Eise Eisinga was hier
De afnemende authenticiteit van het Planetarium in Franeker rond 1900
DOI:
https://doi.org/10.48003/knob.121.2022.2.745##submission.downloads##
Samenvatting
Between 1774 and 1781, Eise Eisinga built an orrery in his house in Franeker. This instrument was and is commonly referred to as a planetarium, although it also gives information about the sun, the moon and the main constellations. I use the term ‘instrument’ for the machinery above the ‘planetarium room’ and the boxbed together with the dials on the ceiling and the wall containing the box-bed (bedsteewand). I use the term ‘Planetarium’ for the institution, that is the building with everything in it. The machinery, the ceiling, and the bedsteewand have been nominated for UNESCO world heritage status this year.
The aim of this article is to discuss the authenticity of the Planetarium: which parts are authentic – that is, from the time of Eisinga – which have been altered, and how were any alterations supervised? The article concentrates on the period around 1900, when the conservation of monuments had just been institutionalized, but the general principle of preferring ‘preservation over alteration’ had not yet been widely accepted. The primary sources are the annual reports on the state of maintenance by government architect Jacobus van Lokhorst.
Eisinga had sold the Planetarium to the national government in 1826. In order to save money, the government gave it to the municipality of Franeker in 1859. When it was suspected that the municipality was not meeting the first condition of the agreement – to maintain the instrument at all times – Van Lokhorst was tasked with the supervision of the Planetarium by the Minister of the Interior in 1882.
We know that the instrument was repaired a couple of times, but the exact nature of the alterations is unknown, because Van Lokhorst barely mentions them in his reports. He had to leave the supervision of the instrument to the caretaker and a clockmaker, because he was out of his depth. The only parts of the ‘planetarium room’ that remained authentic around 1900 are the ceiling and the bedsteewand. After the instrument had come to a standstill several times, a stove had to be installed to decrease the humidity in the room. That is why in 1890 the windows were replaced to make room for a chimney. The rest of the room was turned into a period room on the advice of Van Lokhorst and with permission of the Minister of the Interior: the walls were whitewashed and, a year later, the floor was tiled. The tile wainscoting dates from 1895.
The conclusion is that the authenticity of the Planetarium decreased around 1900. This should not affect the UNESCO nomination. Repairs to the machinery were only to be expected, and the ceiling and the bedsteewand appear to be authentic. However, a world heritage site attracts more visitors, all of whom have to be facilitated. How will this affect the authenticity of the Planetarium in the future?
Referenties
‘Binnenland’, Het Vaderland, 30 december 1881.
A. Dijkstra, De hemelbouwer. Een biografie van Eise Eisinga, Gorredijk 2021, 55-83. Na de voltooiing bracht Eisinga nog enkele wijzigingen aan: hij hing twee vergulde bollen (de zon en de aarde) aan het plafond, verplaatste twee wijzers van de pilasters boven de bedstede naar het plafond en paste de omlooptijden van een aantal planeten aan. Ik bedank Dijkstra voor het lezen van het manuscript van dit artikel en de archivarissen Jan Metzlar en Femke Houweling-Wijnia voor hun hulp bij mijn onderzoek in het Gemeentearchief Waadhoeke (GAW) in Franeker.
E. Eisinga, ‘Beschrijving van het Planetarium’, in: E. Havinga, W.E. van Wijk en J.F.M.G. d’Aumerie, Planetariumboek Eise Eisinga, Arnhem 1928, 252-253. De originele, in tweevoud opgemaakte beschrijving is in bezit van het Koninklijk Eise Eisinga Planetarium en bevindt zich in het GAW.
Havinga, Van Wijk en d’Aumerie 1928 (noot 3).
E. Havinga, ‘Het Leven en de Werken van Eise Eisinga’, in: Havinga, Van Wijk en d’Aumerie 1928 (noot 3), 67-71; H. Terpstra, Friesche sterrekonst. Geschiedenis van de Friese sterrenkunde en aanverwante wetenschappen door de eeuwen heen, Franeker 1981, 245-249.
Er wordt alleen een alinea aan het Planetarium gewijd in P.C.J.A. Boeles, ‘De Franeker Monumenten’, Bulletin KNOB tweede serie, 5 (1912), 107; C. Boschma, ‘Musea en oudheidkamers in Friesland. Geschiedenis en actualiteit’, Bulletin KNOB 69 (1970) 2, 90.
A. Dijkstra, Het Planetarium en Eise Eisinga, ongepubliceerd rapport 2019; S. Gessner, Eisinga’s planetarium. An outstanding astronomical mechanism of the 18th c., ongepubliceerd rapport 2020; B.P. Tuin, Geschiedenis van het pand Eise Eisingastraat 3 te Franeker, opgepubliceerd rapport 2020; F.J. van der Waard, Franeker, Eise Eisingastraat 3. Bouwhistorische verkenning en waardestelling, ongepubliceerd rapport 2020. Deze rapporten zijn te raadplegen in het Koninklijk Eise Eisinga Planetarium. Het rapport van kleurhistorisch onderzoeker Hinke Sigmond over het schilderwerk van de planetariumkamer was nog niet beschikbaar tijdens het schrijven van dit artikel.
Operational Guidelines for the Implementation of the World Heritage Convention, 31 juli 2021, p. 31, gepubliceerd op whc.unesco.org/en/guidelines/ (geraadpleegd 3 januari 2022). Voor het thema authenticiteit, met verdere literatuurverwijzingen, zie Bulletin KNOB 119 (2020) nr. 4.
Nationaal Archief (NA), toegang 2.04.13, Ministerie van Binnenlandse Zaken, afdeling Kunsten en Wetenschappen 1875-1918, inv.nr. 2301, ‘Stukken betreffende het toezicht op het onderhoud van het Planetarium van Eyse Eysinga in Franeker door de gemeente aldaar, 1882-1918’.
E. Havinga, ‘Lijst van voorwerpen en geschriften van en over Eise Eisinga, in chronologische volgorde’, in: Havinga, Van Wijk en D’Aumerie 1928 (noot 3), 204-206. De originele koopakte ligt in Tresoar, toegang 26, Notarieel archief, inv.nr. 76039, Jan Karel Kutsch’ minuutakten 1826, aktenr. 258. Volgens o.a. Dijkstra 2021 (noot 2), 173 is het Koninklijk Besluit van 28 december 1825, maar in werkelijkheid is het van 20 december 1825.
W. Eekhoff, ‘Het leven van Eise Eisinga en beknopte geschiedenis van zijn Planetarium’, in: J.H. van Swinden, Beschrijving van het Rijks-Planetarium te Franeker, van 1778 tot 1780 [sic] uitgedacht en vervaardigd door Eise Eisinga, Schoonhoven 1851, 43. Het is geen toeval dat de werkzaamheden precies om de tien jaar plaatsvonden, want in Eisinga 1928 (noot 3), 254, staat ‘dat het Werktuig alle 10 Jaar wel eens uit malkaar genomen mag worden, om Afgestoft schoon gemaakt en gesmeerd te worden’.
Kamerstuk 1844-1845, nr. XXI.18, p. 705. De kosten voor het onderhoud van het Planetarium werden na de opheffing van het Athenaeum overgebracht van afdeling IV (Onderwijs) naar afdeling V (Kunsten en Wetenschappen) van hoofdstuk V (Binnenlandse Zaken).
Handelingen Tweede Kamer 1851-1852, 15e vergadering, 24 oktober 1851, p. 105. Voor het overheidsbeleid ten aanzien van de kunsten tot 1873, zie M. Beek e.a., ‘Voorwoord’, in: Victor de Stuers, Holland op zijn smalst, Bussum 1975, 20-25. Door veel historisch onderzoek is vastgesteld dat Willem I een financiële chaos achterliet die grote bezuinigingen noodzakelijk maakte. De resultaten zijn recent samengevat in A. van der Woud, De Nederlanden. Het lege land, 1800-1850, Amsterdam 2022, 484-488.
Kamerstuk 1858-1859, nr. XCVII .3, p. 1012.
(Staatsblad no. 46.) Wet van den 3den Junij 1859, tot afstand van het planetarium van J. Eysinga, te Franeker.
Tuin 2020 (noot 7), 28, 62. Volgens Terpstra 1981 (noot 5), 245 zat het telegraafkantoor van 1860 tot 1874 in de opkamer, maar volgens Tuin valt uit de archiefstukken niet op te maken of het kantoor in de gang of in de opkamer van het voorhuis zat en verhuisde het kantoor in 1870 of 1874 naar een nieuw gebouw aan de Groenmarkt 12.
‘Binnenland’ 1881 (noot 1).
NA 2.04.13, inv.nr. 2301, brief T. aan referendaris der afdeling Kunsten & Wetenschappen [V.E.L. de Stuers], 14 januari 1882. Dit was het antwoord op een onder het krantenknipsel gekrabbelde vraag van De Stuers: ‘De heer [C.] Telders gelieve op te zoeken wat er is gecorrespondeerd met ’s Konings Comm[issari]s in Friesland over het beheer van het Planetarium. Circa 1876. de S.’
NA 2.04.13, inv.nr. 2301, brief minister [W. Six] aan commissaris van de Koning [B.Ph. baron van Harinxma thoe Slooten], 4 februari 1882.
Voor het begin van de monumentenzorg in Nederland, met verdere literatuurverwijzingen, zie W. Krul, ‘Vooruitgang en verlies. Het moeizame begin van de Nederlandse monumentenzorg’, De Negentiende Eeuw, themanummer Verdwenen in de negentiende eeuw 29 (2005) nr. 1, 3-21.
NA 2.04.13, inv.nr. 2301, brief commissaris van de Koning [B.Ph. baron van Harinxma thoe Slooten] aan minister [C. Pijnacker Hordijk], 27 februari 1882. A. van Hooff was op dat moment waarnemend hoofdingenieur.
NA 2.04.13, inv.nr. 2301, brief minister [C. Pijnacker Hordijk] aan rijksbouwkundige, 15 maart 1882. Voor Van Lokhorst, met verdere literatuurverwijzingen, zie P.T.E.E. Rosenberg, ‘Van Lokhorst, bloemetje van den kouden grond’, in: C. van der Peet en G. Steenmeijer (red.), De Rijksbouwmeesters. Twee eeuwen architectuur van de Rijksgebouwendienst en zijn voorlopers, Rotterdam 1995, 235-265.
NA 2.04.13, inv.nr. 2301, brief minister [J. Heemskerk Azn.] aan rijksbouwkundige, 26 juli 1884; brief rijksbouwkundige aan minister, 1 oktober 1884.
NA 2.04.13, inv.nr. 2301, brief minister [W. Six] aan commissaris van de Koning [B.Ph. baron van Harinxma thoe Slooten], 4 februari 1882. Het schrijven in de kantlijn is van de minister, want het is met dezelfde paraaf ondertekend als de brief. Er is overigens nog een reden waarom het werktuig niet zomaar kan worden verplaatst: het is ontworpen voor de breedtegraad van Franeker. (Het werktuig geeft ook de lokale tijd, de tijd van de lengtegraad van Franeker, aan, maar die kan worden aangepast.)
NA 2.04.13, inv.nr. 2301, brief rijksbouwkundige aan minister [J.P.R. Tak van Poortvliet], 12 december 1891; 9 januari 1893; 28 december 1893. Er is veel geschreven over (de complexiteit van) het werktuig, maar de volgende publicaties blijven maatgevend: Terpstra 1981 (noot 5), 251-283; H. Noordmans, Het Eise Eisinga Planetarium binnenste buiten. Beschrijving van het planetarium van Eise Eisinga aan de hand van tekeningen en afbeeldingen, Franeker 1995; E. Eisinga, (bewerkt en voorzien van tekeningen en toelichtingen door) H. Noordmans, Volledige beschrijving van het Planetarium te Franeker en van de plannen voor de bouw van een tweede ‘Hemisphaerium en Planetarium’, Franeker 1997.
NA 2.04.13, inv.nr. 2301, brief rijksbouwkundige aan minister [J. Heemskerk Azn.], 7 januari 1887.
GAW, toegang Archief van het stadsbestuur of sedert 1851 gemeentebestuur van Franeker, inv.nr. 4091, Rekeningen van ontvangsten en uitgaven van Franeker 1883-1888, verzamelstaat van bevelschriften 1887, hst. V, art. 148, bevelschr. 629; inv.nr. 4230, Kwitanties en verdere bijlagen van de rekeningen 1887, bevelschrift van betaling bij rekening 629. Van Lokhorst schreef dat het werk in 1886 was gebeurd, maar Van der Meulen werd dus uit de begroting voor 1887 betaald.
NA 2.04.13, inv.nr. 2301, brief rijksbouwkundige aan minister [J. Heemskerk Azn.], 1 oktober 1884; 2 maart 1886; 7 januari 1887; 23 december 1887.
NA 2.04.13, inv.nr. 2301, brief rijksbouwkundige aan minister [Æ. Baron Mackay], 8 januari 1889.
Vgl. C.P. Krabbe, ‘Monumenten: architectonische overblijfselen’, in: F. Grijzenhout (red.), Erfgoed. De geschiedenis van een begrip, Amsterdam 2007, 168-171 over stijlkamers.
NA 2.04.13, inv.nr. 2301, brief rijksbouwkundige aan minister [J. Heemskerk Azn.], 2 maart 1886; 23 december 1887. Van Lokhorst doelde op de (nog altijd aanwezige) tegels in de linkerkast van de bedsteewand.
NA 2.04.13, inv.nr. 2301, brief rijksbouwkundige aan minister [J. Heemskerk Azn.], 7 januari 1887; 23 december 1887. In de marge van de laatste brief staat met potlood geschreven: ‘Tegeltjes zijn [onleesbaar] echt friesch.’ Tuin 2020 (noot 7), 31 vermoedde al dat de kamer werd gereconstrueerd op basis van onder andere de gravure van Sannes.
NA 2.04.13, inv.nr. 2301, brief minister [J. Heemskerk Azn.] aan commissaris van de Koning [B.Ph. baron van Harinxma thoe Slooten], 30 december 1887.
NA 2.04.13, inv.nr. 2301, brief rijksbouwkundige aan minister [J. Heemskerk Azn.], 3 februari 1888; Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, tek.nr. BT-005530, ‘Schetsteekening van het Planetarium te Franeker’.
A.J.C. van Leeuwen, De maakbaarheid van het verleden. P.J.H. Cuypers als restauratiearchitect, Zwolle/Zeist 1995, 155-160.
Het debat tussen deze twee stromingen staat centraal in W.F. Denslagen, Omstreden herstel. Kritiek op het restaureren van monumenten. Een thema uit de architectuurgeschiedenis van Engeland, Frankrijk, Duitsland en Nederland (1779-1953), ’s-Gravenhage 1987.
NA 2.04.13, inv.nr. 2301, brief rijksbouwkundige aan minister [Æ. Baron Mackay], 8 januari 1889.
NA 2.04.13, inv.nr. 2301, brief rijksbouwkundige aan minister [Æ. Baron Mackay], 8 januari 1889. Van Lokhorst gebruikte de term restauratie, die in de negentiende eeuw min of meer een synoniem was voor reconstructie.
NA 2.04.13, inv.nr. 2301, brief burgemeester en wethouders van Franeker aan commissaris van de Koning [B.Ph. baron van Harinxma thoe Slooten], 4 februari 1889. Eind 1896 wilde de gemeenteraad ‘met het oog op den slechten toestand der gemeentefinanciën’ de zilveren globebeker aan een Amsterdamse handelaar verkopen voor 14.000 gulden (‘Binnenland’, Het Vaderland 19 december 1896). De verkoop werd kort na de jaarwisseling bij Koninklijk Besluit verboden: (Staatsblad no. 43.) Besluit van den 4den Januari 1897, tot schorsing van het besluit van den gemeenteraad van Franeker van 16 December 1896, tot verkoop van den op het raadhuis aldaar berustenden globebeker van 1607. De beker bevindt zich nu in de collectie van Museum Martena in Franeker.
NA 2.04.13, inv.nr. 2301, brief rijksbouwkundige aan minister [Æ. Baron Mackay], 11 maart 1889.
NA 2.04.13, inv.nr. 2301, brief rijksbouwkundige aan minister [Æ. Baron Mackay], 11 januari 1890.
NA 2.04.13, inv.nr. 2301, brief rijksbouwkundige aan minister [Æ. Baron Mackay], 11 januari 1890.
Tuin 2020 (noot 7), 31. Voor de aanbestedingsresultaten: ‘Leeuwarden, 3 April’, Leeuwarder Courant, 4 april 1890.
GAW, toegang Stadsarchieven, inv.nr. 5003, Voorwaarden van Aanbesteding van eenige onderhoudswerken aan de gemeente- gebouwen etc. te Franeker. Dienst 1890, 11-13. Tuin 2020 (noot 7), 31n96 wijst erop dat de bijbehorende detailtekeningen ontbreken.
NA 2.04.13, inv.nr. 2301, brief commissaris van de Koning [B.Ph. baron van Harinxma thoe Slooten] aan minister [A.F. de Savornin Lohman], 14 januari 1891.
NA 2.04.13, inv.nr. 2301, brief rijksbouwkundige aan minister [A.F. de Savornin Lohman], 19 december 1890; aan minister [J.P.R. Tak van Poortvliet], 12 december 1891.
NA 2.04.13, inv.nr. 2301, brief rijksbouwkundige aan minister [S. van Houten], 17 december 1895; 24 december 1896. De rijksbouwkundige had op 13 december 1894 aan de minister geschreven dat de planetariumkamer was verrijkt met ‘een klein stilstaand planetarium afkomstig van en vervaardigd door Eise Eisinga’. Hij bedoelde het door Eisinga ontworpen, maar door Willem Jans Jansen vervaardigde demonstratieplanetarium. Het staat niet op de oudste foto, wat zou kunnen betekenen dat deze vóór 1895 is gemaakt.
Vriendelijke mededeling W. Annema, 25 januari 2021.
NA 2.04.13, inv.nr. 2301, brief J. Fogteloo en J. Eisinga aan minister [J.P.R. Tak van Poortvliet], 28 januari 1893. Volgens Tuin 2020 (noot 7), 27 betaalde iedere bezoeker ongeveer 25 cent. Dat zou betekenen dat er circa 600 bezoekers per jaar kwamen, dus iedere dag een à twee.
NA 2.04.13, inv.nr. 2301, brief burgemeester en wethouders van Franeker aan rijksbouwkundige, 23 april 1900; brief rijksbouwkundige aan minister [A. Kuyper], 23 december 1901.
NA 2.04.13, inv.nr. 2301, brief rijksbouwkundige aan minister [H. Goeman Borgesius], 23 december 1897.
Gessner 2020 (noot 7), 42. Het gaat om rad 68 en 81. Hemmes is in Terpstra 1981 (noot 5), 265 al als een van de uurwerkmakers van het Planetarium geïdentificeerd.
GAW, toegang Archief van het stadsbestuur of sedert 1851 gemeentebestuur van Franeker, inv.nr. 4263, Kwitanties en verdere bijlagen van de rekeningen 1898, bevelschrift van betaling bij rekening 581.
GAW, toegang Archief van het Stadsbestuur of sedert 1851 Gemeentebestuur van Franeker, inv.nr. 3355, gemeenteraadsnotulen 1909-1918, vergadering 9 december 1909; 10 februari 1910. Volgens Terpstra 1981 (noot 5), 245 kreeg Hiltje na het overlijden van Jacob Fogteloo in 1910 toestemming om in het Planetarium te blijven wonen, maar hij overleed pas in 1916: Tresoar, toe-inv.nr. 3045, overlijdensregister 1916, aktenr. 136.
Rosenberg 1995 (noot 22), 240. De rijksbouwkundige heette officieel J.A.W. Vrijman, maar presenteerde zich als J.A. Vrijman.
NA 2.04.13, inv.nr. 2301, brief rijksbouwkundige aan minister [Th. Heemskerk], 31 december 1910.
NA 2.04.13, inv.nr. 2301, brief rijksbouwkundige aan minister [P.W.A. Cort van der Linden], 16 januari 1918.
Tuin 2020 (noot 7), 33. Er zijn geen stukken over het Planetarium in NA, toegang 2.14.45, Archief van het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, afdeling Kunsten en Wetenschappen, 1918-1940, inv.nr. 287 Stukken betreffende bemiddeling bij verkrijging, beheer, afstoting en subsidiëring van nietrijksmonumenten, Franeker 1921-1939.
Terpstra 1981 (noot 5), 247.
Van der Waard 2020 (noot 7), 75.
Terpstra 1981 (noot 5), 247. De kruiskozijnen uit 1890 zijn teruggeplaatst.
H. Noordmans (samenst.), Restauratie van het raderwerk van het Eise Eisinga Planetarium te Franeker. Restauratierapport, maart-oktober 1997, ongepubliceerd rapport 1997, ii, 1, 16-17. De gasblusinstallatie wordt niet in dit rapport genoemd, maar wel in Eise Eisinga Planetarium. Jaarverslag 1997, 5-6.
D. Sobel, Longitude. The True Story of a Lone Genius Who Solved the Greatest Scientific Problem of His Time, Londen 1996, 108. Eisinga wordt met Harrison vergeleken in J.H. van Swinden, Beschryving van een konststuk, verbeeldende een volleedig beweeglyk hemels-gestel, uitgedagt en vervaardigd door Eise Eisinga, Franeker 1780, iv-v.
Gepubliceerd
Citeerhulp
Nummer
Sectie
Artikelen
Licentie
Copyright (c) 2022 Sieger Vreeling
Dit werk wordt verdeeld onder een Naamsvermelding 4.0 Internationaal licentie.