Zwolle townscapes by Jacobus Vrel
circa 1640-1660
DOI:
https://doi.org/10.48003/knob.124.2025.3.865##submission.downloads##

Samenvatting
Jacobus Vrel is known as the painter of over twenty townscapes from the period 1640-1660, which is to say shortly before the active period of such specialists of the genre as Jan van der Heijden, Gerrit Berckheyde and Jan Abrahamsz Beerstraten. However, nothing is known about Vrel himself, and until recently it had proved impossible to pinpoint the location of his townscapes. Now a step-by-step analysis of a limited number of pictures using building history indicators, maps and other historical tools, has made it possible to decipher many of the topographical and architectural elements of the townscape depicted by Vrel. They point to the northern part of the centre of Zwolle.
Although Vrel had scant mastery of mathematical perspective, his townscapes were convincing spatial compositions and while not intended as a topographical records, they clearly referred to a specific neighbourhood. The completely non-academic and nonidealized nature of his depictions also makes them interesting as authentic visual documents of street life in the medieval part of an East Netherlands town in the mid-seventeenth century.
Four townscapes can be placed near the town wall along Waterstraat, and two others on the corner of the Broeren- and Nieuwstraat. An interesting detail in this respect is that Vrel painted the same bakery eight times, and that four of those paintings show the same man, wearing a red cap and white shirt, looking out of the first-floor window. Three bakeries have an awning with a sign reading ‘this house is for rent’. Historical research has revealed that the bakery belonged to a certain Reijner Gerrijts, who also owned a rental property located next door on the street corner beneath a continuous tiled roof. According to hearth tax records, that property stood vacant in 1641. This unique piece of information led to the precise location of the bakery and to the names of the baker and the tenant.
Referenties
Dit artikel gaat voor een deel terug op B. Bakker en D.J. de Vries, ‘Jacobus Vrel in Zwolle’, in: B. Ebert, C. Tainturier en Q. Buvelot (red.), Jacobus Vrel. Searching for Clues to an Enigmatic Artist, München/Parijs/Den Haag 2021, 75-89 (tent.cat., ook edities in het Duits en het Frans). In dat artikel werd aangetoond dat ten minste drie door Vrel geschilderde composities gedeelten weergeven van de stad Zwolle.
Zie Woordenboek der Nederlandsche Taal, Instituut voor de Nederlandse Taal, ivdnt.org, s.v. ‘stad’.
Zie bijv. B. Gerlagh (red.), Kijk Amsterdam 1700-1800. De mooiste stadsgezichten, Amsterdam/Bussum 2017. Als zelfstandige term komt het woord ‘stadgezigt’ vrijwel zeker pas voor in 1800, in de veilingcatalogus van verzamelaar Cornelis Ploos van Amstel; zie B. Bakker, ‘Cornelis Ploos van Amstel en het stadsgezicht als kunst’, in: Gerlagh 2017, 20-33, i.h.b. 25.
Zie B. Bakker, ‘“Conterfeitsels” en “perspectiven”. Het stadsgezicht in de Hollandse schilderkunst van de zeventiende eeuw’, in: A. van Suchtelen en A.K. Wheelock (red.), Hollandse stadsgezichten uit de Gouden Eeuw, Den Haag/Washington 2008, 34-35. Voor zover het Zwolle betreft, zijn de belangrijkste picturale bronnen enkele werken van Johannes Gerritsz van Cuylenburgh, Gerard Terborch en Abraham Beerstraten.
De kunsthistoricus die er grotendeels in slaagde Vrels oeuvre te scheiden van dat van Johannes Vermeer en diens omgeving was Cornelis Hofstede de Groot. Zie C. Tainturier, ‘In Search of Jacobus Vrel. The Reception of the Artist and his Work from the Seventeenth Century to the Present Day’, in: Ebert, Tainturier en Buvelot 2021 (noot 1), 23-39, i.h.b. 30-31.
Zie P. Klein, ‘The Dendrochronological Analysis of Panel Paintings by Jacobus Vrel’, in: Ebert, Tainturier en Buvelot 2021 (noot 1), 128-133.
Met dank aan Quentin Buvelot (schriftelijke mededeling d.d. 14 maart 2025).
Zie P. Bakker, ‘Who was Jacobus Vrel?’, in: Ebert, Tainturier en Buvelot 2021 (noot 1), 41-47.
Zie voor een overzicht B. Ebert, C. Tainturier en Q. Buvelot, ‘The Mystery of Vrel’, in: Ebert, Tainturier en Buvelot 2021 (noot 1), 13-23.
Jans herkende de Zwolse stadsmuur op het schilderij in Hamburg (afb. 1). Zie E. Jans, Burgerhuizen tussen IJssel en Eems, Zutphen 1989, 64 en 66.
F.J.P.M. Kwaad, De oorsprong van de trapgevel, kwaad.net/Trapgevels.html E.H. E.J. Haslinghuis en H. Janse, Bouwkundige termen. Verklarend woordenboek van de westerse architectuur- en bouwhistorie, Leiden 1997, 184-185. Onderscheidbaar is de middeleeuwse afdekking van de trappen met ezelsruggen en de jongere variant met platen natuursteen. Onder invloed van het internationale classicisme en de lokale wet- en regelgeving zijn sinds de late zeventiende eeuw in heel Nederland topgevels, pothuizen en luifels steeds meer verdwenen of vervangen.
Voor Den Bosch, zie A. van Drunen, ’s-Hertogenbosch van straet tot stroom, Zwolle/Zeist 2006, 33 en 53.
In Zwolle werden deze in de late middeleeuwen ‘keselingen’ genoemd, in Utrecht ‘keselsteens’, respectievelijk afkomstig uit Zuidwest-Friesland en Zeist/Het Gooi, zie D.J. de Vries, De handel en wandel van bouwmaterialen in de late middeleeuwen (doctoraalscriptie), Utrecht 1984, 34. Op diverse zeventiende-eeuwse stadsgezichten van Zwolle is dit type bestrating, veldkeien in combinatie met een rechthoekig patroon van grotere veldkeien te zien, bijvoorbeeld op de Grote Markt op de voorgrond van de torenbrand van Jan Grasdorp in 1669. Het laatste intacte plaveisel van veldkeien lag in de twintigste eeuw nog ten westen van de Broerenkerk in Zwolle, maar is recent geruimd.
Zie I. Damen, Van leegte naar moderne stadsstraat. Ontwikkelingen in de Haarlemse straatinrichting 1850-1930 (masterscriptie), Amsterdam 2019, 10-17.
Zie H. Janse, Vensters, Nijmegen 1971, 14-15. De bovenkant van de panelen wordt bij Vrel – en bij bewaard gebleven oud glas – meestal afgesloten door boogjes of driehoeken; midden in het paneel kan een decoratief medaillon opgenomen zijn.
Bijvoorbeeld te zien op het schilderij van de Blijmarkt te Zwolle van J.G. (van) Cuylenburg uit ca. 1658 in de collectie van Museum ANNO. De bestrating bestaat daar eveneens uit veldkeien, maar dan zonder de voornoemde rechte banen die te zien zijn bij Vrel.
Ebert, Tainturier en Buvelot 2021 (noot 1), cat.nr. 21-34. Diverse stadsgezichten van Vrel laten in twee varianten vensterluiken zien met een diagonale, uitwendige beschildering in wit en donker: boven en onder wit op cat.nrs. 7, 12, 13, 18; boven en onder donker: 2, 4, 9, 15, 16, 17. In Zwolle komen tegenwoordig variaties in wit en (licht)blauw voor, maar vooralsnog is niet bekend of die toepassing al in de zeventiende eeuw bestond.
Met dank aan Bernd Adam en Torsten Albrecht, schriftelijke mededeling van T. Albrecht aan Boudewijn Bakker, 14 april 2020.
Ebert, Tainturier en Buvelot 2021 (noot 1), resp. cat.nrs. 11 en 10.
J. Wagner en H. Stege, ‘The Examination of Selected Panels by Jacobus Vrel using Imaging Methods’, in: Ebert, Tainturier en Buvelot 2021 (noot 1), 136-148, 140 waar te zien is dat de schoorsteen een overschildering is van het ooievaarsnest. Dit is reden om te vermoeden dat deze versie voorafgaat aan die in Hamburg.
De traptoren bevindt zich hier aan de westkant; bij de eveneens bewaarde/gerestaureerde Pelsertoren met gekanteeld platform aan de oostzijde. Beide torens zijn aan de stadszijde vlak i.t.t. de Zwanentoren die een knik had wegens de bocht in de straat. De ingang van de traptoren zat ten westen naast die knik.
Zie H. Janse en Th. van Straalen, Middeleeuwse stadswallen en stadspoorten in de Lage Landen, Zaltbommel 1974, 18-19.
Dit gebeurde onder leiding van architect Th.G. Verlaan op basis van een teruggevonden originele stijl die verderop in de Waterstraat 27-29 aangetroffen is.
De Vries en Bakker 2022 (noot 1), 80.
Volgens het dendrochronologisch dateringsonderzoek verschillen de oudste en jongste schilderspanelen met een bakkerij namelijk twintig jaar. Zie Klein 2021 (noot 6), 131-132. Cat.nr. 1 uit 1633(d) toont links de sterk verkorte bakkerij, niet nabij een hoek maar in de rij met een enkel kruisvenster op de verdieping plus een extra verdieping en tuit als top. De jongste bakkerij is die van cat.nr. 11 uit 1653 (d), afb. 5.
De Waterstraat is de huidige Melkmarkt, die samen met de Grote Markt aan de Grote Aa lag en respectievelijk in de negentiende eeuw en in de late middeleeuwen overkluisd werd.
In 1653 blijkt de bakkerij nog steeds drie vuursteden te bezitten, maar is het huis overgegaan naar bakker Hendrick Jansen. Het aansluitende pand met één schoorsteen staat dan op naam van Jan Lambertsz, maar wordt niet meer als huurhuis vermeld en is kennelijk vóór dat jaar al verkocht. Zie CO, resp. 0700-9268, 0700-9276 en 0700-9288.
CO Zwolle, 0700-9267.
De Generale Index van de Collectie Overijssel meldt dat Truijchin of Truiken Jans, de vrouw van Wolter Willems, maart 1641 belijdenis deed. Samen kregen zij kinderen: Willem (gedoopt 2 juli 1639), Gerrit (18 januari 1642) en Jenneken (12 augustus 1645). Wolter Willems zijn weduwe Truichie Jans, wonende in de Bruerenstraat, gaat 14 februari 1657 in ondertrouw met Jan Dercksen Rieters en trouwt 4 maart 1657 met hem. Jan Derksen Rieters woonde toen in de Wolweverstraat.
CO Zwolle, 0700-9266.
Klein 2021 (noot 6), in 1644, 1646 en 1653.
Waarvan helaas geen vermelding aangetroffen. Zijn weduwe hertrouwde in 1657 met Jan Derksen Rieters, zie noot 24, woonachtig in een straat waar veel wevers woonden.
De voormalige bakkerij bevond zich toen ter plaatse van nummer 752 en het kleinere (voormalige) huurhuis op de hoek heeft nummer 755.
Het mansardedak is een gebruikelijke vorm van rond 1900. Zie A. Pfeifer e.a., Op de kop gekiekt. Zwolle in luchtfoto’s, Zwolle 1976, 15.
Ebert, Tainturier en Buvelot 2021 (noot 1), resp. cat.nrs. 12 en 13.
Op het schilderij is het traptorentje niet te zien, dat – net als bij de Zwanentoren – aan de westkant op de toren stond, dus niet zoals Blaeu suggereert aan de oostkant.
In de catalogus zijn dat de nrs. 12 uit circa 1658 en 13 uit 1672, beide dendrochronologisch gedateerd. De datering 1672 voor nr. 13 is opmerkelijk laat, aangezien de andere panelen niet jonger zijn dan circa 1660; dit paneel kan op z’n vroegst uit 1662 dateren. Zie Klein 2021 (noot 6), 133. De (ruime) marge heeft met het aantal te schatten ontbrekende spinthoutringen te maken.
Het pand rechts op het schilderij staat niet op de hoek van de (dichter bij de Librije gelegen) Vosjessteeg, want dat lag met de nok evenwijdig aan de Waterstraat in plaats van haaks daarop. In het hoekpand aan de Vispoortenplas was een vijftiende-eeuws houtskelet verwerkt waarvan de (bewaard gebleven) moerbalken haaks op de lange gevel aan de Vispoortenplas staan.
W. Bloemink en A. Hemmes, ‘Ontstaan en geschiedenis van het Noordereiland en de Thorbeckegracht’, in: D.J. de Vries en H. Kranenborg (red.), Onzichtbaar Zwolle. Archeologie en bouwhistorie van de stad, Zwolle 2015, 170-195.
Zie voor vergelijkbare maar merendeels opzichzelfstaande schilderijen uit de periode voor 1660: Ebert, Tainturier en Buvelot 2021 (noot 1), Jacobus Vrel, 52-56 (afb. 2-6 en 8-9), en Bakker 2008 (noot 2), afb. 27-30, 37, 43-44 en de cat.nrs. 26, 28-30, 33-34, 39, 42-43, 51-52.
Gepubliceerd
Citeerhulp
Nummer
Sectie
Artikelen
Licentie
Copyright (c) 2025 Dirk J. de Vries, Boudewijn Bakker

Dit werk wordt verdeeld onder een Naamsvermelding 4.0 Internationaal licentie.