Waardering en stedelijke vernieuwing van de Westelijke Tuinsteden in Amsterdam

Auteurs

  • Noor Mens

DOI:

https://doi.org/10.7480/knob.119.2020.3.689

##submission.downloads##

Samenvatting

De Westelijke Tuinsteden in Amsterdam gelden als een schoolvoorbeeld van de moderne stedenbouw zoals die in de jaren twintig en dertig werd gepropageerd door de architecten van het Nieuwe Bouwen, die zich hadden verenigd in de Congrès Internationaux d’Architecture Moderne (CIAM). De ontwerper van het plan, Cornelis van Eesteren was van 1930 tot 1947 voorzitter van deze internationale beweging. De tuinsteden kenmerken zich door de toepassing van open bouwwijzen met bouwblokken vrijstaand in het groen, zonder duidelijke voor- en achterkanten. Er werd afscheid genomen van het klassieke stedenbouwkundige repertoire met gesloten straatwanden. Vlak voor de Tweede Wereldoorlog werden kleine delen ingevuld, waarbij werd geëxperimenteerd met strokenbouw. Het overgrote deel van de Westelijke Tuinsteden werd na de oorlog gerealiseerd, met door de centrale overheid gedirigeerde sociale woningbouw. Het oorspronkelijke plan werd daarbij op onderdelen aangepast en ingevuld. Daarbij werd gekozen voor meer afwisseling door strokenbouw te combineren met haken rondom hoven.

In de jaren vijftig en zestig golden de naoorlogse wijken als toonbeelden voor een nieuwe manier van leven: licht en frisse lucht doorstroomden de door groen omringde woningen. In de jaren negentig leken de dromen vervlogen. Vergrijzing, het wegtrekken van bewoners, verloedering en toenemende onveiligheid leidden tot de noodzaak in te grijpen. Liberalisatie van de woningmarkt en de wens van de overheid om het aandeel van de sociale woningbouw terug te dringen, noopten woningbouwcorporaties om zich als marktgerichte projectontwikkelaars te manifesteren. Dit heeft in veel gevallen geleid tot sloop en nieuwbouw.

Van enig respect voor de cultuurhistorische waarden die deze wijken ontlenen aan zowel het stedenbouwkundig plan als aan de sociale woningbouw die er te vinden is, was aanvankelijk nauwelijks sprake. Zo kon het gebeuren dat sloop-nieuwbouwplannen werden uitgevoerd waarvan de achterliggende architectonisch-stedenbouwkundige principes haaks stonden op die van het oorspronkelijke plan. Een extreem voorbeeld daarvan is de door Krier Kohl Architecten ontworpen Noorderhof (1995-1999). Beginnend met dit project komt in dit artikel een reeks plannen van stedelijke vernieuwing aan de orde die het aanzien van de Westelijke Tuinsteden inmiddels volkomen hebben veranderd.

Was er aanvankelijk vooral waardering voor het stedenbouwkundige plan en minder voor de invulling daarvan met de architectuur, geleidelijk veranderde dit. In kaart wordt gebracht hoe de discussies en ingrepen het besef aanwakkerden dat deze wijken wel degelijk grote cultuurhistorische waarden vertegenwoordigen die bescherming verdienen.

De laatste jaren is er weer meer aandacht voor behoud, renovatie en herbestemming van de oorspronkelijke bebouwing. Toch is de dreiging van grootschalig ingrijpen in de Westelijke Tuinsteden nog lang niet geweken.

Referenties

Dit artikel is gedeeltelijk gebaseerd op N. Mens, Een architectuurhistorische waardestelling van naoorlogse woonwijken in Nederland, 2019 (proefschrift TU Eindhoven 2019).

D. van Gameren, P. van der Putt en A. Kraaij, Dash 05. The Urban Enclave/De stadsenclave, Delft 2011.

Zie voor de naoorlogse realisatie van het AUP: M. Steenhuis (red.), De nieuwe grachtengordel. De realisatie van het Algemeen Uitbreidingsplan van Amsterdam, Bussum 2016.

J. Tellinga, De Grote Verbouwing. Verandering van naoorlogse woonwijken, Rotterdam 2004, 19.

U. Schwarz (Hrsg.), Neue Heimat. Das Gesicht der Bundesrepublik, Hamburg 2019.

E. Agricola, A. Ouwehand en G.J. te Velde, De naoorlogse wijk centraal, Rotterdam 1997, 82; H. Hellinga, Onrust in park en stad. Stedelijke vernieuwing in de Amsterdamse Westelijke Tuinsteden, Amsterdam 2005, 69.

I. Nio e.a., Nieuw-West: parkstad of stadswijk. De vernieuwing van de Westelijke Tuinsteden Amsterdam, Amsterdam 2016, 12.

Agricola, Ouwehand en Te Velde 1997 (noot 6), 82.

Agricola, Ouwehand en Te Velde 1997 (noot 6), 83.

Van Schagen Architecten, H. Moscoviter en P. Meurs, De bestaande stad als uitdaging. De methode Van Schagen, Amsterdam 2006, 83.

Nio e.a. 2016 (noot 7), 105.

J.J. Berg, ‘Spanning en Nostalgie. Amsterdam, Geuzenveld, De Drie Bouwmeesters’, in: Stadscahiers. De transformatie van de naoorlogse stad 2008/2009, Amsterdam 2008, 63.

Nio e.a. 2016 (noot 7), 149.

E. van Velzen, ‘Het ontwerp: een techniek voor de stadsvernieuwing. Enige overwegingen bij de ontwerpopgave van de naoorlogse stad’, in: Naoorlogse stad NU, Den Haag 2002 (bijlage bij Stedebouw & Ruimtelijke Ordening nr. 5, 2002, en Tijdschrift voor de Volkshuisvesting nr. 6, 2002), 9.

I. Nio, ‘De verstedelijking van het AUP. Een tweede impuls voor de Westelijke Tuinsteden’, in: I. Nio (red.), De Tweede Impuls. Vernieuwing van de Westelijke Tuinsteden, Den Haag 2004 (bijlage bij Stedebouw & Ruimtelijke Ordening nr. 4, 2004 en Tijdschrift voor de Volkshuisvesting nr. 5, 2004), 6.

M. de Hoog, ‘Vernieuwing lange lijnen’, in: E. van der Kooij, M. de Hoog en I. Nio, De culturele kwaliteiten van Amsterdam Nieuw-West. De Tussenstand, Den Haag 2007; M. de Hoog, Lange lijnen in Nieuw-West, Amsterdam 2007, 11.

A. Vos, Parkstad. Een veelzijdig perspectief voor de Westelijke Tuinsteden, Amsterdam 1995.

R. van Leeuwen, ‘Het AUP en het stedelijk groen’, in: H. Hellinga en P. de Ruijter (red.), Algemeen Uitbreidingsplan Amsterdam 50 jaar, Amsterdam 1985, 190; Vos 1995 (noot 17), 104-106.

Vos 1995 (noot 17), 73, 97

Vos 1995 (noot 17), 105.

H. Hellinga, Onrust in park en stad. Stedelijke vernieuwing in de Amsterdamse Westelijke Tuinsteden, Amsterdam 2005, 126.

Geciteerd in: Hellinga 2005 (noot 21), 126.

J. Sabat. Bel en J. Galindo, De kwaliteiten van de Westelijke Tuinsteden/The Qualities of the Western Garden Cities, Amsterdam 2000, 15.

A. Vos, ‘Gebiedsspecifieke innovaties. Cultureel opdrachtgeverschap in de Westelijke Tuinsteden’, in: Nio 2004 (noot 15), 15.

A. Vos 2004 (noot 24), 12.

A. Vos 2004 (noot 24), 15.

Van Velzen 2002 (noot 14), 9.

D. Frieling, ‘Voorwoord’, in: M. de Hoog, Lange lijnen in Nieuw-West, Amsterdam 2007, 7.

A. Herijgers en E. van Velzen, De naoorlogse stad. Een hedendaagse ontwerpopgave, Rotterdam 2001, 10.

Parels van Nieuw West. Cultuur-historisch waardevolle gebouwen van de Westelijke Tuinsteden in kaart gebracht, Amsterdam 2003.

J. Sporer, ‘Onbeschermd stadsgezicht van Slotermeer in Amsterdam’, Cuypersbulletin 17 (2012) 1, 16-26; J. Sporer, ‘Stedelijke vernieuwing en bescherming van het naoorlogse erfgoed in Amsterdam-Nieuw-West’, Cuypersbulletin 17 (2012) 2, 35-43; J. Sporer, ‘Waardering en bescherming van naoorlogs erfgoed’, Cuypersbulletin 17 (2012) 3 en 4; 17-31.

Mens 2019 (noot 1).

Zie: Stadszaken.nl: ‘Ruimte voor 15.000 woningen in Amsterdam Nieuw-West’. https://stadszaken.nl/artikel/2218/39-ruimte-voor-15-000-nieuwe-woningenin-nieuw-west-39 (geraadpleegd 15 mei 2020).

Gepubliceerd

2020-09-17

Citeerhulp

Mens, N. (2020). Waardering en stedelijke vernieuwing van de Westelijke Tuinsteden in Amsterdam. Bulletin KNOB, 119(3), 19–37. https://doi.org/10.7480/knob.119.2020.3.689

Nummer

Sectie

Artikelen

##plugins.generic.plaudit.displayName##