect-verzetsman. Enkelen moesten hun medewerking aan het verzet zelfs met de dood bekopen. Onder hen waren architect Koen Limperg en interieur­architect Bas van Pelt: Limperg werd gefusilleerd, Van Pelt overleed in een concentratiekamp.

Mulder 1978 (noot 2), 239.

S. Priester, ‘Architect H.Th. Wijdeveld. 100 jaar onmogelijke plannen’, Ons Amsterdam (september 2005) 9, 355-357. Priester staaft zijn bewering niet met een bronvermelding, dus het is onduidelijk op basis waarvan hij deze uitspraak heeft gedaan.

A. Derks, J.J. Kuyt en J. Roding, A.J. Kropholler (1881-1973). Terugkeer tot de Hollandse architectuurtraditie, Rotterdam 2002.

V. Stissi, ‘Kopen = gokken. De pieken en dalen van BONAS’, www.archined.nl, 27 april 2002; M. Willinge, V. Stissi en T. Boersma, ‘BONAS reacties’, www.archined.nl, s.a.

A. Groot en M. Cramer, C.B. van der Tak. Stadsarchitect tussen modernisme en traditie 1929-1945, Bussum 2007.

De toevoeging ‘en Toegepaste Kunst’ aan de officiële naam van deze Ereraad was een beetje willekeurig; in de praktijk verschenen voor de raad uitsluitend architecten. Daarom is in de rest van dit artikel sprake van de ‘Ereraad voor Architectuur’.

N.K.C.A. in ‘t Veld, De Ereraden voor de kunst en de zuivering van de kunstenaar. Een bijdrage tot de geschiedschrijving van de zuivering van het vrije beroep (Cahiers over Nederland en de Tweede Wereld­oorlog: 1), Den Haag 1981, 19.

In ‘t Veld 1981 (noot 10), 20.

In ‘t Veld 1981 (noot 10), 33 en 86.

J.A. Ankum, ‘Hoetink, Hendrik Richard (1900-1963)’, Biografisch Woordenboek van Nederland, resources.huygens.knaw.nl, 12 november 2013. De andere vier Ereraden waren de Ereraad voor de Letterkunde, voor de Beeldende Kunsten, voor de Muziek en voor het Toneel, Ballet en Amusementskunst.

‘In memoriam Mr. A.J.M. van Moorsel’, Nederlandsch Juristenblad (18 december 1976) 44, 1462.

Mulder 1978 (noot 2), 294.

Mulder 1978 (noot 2), 274-275.

A.A.M. de Jong, ‘Kalf, Jan (1873-1954)’, Biografisch Woordenboek van Nederland, resources.huygens.knaw.nl, 12 november 2013. Zie voor meer informatie over Kalf en Middelburg o.a. A.G. Schulte (red.) e.a., Monumenten en oorlogstijd. Jaarboek Monumentenzorg 1995, Zwolle 1995; K. Bosma (red.), Architectuur en stedebouw in oorlogstijd. De wederopbouw van Middelburg 1940-1948, Rotterdam 1988.

Nationaal Archief (NA), Den Haag, Ere­raden voor de Kunst, 2.14.46, inv.nr.13.

NA, Ereraden voor de Kunst, 2.14.46, inv.nr.7.

Boezeman was afkomstig uit Stads­kanaal en was voor de oorlog in het Drentse gehucht Stuifzand wegens overspel het mikpunt geweest van een legendarisch volksgericht. Hij leverde als aannemer geen goed werk en stond daardoor in zijn contreien slecht bekend. Zie E. Brink, De Zaak Cavaljé. Kroniek van een Volksgericht, Assen 2012.

Zie bijvoorbeeld: ‘De Houding der Architecten’, Het Parool, 8 augustus 1945, 2. De meeste kranten plaatsten het bericht overigens zonder de lijst met 61 namen.

NA, Ereraden voor de Kunst, 2.14.46, inv.nr.12.

Idem.

Idem.

Zie bijvoorbeeld: ‘Initiatief en zuivering in de kunst’, De Tijd, 25 augustus 1945, 3. In tegenstelling tot de eerdere publicatie van de lijst met 61 namen, publiceerden in dit geval de meeste kranten het rijtje met elf namen integraal.

NA, Ereraden voor de Kunst, 2.14.46, inv.nr.7.

Idem.

B. Rebel e.a., Ben Merkelbach. Architect en stadsbouwmeester, Amsterdam 1994, 75.

NA, Ereraden voor de Kunst, 2.14.46, inv.nr.7.

T. Idsinga en J. Schilt, Architect W. Van Tijen 1894-1974, Den Haag 1987, 79.

NA, Ereraden voor de Kunst, 2.14.46, inv.nr.7.

Idem.

J. Meihuizen, Noodzakelijk kwaad. De bestraffing van economische collaboratie in Nederland na de Tweede Wereldoorlog, Amsterdam 2003, 26.

De precieze datum van het einde van Merkelbach en Karstens betrokkenheid bij Fokker (en de andere twee bedrijven) is moeilijk vast te stellen. Volgens architect A. Vogel, hun opvolger bij Fokker, namen Merkelbach en Karsten begin 1942 formeel afscheid van de vliegtuig­fabrikant, maar was er aan het eind van hetzelfde jaar nog een tekenaar van hun bureau aanwezig op de fabriek. De raadsleden overwogen bovendien de mogelijkheid dat Vogel, een onbekende en onbeduidende architect, voor Merkelbach en Karsten werkte en zo in feite de werkrelatie voortzette, maar hadden daarvoor geen bewijs. Zie NA, Ereraden voor de Kunst, 2.14.46, inv.nr.7, notulen van de vergadering op 9 augustus 1945.

Zie bijvoorbeeld ‘Uitgesloten architecten’, De Maasbode, 13 augustus 1945, 2.

NA, Ereraden voor de Kunst, 2.14.46, inv.nr.7.

Idem.

Idem.

Idem.

Rebel 1994 (noot 28), 74-77.

Rebel 1994 (noot 28), 24.

‘Willem Mengelberg voor Centralen Eereraad’, De Tijd, 29 januari 1947, 3.

NA, Ereraden voor de Kunst, 2.14.46, inv.nr.13.

In ‘t Veld 1981 (noot 10), 99.

‘Ereraad motiveert zijn aftreden’, Heerenveense Koerier, 29 november 1946, 7.

F. van den Burg en J. Kassies, Kunstenaars van Nederland! Om eenheid en zeggenscha. Het ontstaan van de Federatie van Kunstenaarsverenigingen en de Raad voor de kunst 1942-1950, Amsterdam 1987, 115.

Ph. Klein en W. Kliphuis, Van Bouwen en Wonen. Henk Wegerif. Architect van de praktijk, Apeldoorn 1997, 24.

R. van Gaal, Een Bolwerk voor de Muzen, 50 jaar Stadsschouwburg Utrecht 1941-1991, Broese Kemink, Utrecht 1991, 43.

Gepubliceerd

2014-12-01

Citeerhulp

Keuning, D. (2014). Beeldvorming en reputatieschade. De Ereraad voor Architectuur en Toegepaste Kunst. Bulletin KNOB, 113(4), 209–220. https://doi.org/10.7480/knob.113.2014.4.850

Nummer

Sectie

Artikelen

##plugins.generic.plaudit.displayName##