Authenticiteit en authenticiteitsbeleving: de presentatie en receptie van museum Paleis Het Loo

Auteurs

  • Hanneke Ronnes University of Amsterdam, Humanities

DOI:

https://doi.org/10.7480/knob.109.2010.5.74

##submission.downloads##

Samenvatting

By means of two case studies this article centres on the question of authenticity in both the presentation and the reception of museum Het Loo. The restoration of the palace in the years 1977-1984 meant a return to the 17th century-situation, leading to the destruction of various later additions. The house was unplastered, lowered by one storey and refenestrated; the landscape garden was removed and replaced by a copy of the original classical garden. The less than enthusiastic responses can be explained - at least in part - by the fact that this was already an old-fashioned restoration practice at the time.

The two case studies presented here deal with recent changes in the presentation of the palace and the garden. The rooms once occupied by Queen Wilhelmina, which were moved at the time of the restoration from their original location to a lower floor, were rearranged a few years ago with the aim to give a more realistic impression of the past. With the help of a detailed photograph and a well-stocked depot, the early 20 th century situation of the rooms was accurately restored. Interestingly, the same approach was not adopted in the garden. The discovery of a basin (part of an ensemble consisting of a fountain, cascade and two 'resting places', which constituted the formal ending of the garden in the 17 th century), did not lead to a more realistic presentation of the past in the reconstructed garden.

Hence, in contrast to the recent museological policies adopted in the presentation of the palace, which veered in the direction of a higher level of authenticity, it was decided that the archaeological discovery in the garden should be followed by another reconstruction. Already outdated and contested in the 1970s, currently this approach seems even more anachronistic. Be that as it may, the plans met with little resistance. Reconstruction and 'staged authenticity' were thus favoured over preservation and ruin sensibility. This article argues that there is room for both approaches. Visitors have 'different horizons of expectations', they do not have one uniform museological preference: where some enjoy the reconstructed garden (the 'staged authenticity'), others wish to see a more authentic presentation.

The curators who have recently altered various spaces inside the house (the rooms dedicated to Wilhelmina and a chamber inhabited and decorated by her daughter Juliana) seem to have anticipated this dual palate on the part of the visitor; this development has not resonated in the Loo gardens.

Biografie auteur

Hanneke Ronnes, University of Amsterdam, Humanities

Dr. Hanneke Ronnes is universitair docent aan de Universiteit van Amsterdam, leerstoelgroep Cultuurgeschiedenis van Europa. Zij studeerde sociale en economisch geschiedenis, culturele antropologie en postmiddeleeuwse archeologie. Ronnes’ proefschrift getiteld Architecture and Élite Culture in the United Provinces, England and Ireland, 1500-1700, is gepubliceerd bij Pallas, Amsterdam University Press (2006).

Referenties

Dit artikel is een uitgewerkte presentatie voorgedragen tijdens de KNOB-conferentie Twee eeuwen koninklijke paleizen, Den Haag 2007.

De Amerikaanse socioloog Thorsten Veblen schreef eind negentiende eeuw over ‘demonstratieve consumptie’ (in: De theorie van de nietsdoende klasse, Amsterdam 1974 [eerste druk 1899], 78-101, 83).

Eind jaren zeventig van de 20ste eeuw was het Pierre Bourdieu die zijn zeer invloedrijke distinctietheorie ontwikkelde (P. Bourdieu, Distinction, London 1986 [eerste druk 1979]).

C.D. van Strien, British Travellers in Holland during the Stuart Period. Edward Browne and John Locke in The United Provinces, Leiden 1993, 153.

Lodewijk Napoleon heeft zich naar het schijnt intensief met de voortgang van deze ingrepen bemoeid (H.W.M. Van der Wyck, ‘Het Loo. De geschiedenis van een koninklijk domein’, Bulletin KNOB 75(1976), 183-248 (hier geciteerd: 216).

G.J. te Winkel (red.), ‘Voorname lotgevallen van J.D. te Winkel Catez M.: geboren den 13 Juny 1795 en den 21 gedoopt. Ongepubliceerd dagboek’, Staring Instituut, bewerkt omstreeks 1970, 35; J.B. van Asbeck en A.M.L.E. Erkelens, ‘De restauratie van de lusthof Het Loo’, Bulletin KNOB 75(1976), 199-148 (hier geciteerd: 128).

C.W. Royaards, De restauratie van het Koninklijk Paleis Het Loo, Den Haag 1972, 13.

D. Lowenthal, ‘Stewardship, Sanctimony and Selfishness - A Heritage Paradox’, in: K. Davies, J. Arnold, S. Ditchfield (red.), History and Heritage: Consuming the Past in Contemporary Culture, Shaftesbury 1998, 169-179 (hier geciteerd: 173).

R. Hewison, The Heritage Industry, London 1987, 98.

J. Urry, The Tourist Gaze, London 2006 [eerste druk 1990], 99.

A. Staring, ‘Het Loo gerestaureerd’, inleiding op: ’s Konings paleis en tuinen van Het Loo, Walter Harris, Den Haag 1985 [eerste druk 1699], 7-8 (hier geciteerd: 7).

C.L. Temminck Groll, ‘De restauratie van paleis en park Het Loo’, Bulletin KNOB 75(1976), 118.

Van der Wyck 1976, 235.

In Omstreden herstel (1987) betoogde Wim Denslagen op overtuigende wijze dat ‘terugrestaureren’ ook niet geheel onomstreden was in Nederland in de tijd van De Stuers en Cuypers (W. Denslagen, Omstreden herstel. Kritiek op het restaureren van monumenten. Een thema uit de architectuurgeschiedenis van Engeland, Frankrijk, Duitsland en Nederland (1779-1953), Den Haag 1987.

De 19de-eeuwse restauratie-ethiek werd afgeserveerd als te radicaal waarbij opnieuw gewezen werd op de afbraak van historische bouwlagen, en als een restauratiemethode die te zeer leunde op de fantasie van de restauratiearchitect. Hoewel men met het verstrijken van de tijd wat milder werd ten aanzien van de 19de-eeuwse voorgangers – ‘zij wisten niet beter in die tijd’ - was van een terugkeer naar hun methoden geen sprake. Zie bijvoorbeeld W. van Martin, Herleefde schoonheid: 25 jaar Monumentenzorg in Nederland, 1918 - 10 mei- 1943, Amsterdam 1945 en J.A.C. Tillema, Schetsen uit de geschiedenis van de Monumentenzorg in Nederland, Den Haag 1975.

‘Tweede Kamer der Staten-Generaal 13947 Nr. 1 Restauratie van Het Loo’, in Bulletin KNOB 75(1976), 152-164 (hier geciteerd: 162).

Het concept ‘stolp’ werd in deze betekenis al vroeg gebruikt, het werd in ieder geval al in 1902 gebezigd. W. Roenhorst, ‘Monumenten van natuur en schoonheid’, in: F. Grijzenhout (red.), Erfgoed: De geschiedenis van een begrip, Amsterdam 2007, 175-204 (hier geciteerd: 198). Het ‘biografie’-concept heeft pas in de laatste decennia een vlucht genomen, in Nederland met name sinds Jan Kolens dissertatie De biografie van het landschap. Drie essays over landschap, erfgoed en geschiedenis, Amsterdam 2005.

P. Rem, ‘Een nieuwe visie op de inrichting van de Salon van koningin Wilhelmina op Het Loo’, Bulletin KNOB 104(2005), 22-32 (hier geciteerd: 22).

A.W. Vliegenthart en A.M.L.E. Erkelens, Het Loo. Paleis en tuinen, Epe 1998.

Ibidem, 23-24.

Persoonlijk commentaar tijdens het symposium gehouden op Het Loo in juni 2008 ‘Hoe toekomstgericht is historisch ingericht?’.

R. van der Laarse, ‘De beleving van de buitenplaats. Smaak, toerisme en Erfgoed’, in: R. van der Laarse (red.), Bezeten van Vroeger. Erfgoed, Identiteit en Musealisering, Amsterdam 2005, 59-87 (hier geciteerd: 60).

De definitie van een huismuseum zoals die gehanteerd wordt door Demhist, het internationaal comité voor huismusea, luidt: “ The historic buildings, formerly inhabited, now open to the public, showing their original furniture and their collections of historical, cultural, national artifacts, preserving the spirit of their illustrious owners and strictly linked with the historic memory of a community, would be considered a special category of museums”. Website Demhist: http://demhist.icom.museum/forum.htm, geraadpleegd op 4 mei 2009. Het Loo zou tot de volgende categorieën huismusea onderscheiden door Demhist- gerekend kunnen worden: Personality house; Historic event house; Ancestral home; Power house. Het Loo zou bij toepassing van de typologie van Sherry Butcher-Youngans eveneens ingedeeld kunnen worden in verschillende categorieën huismusea, zoals die van de Documentary house (memoreert historische gebeurtenissen en bekende mensen) en de Representative historic house museum (huismusea van kunsthistorische waarde), (S. Butcher-Younghans, Historic house museums. A practical handbook for their care, preservation & management, Oxford 1993, 184-185.

‘Tweede Kamer der Staten-Generaal’, 159.

Persoonlijk commentaar van de directeur van Paleis Het Loo, Johan ter Molen, tijdens het symposium gehouden op Het Loo in juni 2008 ‘Hoe toekomstgericht is historisch ingericht?’.

Rem 2005, 23.

T. von der Dunk, ‘De moeizame vormgeving van het verleden’, Bulletin KNOB 105(2006), 108-122 (hier geciteerd: 117-118).

Zie voor een dergelijke puristische definitie: John Harris, Moving Rooms: The Trade in Architectural Salvages, New Haven/London 2007. Het begrip stijlkamer of period room wordt tegenwoordig meestal wat ruimer opgevat dan Rem in dit geval doet (2005, 23): als een gereconstrueerd interieur dat in meerdere of mindere mate authentiek is, en wat samenstelling betreft in meerdere of mindere mate oorspronkelijk is. De oorspronkelijkheid van “de samenstelling van de (roerende) inhoud en de ordening van die inhoud” verschilt kortom van stijlkamer tot stijlkamer (P. van Mensch, ‘Tussen narratieve detaillering en authenticiteit. Dilemma’s van een context- georiënteerde ethiek’, in: Interieurs belicht. Jaarboek Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zwolle/Zeist 2001, 46-55 (hier geciteerd: 54). P. van Mensch, ‘Context en authenticiteit’). De vertrekken op Het Loo worden bij gebruikmaking van dergelijke ruime definities vaak wel opgevat als stijlkamers.

Rem 2005, 23.

Zie voor een definitie van een ensemble het rapport ‘Van object naar samenhang: De instandhouding van ensembles van onroerend en roerend cultureel erfgoed’ (C. van Rappard e.a., 2004).

Von der Dunk 2006, 117.

D. Lowenthal, ‘Forging the past’, in: M. Jones (red.), Fake? The Art of Deception, London 1990, 16-22 (hier geciteerd: 17).

D. Lowenthal, ‘Authenticity? The dogma of self-delusion’, in: M. Jones (red.), Why fakes matter. Essay on the problems of authenticity, London 1992, 184–192 (hier geciteerd: 186); A.A.M. de Jong, De dirigenten van de herinnering: musealisering en nationalisering van de volkscultuur in Nederland 1815-1940, Nijmegen 2001; N. Ex, Zo goed als oud. De achterkant van het restaureren, Amsterdam 1993.

Ik sluit me hiermee aan bij Wim Denslagen die het ‘moderne spraakgebruik’ volgt om zo de zaken niet “ingewikkelder te maken dan ze zijn”. “Een replica”, aldus Denslagen, “kan dus nooit authentiek worden genoemd”. W. Denslagen. Romantische Modernisme: Nostalgie in de monumentenzorg, Amsterdam 2004, 115. Rob van der Laarse stelt dat erfgoed altijd draait om steeds ouder wordende objecten (die per definitie decontextualiseren) en om een verjongend publiek voor wie de ‘oorspronkelijke’ betekenis per definitie verloren gaat. Dit leidt tot inherente conflicten over het behoud van materiële authenticiteit door musealisering of monumentalisering versus de ‘productie’ van een authenticiteitsbeleving door enscenering, de oorsprong van ‘de dynamiek van de herinnering’. De oorlog als beleving. Over musealisering en enscenering van oorlogserfgoed, Reinwardt Memorial Lecture, te verschijnen in 2010.

In het vervolg zal ‘materiële authenticiteit’ opgevat worden als een pleonasme en zal dus slechts gesproken worden van ‘authenticiteit’.

D. MacCannell, The Tourist. A New Theory of the Leisure Class, California: 1999 [1976].

Erving Goffmans sociologische analyse van front stages en back stages indachtig, muntte MacCannell het begrip staged authenticity. Goffman maakte aan de hand van zijn dramaturgische benadering een onderscheid tussen het authentieke dat hidden away of back stage is, en de performance in de front region. E. Goffman, The Presentation of Self in Everyday Life, Edinburgh 1959.

Walter Harris, ’s Konings paleis en tuinen van Het Loo, Den Haag 1985 [eerste druk 1699], 16-18.

‘Tweede Kamer der Staten-Generaal’, 164; ‘Handelingen Tweede Kamer der Staten-Generaal’, 166-167, 170, 172-174, 179.

‘Handelingen Tweede Kamer der Staten-Generaal. Zitting 1975- 1976, 33, 17 juni 1976. 4716-4729, 4731’, in Bulletin KNOB 75(1976), 165-182 (hier geciteerd: 166-7).

Van der Wyck 1976, 234. Vliegenthart dacht hier anders over en beargumenteerde waarom er volgens hem ook nu al geen sprake meer was van een authentieke situatie: “De oorspronkelijke toestand van de landschapstuin zoals die zich in de 19e eeuw en in de eerste 70 jaren van deze eeuw over 650 ha rond het paleis uitstrekte bestaat niet meer in deze vorm, sedert Het Oude Loo met 24 ha daaromheen zijn nieuwe bestemming als pied à terre heeft gekregen en anderzijds het huis van prinses Margriet met omliggende tuinen een stuk van het park in beslag heeft genomen” (‘Tweede Kamer der Staten- Generaal’, 162).

Rem 2005, 31.

Ibidem, 23.

Ibidem, 25.

Ibidem, 32.

F. Karel, ‘Kamer Juliana mist eigenlijk wat rommel’, De Stentor, 10 juli 2006.

http://home.tiscali.nl/cb005680/tuinloo.htm

J.C. Bierens de Haan (red.), Reposoirs: De rustplaatsen van Paleis Het Loo. Sluitstuk van de tuinrestauratie, Apeldoorn 2009, 48.

R. Macaulay, Pleasures of Ruins, London1953; C. Woodward, In Ruins, London, 2002.

R. Barthes, The Death of the Author, New York 1977 [eerste druk, als artikel, 1967]

B.J. Pine II en J.H. Gilmore, ‘Museums & Authenticity’, Museum News 86(2007), 76-80, 92-93 (hier geciteerd: 76).

J. Huizinga, ‘Cultuurhistorische Verkenningen’, In: W.E. Krul (red.), De Taak der Cultuurgeschiedenis, Groningen 1995 [eerste druk 1929], 110.

W. Benjamin, Het kunstwerk in het tijdperk van zijn technische reproduceerbaarheid, Nijmegen 1985 [eerste druk 1936], 11-12.

R. Prentice, ‘Experiential Cultural Tourism: Museums & the marketing of the new romanticism of evoked authenticity’, Museum Management and Curatorship 19(2001), 5-26.

De directeur van Paleis Het Loo Ter Molen omschreef Paleis Het Loo als “een venster waardoor de Oranjes naar buiten treden”. Persoonlijk commentaar van de directeur van Paleis Het Loo, Johan ter Molen, tijdens het symposium gehouden op Het Loo in juni 2008 ‘Hoe toekomstgericht is historisch ingericht?’. Het is uiteraard niet moeilijk een oorsprongsverhaal (the offer of origins) voor de Nederlandse geschiedenis te koppellen aan het paleis dat gesticht werd door een Oranje. Bovendien kan de indruk ontstaan - en dit wordt niet ontmoedigd - als zou Het Loo nog steeds in Oranje bezit en dus een Oranje-paleis zijn. Dit als gevolg van het gebruik door de koninklijke familie van Het Loo bijvoorbeeld voor fotoreportages, vanwege het feit dat het huis van Prinses Margriet en Pieter van Vollenhoven gelegen is net buiten de formele tuin in het voormalige 19de-eeuwse landschapspark, door het verblijf van de Oranjes op Het Oude Loo, door de inrichting van de vertrekken in het museum, en vanwege het Oranje-georiënteerde tentoonstellingsbeleid.

Beide begrippen zijn afkomstig uit de hoek van de reception theory: Hans Robert Jauss muntte horizons of expectations; Stanley Fish interpretative communities.

‘Handelingen Tweede Kamer der Staten-Generaal’, 168, 178, 179.

‘Tweede Kamer der Staten-Generaal’, 163.

‘Handelingen Tweede Kamer der Staten-Generaal’, 169.

Tijdens het symposium gehouden op Het Loo in juni 2008 ‘Hoe toekomstgericht is historisch ingericht?’ merkte een van de conservatoren van Het Loo op dat de museale vraag: ‘Wat wil je publiek, en wat kun je met je huis’ vaak tot een onmogelijke ‘spagaat’ leidde.

'Tweede Kamer der Staten-Generaal', 162

Artikel 15 van het Charter van Venetië stelt: “All reconstruction work should however be ruled out “a priori.” Only anastylosis, that is to say, the reassembling of existing but dismembered parts can be permitted. The material used for integration should always be recognizable and its use should be the least that will ensure the conservation of a monument and the reinstatement of its form”.

‘Handelingen Tweede Kamer der Staten-Generaal’, 165-166. De reconstructie van bassin en rustplaatsen in de tuin van Het Loo kan op zijn gunstigst omschreven worden als een zeer ruime uitleg van artikel 15 van het verdrag van Venetië en artikel 21 van Wenen waarin reconstructies worden betwist en reversibiliteit noodzakelijk wordt geacht.

Gepubliceerd

2010-10-01

Citeerhulp

Ronnes, H. (2010). Authenticiteit en authenticiteitsbeleving: de presentatie en receptie van museum Paleis Het Loo. Bulletin KNOB, 109(5), 190–199. https://doi.org/10.7480/knob.109.2010.5.74

Nummer

Sectie

Artikelen

##plugins.generic.plaudit.displayName##