@article{van Kesteren-Lok_2022, title={Een Jagthuys in Die Haghe: Een zoektocht naar het Haagse hof van Floris IV}, volume={121}, url={https://bulletin.knob.nl/index.php/knob/article/view/764}, DOI={10.48003/knob.121.2022.4.764}, abstractNote={<p>Vanaf 1730 wordt het ontstaan van Den Haag en het Binnenhof toegeschreven aan een jachthuis dat zou zijn gebouwd door graaf Floris IV (1210-1234). In dit onderzoek staat dit ‘jachthuis van Floris IV’ centraal. Op basis van terminologisch onderzoek wordt uiteengezet waarom het begrip jachthuis/jachtslot niet passend is voor de vroegste fase van het Binnenhof. Dit begrip kwam pas vanaf de negentiende eeuw in zwang, toen nieuwe rijken gingen deelnemen aan de jacht. Daarnaast was er in het dertiende-eeuwse machtssysteem, waarbinnen heersers rondtrokken door hun gebied, nog geen behoefte aan jachthuizen; elke verplaatsing zorgde voor verse jachtgronden. Het lijkt onwaarschijnlijk dat in de dertiende eeuw al sprake was van verblijfplaatsen voor een specifieke functie zoals jacht of representatie; vaak sloot het één het ander niet uit.</p> <p>In dit artikel wordt ingegaan op de origine van het ‘jachthuisverhaal’. De eerste vermelding van Den Haag komt uit een oorkonde uit 1242. Hierin wordt gesproken van ‘die Haga’ (de haag), wat duidt op een omheind gebied voor de jacht. Volgens de chroniquer Jan Beke stichtte Willem II (1227-1256) in Den Haag een ‘paleis’ nadat hij in 1248 was gekroond tot rooms-koning. Hiervoor was er dus al een grafelijk jachtterrein in dit gebied. Begin zeventiende eeuw liet Den Haag zijn naam veranderen in ’s-Gravenhage, vermoedelijk werkte de connectie met de grafelijke jacht statusverhogend. Den Haag had geen stadsrechten en zocht daarom andere manieren om zich te profileren. In de eeuwen daarna was de jacht, en het bezit van een jachthuis, alleen bereikbaar voor de allerrijksten.</p> <p>Om tot een nieuwe definiëring te komen van het begin van het Binnenhof is onderzocht of de typologische kenmerken van zaalbouwen uit deze periode toepasbaar zijn op de eerste bouwfase. Het blijkt lastig de eerste bouwfase te reconstrueren. De middelste kelder onder de ‘Ridderzaal’ van het Grafelijke Zalencomplex is het enige overblijfsel uit deze periode. Door deze te vergelijken met andere verblijfplaatsen wordt duidelijk dat deze ruimte oorspronkelijk ook in gebruik is geweest voor opslag.</p> <p>Vergelijkend onderzoek naar andere hoven in en buiten het graafschap Holland lijkt te bevestigen dat er eind dertiende eeuw al huizen waren die grotendeels dienden als uitvalsbasis voor de jacht, zoals Bosvoorde dat al in 1270 als <em>domus veneratorum</em> (jachthuis) werd aangeduid. De aanwezigheid van het grafelijke jachtterrein maakt het waarschijnlijk dat het Binnenhof ook voor de jacht werd gebruikt, maar aan dit vroege hof werden ook officiële zaken afgehandeld. Vanaf 1248 werd de representatieve functie van het Binnenhof waarschijnlijk de belangrijkste, aangezien de term ‘paleis’ vaak alleen werd gebruikt voor een hoofdresidentie.</p>}, number={4}, journal={Bulletin KNOB}, author={van Kesteren-Lok, Judith}, year={2022}, month={dec.}, pages={6–19} }