Bouwen in turbulente tijden. Het werk van Ingenieurs-Bureau Ingenegeren-Vrijburg (IBIV) (1936-1957)

Auteurs

  • Pauline K.M. van Roosmalen
  • Maarten F. Hercules Klunder Architecten

DOI:

https://doi.org/10.7480/knob.115.2016.1.1178

##submission.downloads##

Samenvatting

This article describes the work of Ingenieurs-Bureau Ingenegeren-Vrijburg (IBIV), an engineering firm located in Bandung (Indonesia). Founded by A.C. Ingenegeren and G.S. Vrijburg, IBIV was in operation from 1936 to 1957. In other words, the firm operated during the Dutch administration of the archipelago, under the Japanese occupation and in the newly independent Republic of Indonesia. What were the challenges for architects in the Dutch East Indies in general and for IBIV in particular? What were the design tasks and what did the designs look like? Did political changes affect the work and the organization of IBIV , and if so, which works illustrate these changes? The answers to these questions shed light on an intriguing aspect of Dutch architecture and architectural history.

The scanty but well-documented materials (including images) relating to IBIV reveals a typologically and stylistically rich and varied body of work designed during a politically and socially turbulent period. ibiv worked for a wide variety of clients: Billiton, land development companies and Philips, as well as the University of Indonesia, the Indonesian government, Pusat Perkebunan Negara (National Agriculture Centre) and Perhimpunan Ilmu Alam Indonesia (Natural Science Association). It was not the major political upheavals (the Japanese occupation in 1942, the declaration of in dependence in 1945, the transfer of sovereignty in 1949), but a relatively minor issue (the political impasse over New Guinea in 1957) that led to the firm’s closure.

IBIV appears to have transitioned effortlessly from a colonial to a post-colonial regime, from colonial to republican clients, and from colonial (Dutch East Indian) to post-colonial (Jenki) architecture. By studying IBIV ’s entire output, and so not just the colonial or the postcolonial work, it becomes clear that colonial and postcolonial are by no means self-contained entities. Professional developments did not cease when the colonial regime came to an end, any more than professional developments had to begin from scratch with the dawning of the post-colonial period.

An examination of developments in the colonial and post-colonial periods from the perspective of professional continuity between the two periods, produces not necessarily simple, but certainly interesting insights into the colonial and post-colonial past. It shows that professional developments do not necessarily run parallel to political developments and as such argues for a (considerably) less rigid compartmentalization of research into colonial and post-colonial architecture. This initial study of the work and developments in and around IBIV shows what interesting results such an approach can produce.

Biografieën auteurs

Pauline K.M. van Roosmalen

Dr. P.K.M. va n Roosma len studeerde kunst- en architectuurgeschiedenis aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Ze is gespecialiseerd in koloniale en postkoloniale architectuur en stedenbouw in Nederlands-Indië en Indonesië. Haar dissertatie beschrijft de stedenbouwkundige ontwikkelingen en de professionalsering van het vak stedenbouw in Nederlands-Indië tussen 1905 en 1950.

Maarten F. Hercules, Klunder Architecten

Ir. M.F. Hercules studeerde bouwkunde aan de Technische Hogeschool Arnhem en architectuur aan de Technische Universiteit Delft. In 2015 studeerde hij af binnen de leerstoel Complex Projects, op een project over socio-economische en ruimtelijke vraagstukken in Chicago. Hercules werkt bij Klunder Architecten in Rotterdam en als zelfstandig architect.

Referenties

J.L. Cobban, ‘Uncontrolled urban settlement. The kampong question in Semarang 1905-1940’, Bijdragen tot de Taal-, Land- en Volkenkunde 130 (1974) 4, 403-427; H. Jessup, Netherlands Architecture in Indonesia 1900-1942, Londen 1988; C. Passchier, ‘Bandung, groei en ont­wikkeling van een stad 1900-1942’, in: H.M. van den Berg (red.), De stenen droom. Opstellen over bouwkunst en monumentenzorg, Zutphen 1988, 94-102; C. Passchier, ‘Bandung. Laboratorium van het moderne bouwen in de koloniale nadagen’, Bulletin KNOB 88 (1989) 5, 5-6; J.L. Cobban, ‘Exporting planning. The work of Thomas Karsten in colonial Indonesia’, Planning Perspectives 7 (1992) 3, 329-344; J.L. Cobban, ‘Public Housing in Colonial Indonesia 1900-1940’, Modern Asian Studies 27 (1993) 4, 871-896; C. Passchier, ‘Medan. Urban development by planters and entrepreneurs 1870-1940’, in: P.J.M. Nas (red.), Issues in Urban Development. Case Studies from Indonesia, Leiden 1995, 45-64; S. Merrillees, Batavia in Nineteenth Century Photographs, Singapore 2000; T. Khalil, Retronesia. Indonesia’s High Style Re­discovered, Jakarta 2015.

H.W. Dick, Surabaya, City of Work. A Socioeconomic History 1900-2000, Athens 2002; W. Ravesteijn en J. Kop (red.), Bouwen in de Archipel. Burgerlijke openbare werken in Nederlands-Indië en Indonesië 1800-2000, Zutphen 2004; P.K.M. van Roosmalen, ‘Awal penataan ruang di Indonesia’, in: N.J.M.T. Hardjatno en F. Harta (red.), Sejarah Penataan Ruang Indonesia 1948-2000. Beberapa Ungkapan, Jakarta 2004, 9-42; P.K.M. van Roosmalen, Ontwerpen aan de stad. Stedenbouw in Nederlands-Indië en Indonesië (1905-1950), Delft 2008; F. Colombijn, Under construction. The politics of urban space and housing during the decolonization of Indonesia, 1930-1960, Leiden 2010; S. Merrilees, Greeting from Jakarta. Postcards of a Capital 1900-1950, Jakarta/Kuala Lumpur 2012; F. Colombijn en J. Coté (red.), Cars, Conduits, and Kampongs. The Modernization of the Indonesian City, 1920-1960, Leiden 2014.

P.K.M. van Roosmalen, ‘Image, style and status. A sketch of the role and impact of private enterprise as a commissioner on architecture and urban development in the Dutch East Indies from 1870 to 1942’, Journal for South East Asian Ar­chitecture 11 (2003) 5-6, 61-74; C. Passchier, ‘Colonial Architecture in Indo­nesia. References and Developments’, in: P.J.M. Nas (red.), The past in the present. Architecture in Indonesia, Rotterdam 2006, 97-112.

S.-l., ‘Onze bouworde’, Architectura 3 (1895) 32, 131-132, in het bijzonder 132.

J.H., ‘De Vereeniging van Bouwkundigen in Ned. Indië, opgericht in de verga­dering van 10 April j.l. te Sido-Ardjo’, De Locomotief 14 april 1898; ‘Vereeniging van Bouwkundigen in Ned. Indië’, Bataviaasch Nieuwsblad 15 april 1898; Soerabaiasch-Handelsblad 22 juni 1898.

Normaalontwerpen waren standaardontwerpen voor alle door BOW te ont­werpen gebouwtypen. Een normaal­ontwerp bestond uit een plattegrond, gevels en doorsneden. Normaalontwerpen waren een gevolg van op de bouwhausse die in het vierde kwart van de negentiende eeuw ontstond. Ze dienden ter ondervanging van het gebrek aan architectonische opleiding van de overwegend civieltechnisch opgeleide BOW-ingenieurs. Dankzij normaal­ontwerpen kon een BOW-ingenieur binnen korte tijd een architectonisch relatief bevredigend gebouw ontwerpen. Zie ook noot 4.

Hoewel ze verschillende perioden en plaatsen beschrijven, illustreren boeken als Heren van de thee en Indische brieven hoe met het voortschrijden van de tijd de gebouwde omgeving verandert en hoe de eisen aan die gebouwde omgeving meeveranderen; H.S. Haasse, Heren van de thee, Amsterdam 1992; I. Everts-Kuik en Ph. Everts, Indische brieven. Een bestuursambtenaar in de Buitengewesten, Zutphen 2013.

Zie over het architectuurdebat in Nederlands-Indië onder andere: H. Akihary, Architectuur en stedebouw in Indonesië 1870-1970, Zutphen 1990; Passchier 2006 (noot 3); P.K.M. van Roosmalen, ‘Familiar, yet different: Indische archi­tecture and town planning’, Groniek Historisch Tijdschrift 40 (2007) 174, 71-86; C.J. van Dullemen, Tropical Modernity. Life and Work of C.P. Wolff Schoemaker, Amsterdam 2010.

A. Kusno, Behind the Postcolonial. Ar­chitecture, Urban Space and Political Cultures in Indonesia, Londen/New York 2000.

HNI, archief Lüning, inv.nr. LUNI bijlage III-7: brief d.d. 8 februari 1949 van M. Soesilo aan V.R. van Romondt.

HNI, archief Lüning, inv.nr. LUNI bijlage III-7: brief d.d. 8 maart 1949 van M. Soesilo aan V.R. van Romondt, 4.

Ingenegeren studeerde civiele techniek aan de Technische Hogeschool in Delft. Vrijburg studeerde bouwkunde aan de Technische Hoogeschool in Bandoeng. A.W. Gmelig Meyling, ‘Ter ge­dachtenis Ir A.C. Ingenegeren 1889- 1956’, De Ingenieur in Indonesië 8 (1956) 3, 75-76; M.F. Hercules, Ir. A.W. Gmelig Meyling. Prominent architect in Nederland, Nederlands-Indië en Indonesië (1932-1974), masterscriptie Technische Universiteit, Delft 2014, 11.

De Nederlandsch-Indische Architecten Kring (NIAK) werd opgericht in 1926. Over de NIAK is weinig informatie voorhanden. Bataviaasch Nieuwsblad 6 januari 1926; ‘Nieuw Ingenieurs­bureau. Te Bandoeng’, Soerabaiasch-Handelsblad 27 mei 1936.

Hoewel de naam van het bureau dit niet direct doet vermoeden, startten Ingenegeren en Vrijburg IBIV als advies- en (technisch) handelsbureau.

P. Ingenegeren, ‘Familie Ingenegeren Deel III. Van jongensdroom tot Jappenkamp’, Vis A Vis (2014) 56, 496-500.

Het is goed mogelijk dat Ingenegeren, die in 1939 enkele maanden in Nederland en Europa verbleef, de nieuwe medewerkers tijdens zijn verblijf heeft gerekruteerd. ‘Ir. Ingenegeren naar Europa. Een zakenreis’, De Indische Courant 4 maart 1939; ‘Ir. A.C. Inge­negeren’, Het Nieuws van den Dag voor Nederlandsch-Indië 24 augustus 1939.

‘I.B.I.V.’, Soerabaiasch-Handelsblad 9 augustus 1941.

‘Klein Sanatorium’, Het Nieuws van den Dag voor Nederlandsch-Indië 14 februari 1939.

Andere architecten en ingenieurs­bureaus met aanzienlijke portefeuilles die opmerkelijke ontwerpen realiseerden, waren Architecten-Ingenieursbureau Hulswit en Fermont te Weltevreden en Ed. Cuypers in Amsterdam (de naam van het bureau wijzigde enkele keren enigszins), Algemeen Ingenieurs en Architectenbureau (AIA) in Batavia en het bureau van Thomas Karsten in Bandoeng (voorheen Karsten, Lutjens en Toussaint Architecten en Architec­tenbureau Karsten en Schouten in Semarang). H. Akihary, Ir. F.J.L. Ghijsels. Architect in Indonesia (1910-1929), Utrecht 1996; J. Coté en H. O’Neill (red.), The Life and Work of Thomas Karsten, Amsterdam 2016 (ter perse); O.H. Norbruis, Ed. Cuypers & Hulswit 1900-1927, Architecten voor Indië, Amsterdam 2016; O.H. Norbruis, Fermont-Cuypers 1928-1958, Architecten voor Indië en Indonesië, Amsterdam 2017 (in voorbereiding).

Het als cv opgerichte bureau in Bandoeng werd in februari 1942 omgevormd tot een NV. ‘Akte van oprichting’, Soerabaiasch-Handelsblad 17 februari 1942; Bataviaasch Nieuwsblad 11 februari 1942.

A.C. Ingenegeren, Geschiedenis van I.B.I.V., I.B.I.V. n.v., Buyserv en N.I.B.I.V. in het kort, s.a., 2. Particuliere collectie P. Ingenegeren, Riethoven-Walik.

Ingenegeren (noot 21), 5.

Na zijn operatie werkte Gmelig Meyling gedurende 1946 bij zijn voormalig werkgever J. Roodenburgh in Amsterdam. M.F. Hercules 2014 (noot 12), 7; HNI, archief Gmelig Meyling, inv.nr. 1: A.W. Gmelig Meyling, Curriculum Vitae, Referenties, Uitgevoerde Werken, 18 oktober 1956, s.l.

Het Dagblad 17 december 1946; Het Dagblad 8 januari 1947.

‘Naar Nieuw-Guinea. Politieke d­e­linquenten vertrokken’, Het Dagblad 7 juni 1947; ‘Pioniers op Nieuw-Guinea’, Het Nieuwsblad voor Suma-tra 3 februari 1949.

De oeuvrelijst van opdrachten en uit­gevoerde werken bevindt zich in het archief van Gmelig Meyling in Het Nieuwe Instituut in Rotterdam.

De derde prijs ging naar F. Silaban. Welke IBIV-architect tekende voor het faculteitsgebouw, dat in 1954 werd op­geleverd, is niet geheel eenduidig. In een door hemzelf opgesteld overzicht vermeldt Gmelig Meyling zichzelf en Kreisler als architect. Tijdens een gesprek met Van Roosmalen in 2002 gaf Glazener aan dat hij de architect van het gebouw was. ‘Gebouw voor Landbouwkundige faculteit’, De Locomotief 26 januari 1949; ‘Nieuw complex: Landbouwkundige faculteit’, De Vrije Pers 25 januari 1949; HNI, archief Gmelig Meyling, inv.nr. 1: A.W. Gmelig Meyling, Curriculum Vitae, Referenties, Uitgevoerde Werken, 18 oktober 1956, s.l.

Het nieuwe hoofdkantoor van Bank Indonesia werd in 1958 opgeleverd.

De faculteit van Technische Wetenschap van de Universiteit van Indonesië (vanaf 1950 Universitas Indonesia) was de voormalige Technische Hogeschool Bandoeng. In 1957 werd de voormalige TH als Institut Teknologi Bandung weer een zelfstandige vervolgopleiding. Blijkens een herdruk uit 1978 werd het studiemateriaal dat Gmelig Meyling ten tijde van zijn aanstelling schreef werd nog lang na zijn vertrek gebruikt. ‘Per­sonalia’, Het Dagblad 8 januari 1948; ‘Benoemingen onderwijs’, Java-bode 17 juni 1952; ‘Benoemingen’, Java-bode, 15 juli 1954; Membaca gambar ilmu bangunan bagian vak untuk pendidikan teknik diusahakan dari naskah J.P.B. Gmelig Meijling Dahulu asisten ilmu-­bangunan pada Universitas Indonesia Fakultas Pengatahuan Teknik di Bandung dan Joh. A.G. Warmer Arsitek-Guru, Cetakan kedua, Pradnya Paramita, Jakarta Pusat 1978; Membaca gambar ilmu bangunan bagian umum untuk pendidikan teknik diusahakan dari naskah J.P.B. Gmelig Meijling Dahulu asisten ilmu-bangunan pada Universitas Indonesia Fakultas Pengatahuan Teknik di Bandung dan Joh. A.G. Warmer Arsitek-Guru, Cetakan ketiga, Pradnya Paramita, Jakarta Pusat 1978; HNI, archief Gmelig Meyling, inv.nr. 1: A.W. Gmelig Meyling, Curriculum Vitae, Referenties, Uitgevoerde Werken, 18 oktober 1956, s.l.

Dit betreft het totaal aantal mede­werkers bij de IBIV-afdelingen en ves­tigingen in Bandung, Amsterdam en New York. Het aantal is genoemd door een administratief medewerker van IBIV. Particuliere collectie P. Ingenegeren, Riethoven-Walik, P. Ingenegeren, ‘Familie Ingenegeren Deel III. Van jongensdroom tot Jappenkamp’, Vis A Vis (2014) 56, 496-500.

Volgens een brief van Gmelig Meyling aan zijn mededirecteuren zorgden de handelsondernemingen in Amsterdam en New York ‘de laatste jaren’ voor grote verliezen. In 1954 werd ca. 900.000 gulden verlies geboekt: 100.000 bij het ​ontwerp​ bureau en 800.000 bij de handelsafdeling. Aangezien financiële restricties in Indonesië een eventuele redding van de kantoren in Amsterdam en New York onmogelijk maakte, stelde hij voor de bijkantoren te liquideren en een algeheel faillissement voor de NV aan te vragen​. Particuliere collectie P. Ingenegeren, Riethoven-Walik, A.C. Ingenegeren, Notitie voor de IBIV bestuursvergadering, 13 juli 1955.

sangkuriangpt.com/Home/, geraadpleegd 15 september 2015. Het is op­merkelijk dat een ander in Bandung gevestigd bedrijf, PT. Indah Karya, wel refereert aan IBIV als voorganger: ‘Indah Karya was first established as a Dutch-owned company named Inge­nieurs Bureau Ingenegeren Vrijburg NV (IBIV-NV). In 1961, PN Indah Karya was established as a nationalisation results of IBIV-NV. The name of PT Karya Indah (Persero) was launched in 1971’. www.jobscdc.com/2015/01/pt-indah-karya-persero-recruitment-s1.html, geraadpleegd 15 september 2015. Indah Karya is een adviesbureau op het gebied van civiele techniek en planning. Sangkuriang Ltd. Architects and Consulting Engineers levert ontwerp en advies op het gebied van civiele techniek, mechanische/elektrische techniek en architectuur. Navraag bij Sangkuriang en Indah Karya naar de relatie tussen beide bedrijven onderling en hun afzonderlijke relatie tot IBIV is tot op heden onbeantwoord gebleven.

‘Nieuwe Papierfabriek. Te Letjes bij Probolinggo’, Het Nieuws van den Dag voor Nederlands-Indië 12 september 1938; ‘De Papierfabriek te Letjes. He­denmorgen officieel geopend’, Soerabaiasch-Handelsblad 17 februari 1940; HNI, archief Gmelig Meyling, inv.nr. GMEL 1: A.W. Gmelig Meyling, Curri­culum Vitae, Referenties, Uitgevoerde Werken, 18 oktober 1956, s.l.

id.wikipedia.org/wiki/Kertas_Leces, geraadpleegd 14 september 2015.

‘Militaire Hangars Tjililitan’, Het Nieuws van den Dag voor Nederlandsch-Indië 27 juni 1938; ‘Tjililitan wordt militair. Twee nieuwe hangars in aanbouw’, Bataviaasch Nieuwsblad 27 juni 1938; ‘Overdracht hangar Andir’, Het Nieuws van den Dag voor Nederlands-Indië 23 maart 1939.

‘De hangars van de L.A. op Andir. De eerste van een nieuwe serie overgedragen’, De Indische Courant 27 maart 1939.

goo.gl/maps/6qUmq (Bandung), goo.gl/maps/fXzhK (Jakarta), goo.gl/maps/WEOB7 (Malang), geraadpleegd 12 augustus 2015.

‘Djakarta krijgt een “wolkenkrabber”’, De Nieuwsgier 19 juni 1953.

‘Nieuw gebouw van de PPN’, De Nieuwsgier 6 mei 1955.

‘PPN-gebouw geopend’, Algemeen Indisch Dagblad de Preangerbode 18 mei 1956; ‘Officiele opening P.P.N.-gebouw’, Java Bode 18 mei 1956; De Nieuwsgier 19 mei 1956.

‘Bouwkosten een en driekwart millioen. Eeuwenoude vereniging bezit weer ‘n eigen “tempel der wetenschap”. Drieverdiepingsgebouw aan Dj. Dago in Februari gereed’, Algemeen Indisch Dagblad de Preangerbode 3 december 1954.

A.W. Gmelig Meyling, ‘Het nieuwe gebouw van de Perhimpunan Ilmu Alam Indonesia de voormalige Koninklijke Natuurkundige Vereniging (K.N.V.) te Bandung’, Majalah Ilmu Alam untuk Indonesia 109 (1953) 1-3, 1-10, in het bijzonder 2.

Gmelig Meyling 1953 (noot 42), 1.

Gmelig Meyling 1953 (noot 42), 7.

Gmelig Meyling 1953 (noot 42), 8.

‘Oplevering van het gebouw der Perhimpunan Ilmu Alam’, Algemeen Indisch Dagblad De Preangerbode 10 april 1956.

M. Westerduin, ‘Enkele opmerkingen over woningbouw in Indonesië’, Bouwkundig Weekblad 77 (1959) 11, 130-133, in het bijzonder 132.

H. Roebbers, ‘Architectonische aspecten van het bouwen in de tropen’, Bouw­kundig Weekblad 77 (1959) 11, 125.

M. Westerduin, ‘Enkele opmerkingen over woningbouw in Indonesië’, Bouwkundig Weekblad 77 (1959) 11, 130-133, in het bijzonder 130.

Gepubliceerd

2016-03-01

Citeerhulp

van Roosmalen, P. K., & Hercules, M. F. (2016). Bouwen in turbulente tijden. Het werk van Ingenieurs-Bureau Ingenegeren-Vrijburg (IBIV) (1936-1957). Bulletin KNOB, 115(1), 34–50. https://doi.org/10.7480/knob.115.2016.1.1178

Nummer

Sectie

Artikelen

##plugins.generic.plaudit.displayName##