In de schaduw van Artus Quellinus. Opnieuw Gerrit Lambertsen van Cuilenborch

Auteurs

  • Frits Scholten Rijksmuseum Amsterdam; Universiteit van Amsterdam, Faculty of Humanities

DOI:

https://doi.org/10.7480/knob.116.2017.1.1726

##submission.downloads##

Samenvatting

In KNOB Bulletin 115 (2016), Dirk de Vries set about drawing the sculptor and architect Gerrit Lambertsen van Cuilenborch (1597–1657) out of the shadow of Hendrick de Keyser, one of whose chief assistants he had been. In his article, De Vries attributed the ‘Dolhuysvrouw’ (Madhouse Woman) or De Razernij (Frenzy), a statue from the garden of the Amsterdam Madhouse, currently in the Rijksmuseum, to Lambertsen and dated it before his departure for Kampen around 1627/28. Neither attribution nor dating is persuasive, however, and both ignore more recent insights. On stylistic grounds – the borrowing from Italian examples and similarities with the work of Rubens and Artus Quellinus for the Palace on the Dam – De Razernij should be attributed to the latter sculptor and his studio and dated post-1650, nearly 25 years after Lambertsen had left Amsterdam. Moreover, there are no convincing stylistic parallels with Lambertsen’s documented works. Support for the post-1650 dating comes from a series of illustrations or descriptions in Amsterdam publications from the 1660s onwards. De Razernij is first mentioned in the stadsbeschrijving (city description) of Amsterdam penned by M. Fokkens (1662), and subsequently in those by O. Dapper (1663), T. Van Domseaer (1665), C. Commelin (1693) and J. Wagenaar (1765). It is also noteworthy that on the large and detailed map of Amsterdam by Balthasar Florisz from 1625, the Dolhuys is visible, but not De Razernij. Finally, echoes of the statue are to be found in Rombout Verhulst’s relief (dated 1660) for the Pesthuis (Plague House) in Leiden, and in a statue at Schloss Herrenhausen (Hanover) from 1702/10.

Referenties

D.J. de Vries, ‘Uit de schaduw van Hendrick de Keyser. Gerrit Lambertsen van Cuilenborch (1597-1657), beeldhouwer en bouwmeester’, Bulletin KNOB 115 (2016) 2, 57-79.

E. Neurdenburg, Hendrick de Keyser, beeldhouwer en bouwmeester van Amsterdam, Amsterdam s.a. [1930], 127-130.

J. Leeuwenberg, Beeldhouwkunst in het Rijksmuseum, Den Haag, Amsterdam 1973, no. 302.

J. Gabriels, Artus Quellien, de Oude, “Kunstryck belthouwer”, Antwerpen 1930, 151-152.

Voor het Dolhuis zie C.A.L. Sander, ‘Het Dulhuys of Dolhuis aan de Vesten of de Kloveniersburgwal’, Maandblad Amstelodamum 45 (1958), 229-238 en G. Vermeer, ‘Het Dolhuis in Amsterdam en het tomen van de razernij’, Maandblad Amstelodamum 94 (2007), 5, 3-18.

M. Fokkens, Beschrijvinge der wijdt-vermaerde Koopstadt Amstelredam, Amsterdam 1662, 285.

Olfert Dapper, Historische Beschryving der Stadt Amsterdam, Amsterdam 1663, 435.

T. van Domselaer, Beschryvinge van Amsterdam, Amsterdam 1665, deel IV, 152: [...] een blomtuyn, versiert met een steene Vrouwe-beelt, op een voetstal staande, als uytzinnig naakt het hayr om haar hooft hangende, dat al weenende met handen uyt-trekkende, daar de Dolheyt mede uitgebeelt wert.

C. Commelin, Beschryvinge van Amsterdam, zynde een naukeurige verhandelinge van desselfs eerste oorspronk uyt den huyse der heeren van Amstel, en Amstellant, haar vergrootingen, rykdom, en wyze van regeeringe, tot den jare 1691, Amsterdam 1693, 577, 578; Z.C. von Uffenbach, Merkwürdige Reisen durch Niedersachsen, Holland und England.[...], 3 vols., III, Ulm, Memmingen 1753-1754.

‘[…] een steene vrouwebeeld, de dolheid verbeeldende’, zie Sander 1958 (noot 5), 235.

J. Wagenaar, Amsterdam in zyne opkomst, aanwas, geschiedenissen, voorregten, koophandel, gebouwen, kerkenstaat, schoolen, schutterye, gilden en regeeringe, Tweede stuk, Amsterdam 1765, p. 309.

De Vries 2016 (noot 1), 60- 61.

De Vries 2016 (noot 1), afb. 14, 16 en 18.

W.R. Valentiner, ‘A neglected sculptor in the Mannerist Exhibition at Amsterdam’, The Art Quarterly 19 (1956), 48, 49 en afb. 7.

Neurdenburg 1930 (noot 2), 144 (noot 36): ‘den Laochoon’.

De sokkel waaraan De Vries refereert en die tot voor kort werd bewaard in het Rotterdams Erasmiaans Gymnasium (nadat deze in 1964 werd vervangen door een kopie) stamt naar alle waarschijnlijkheid uit 1677. J. Becker, Hendrick de Keyser. Standbeeld van Desiderius Erasmus in Rotterdam, Bloemendaal 1993, 11, 49-51 en afb. 33. Met dank aan Pier Terwen voor zijn inzage in het rapport dat hij schreef in opdracht van de Erasmus Universiteit Rotterdam, getiteld De sokkel van het standbeeld van Erasmus; discussie over het behoud van de wellicht oudste sokkel van Nederland (Leiden 2015).

Gepubliceerd

2017-03-01

Citeerhulp

Scholten, F. (2017). In de schaduw van Artus Quellinus. Opnieuw Gerrit Lambertsen van Cuilenborch. Bulletin KNOB, 116(1), 35–42. https://doi.org/10.7480/knob.116.2017.1.1726

Nummer

Sectie

Artikelen

##plugins.generic.plaudit.displayName##