‘Noordwijk aan Zee bestaat niet meer’

Het veranderende dorpsgezicht en lokale ontwerpende aannemers in de periode 1887-1920

Auteurs

  • Michel van Dam

DOI:

https://doi.org/10.48003/knob.120.2021.3.722

##submission.downloads##

Samenvatting

Vanaf omstreeks 1866 veranderde het kleine vissersdorp Noordwijk aan Zee in een mondaine badplaats. De aanzet hiervoor werd gegeven door een lokale hotelhouder. Pas in 1887 kreeg de transformatie van de badplaats gestalte, dankzij de initiatieven van een ontwikkelaar van buiten het dorp. De ontwikkeling van vissersdorp tot badplaats volgde het evolutionaire model dat geograaf R.W. Butler in 1980 opstelde. Dit onderscheidt zeven stadia: verkenning, betrokkenheid, groei, consolidatie, stagnatie, opleving en verval. In de periode 1887-1920 maakte Noordwijk aan Zee de stadia van betrokkenheid en groei door. Sommige inwoners zagen kans er financieel op vooruit te gaan door het verlenen van diensten. De uitstraling van het dorp, die aanvankelijk werd bepaald door traditionele vissershuizen en schuren, veranderde sterk. Er werd buiten het bestaande wegenpatroon gebouwd en de zandpaden langs de zeewering transformeerden tot boulevards. In de duinen ten zuiden van de dorpskern verrees een villawijk, ten noorden van de dorpskern arbeiderswoningen.

Tot nu toe bleef de rol van lokale ontwerpende aannemers bij de stedenbouwkundige en architectonische ontwikkeling van de badplaats Noordwijk aan Zee onderbelicht. Doorgaans ligt in architectuurhistorische studies over Noordwijk, en over badplaatsen in het algemeen, het zwaartepunt op gevestigde architecten. Omdat het bij hen meestal bleef bij een enkel werk, is hun rol in de ruimtelijke ontwikkeling van badplaats Noordwijk gering te noemen. Het waren vooral de lokale aannemers die het nieuwe dorpsgezicht bepaalden. Zij bouwden het meeste, in opdracht of als eigenbouwers. Ze lieten zich daarbij inspireren door de vormentaal van de gevestigde architecten en putten uit de voorbeeldboeken die voorhanden waren. Diverse lokale aannemers zetten de stap naar het toerisme, als uitbaters van zomervilla’s, pensions of hotels. Ook daarmee drukten zij hun stempel op het aanzien van het dorp.

De bouwwoede waarvan in de periode 1887-1920 sprake was, zorgde ervoor dat ook aannemers van buiten Noordwijk zich in het dorp vestigden. Tot dan toe werd de bouwwereld bepaald door aannemersfamilies die al generaties lang in het dorp woonden. De oude families bleven vooral binnen de historische kern werkzaam, terwijl de nieuwkomers merendeels hierbuiten bouwden.

Het onderzoek naar de lokale ontwerpende aannemers van Noordwijk aan Zee kan geplaatst worden binnen de context van Baukultur zoals die in 2018 in de Verklaring van Davos werd geformuleerd. De aandacht van de lokale overheid voor Baukultur van de badplaats Noordwijk in de periode tot 1945 is gering. Grote verwoesting bleef Noordwijk aan Zee in de periode 1940-1945 bespaard, maar vanaf 1960 kreeg de badplaats te maken met grootschalige kaalslag en nieuwbouw. Nu is vooral sprake van erosie. Elk jaar verdwijnen enkele historische badplaatsgebouwen.

Biografie auteur

Michel van Dam

M.C. van Dam is bouwhistoricus BNB en werkt bij IDDS Archeologie en Bouwhistorie in Noordwijk. De bouw- en architectuurhistorie van het dorp Noordwijk, waar hij opgroeide, vormt een belangrijk, persoonlijk onderzoeksonderwerp waarover hij met regelmaat publiceert.
bouwhistorie@yahoo.co.uk

 

Referenties

Strandvonder Jan Kemp (1770-1849) adverteerde in 1819 dat hij een badkoets had aangeschaft om badgasten een zeebad te kunnen bieden en een deel van zijn huis had hij voor kamerverhuur geschikt gemaakt. In de jaren na 1819 wordt niets meer van Kemps badavonturen vernomen. Leydsche Courant, 28 mei 1819, 2. Hij bewoonde het pand Hoofdstraat 111.

J.M. Galjaard, Pootje baden. De vaderlandse geschiedenis van het badleven, Utrecht 1968, 50.

B. de Pater en T. Sintobin (red.), Koninginnen aan de Noordzee. Scheveningen, Oostende en de opkomst van de badcultuur rond 1900, Hilversum 2013, 191.

Tappenbeck was eerder in Wijk aan Zee actief, maar zag zijn ambities voor die badplaats stranden.

R.W. Butler, ‘The Concept of a Tourist Area Cycle of Evolution. Implications for Management of Resources’, The Canadian Geographer 24 (1980) 1, 5-12.

K. Marijt, ‘De schoonst gelegen badplaats der Hollandse Noordzeekust’. Van vissersdorp tot badplaats. Noordwijk aan Zee 1813-1929, masterscriptie Universiteit Leiden, 2011.

R.W. Butler benoemt de ‘exploration stage, involvement stage, development stage, consolidation stage, stagnation stage, rejuvenation stage’ en ‘decline stage’.

De laatste bomschuit vertrok uit Noordwijk in 1913 voor de haringvangst, de laatste logger in 1929. W. Baalbergen (red.), Zilver in de netten. Noordwijk als vissersplaats, Noordwijk 2005, 18.

Marijt 2011 (noot 6), 71.

Het onderzoek is voor een monografie over het dorp in de periode 1866-1945. Medeauteurs zijn K. Marijt, J. Verhoog en W. van der Haak.

J. Berndsen e.a., Met zicht op zee. Tweehonderd jaar bouwen aan badplaatsen in Nederland, België en Duitsland, Den Haag 1985; De Pater en Sintobin 2013 (noot 3).

Galjaard 1968 (noot 2).

J. de Haan, Villaparken in Nederland. Een onderzoek aan de hand van het villapark Duin en Dal te Bloemendaal 1897-1940, Haarlem 1986.

W. Bruls en D. van Hooff, Grand Hotels van de Benelux, Amsterdam 1991.

S. Gr.tz en U. Quecke, Balnea. Architekturgeschichte des Bades, Marburg 2006.

G.J. Mellink e.a., Verdreven voor de Atlantikwall. Ontruiming en afbraak van de Nederlandse kuststreek, 1942-1945, Zwolle 2016.

Zeker langs de Vlaamse kust is dit duidelijk zichtbaar. Daar wordt vrijwel het gehele zeefront gekenmerkt door naoorlogse hoogbouw.

Zie bijvoorbeeld H.W. Lintsen (red.), Geschiedenis van de techniek in Nederland. De wording van een moderne samenleving 1800-1890. Deel III, Zutphen 1993; I. Pey, Bouwen voor gezeten burgers. Herenhuizen en villa’s in de nieuwe stadswijken van Utrecht, Groningen en Nijmegen (1874-1901), Zwolle 2004; P. Brouwer, De wetten van de bouwkunst. Nederlandse architectuurboeken in de negentiende eeuw, Rotterdam 2011.

G. Oldenmenger, Adriaan Barent Willem Langenberg. Zutphens architect en ambtenaar, doctoraalscriptie Radboud Universiteit, Nijmegen 2007.

D. Wendt, Ambachtsman en architect. Tekeningen uit de metselopleiding van Hendricus Tauber, Rotterdam 2009. 21 In het kader van het onderzoek voor de monografie over Noordwijk aan Zee is contact opgenomen met de firma Verloop, de belangrijkste aannemersfamilie van Noordwijk aan Zee, die al sinds het begin van de negentiende eeuw in het dorp actief was. De vraag of zij nog beschikten over een bouwarchief bleek net te laat te zijn. Het bedrijf was gestopt en ze hadden twee weken eerder ‘de hele boel weggeflikkerd’, waaronder de nodige bouwtekeningen (onder meer van architect Henk Jesse) en correspondentie.

J. Cornilly, ‘Bouwen aan de “Koningin der Badsteden”. Het aandeel van het stadsbestuur in de uitbouw van de badplaats Oostende tijdens de late negentiende eeuw’, in: De Pater en Sintobin 2013 (noot 3), 161-173.

Europese ministers van cultuur e.a., ‘Verklaring van Davos 2018. Naar een kwalitatief hoogstaande Baukultur voor Europa’.

F. Vandyck en M. Degraeve, ‘“Baukultur” in Brussel. Kleinschalig industrieel erfgoed van bouwbedrijven als drager van de productieve stad’, Bulletin KNOB 118 (2019) 4, 20-35.

In het boek over de Nederlands Hervormde Kerk die in 1647 aan de Hoofdstraat werd gebouwd wordt vrij uitvoerig ingegaan op de lokale bouwwereld: M.C. van Dam, De kerk staat naast den wegh, Noordwijk 2020.

J. Kloos, Noordwijk in den loop der eeuwen, Noordwijk 1928, 170.

Kloos 1928 (noot 26), 337. De makelaars waren Zeeger Deenik, Evert Jan Heyer en Willem Langhout.

Berndsen et al. 1985 (noot 11), 30.

Noordwijk aan Zee was een van de eerste Hollandse badplaatsen waar een landschapsarchitect een villapark ontwierp. Later zou in De Haan (België) een park worden aangelegd naar een ontwerp van Louis Van der Swaelmen en tekende H.P. Berlage een compleet nieuwe badplaats als satelliet van het Noord-Hollandse dorp Bergen.

Kloos 1928 (noot 26), 340.

De ontwikkeling van Huis ter Duin doet vermoeden dat Tappenbeck zich liet inspireren door bestaande hotels.

Leidsch Dagblad, 26 juni 1924.

Aannemer Adrie de Bes uit Groot-Ammers kwam in 1895 met zijn zonen naar Noordwijk. Wil de Vreede (1878-1954), uit Vrijenban, vestigde zich in 1905. George Krau was afkomstig uit Leiden en vestigde zich in 1907. Jacobus Vallentgoed vestigde zich vanuit Sassenheim in een vooralsnog onbekend jaar. Ook bouwarbeiders van buiten vonden werk in het dorp. Onder andere uit Leiden, omdat die stad in de tijd dat Noordwijk tot bad plaats transformeerde economisch in zwaar weer verkeerde.

Er werd bepaald dat nooit ‘iets mag worden gebouwd […] waardoor het vrije zicht op zee zoude kunnen worden belemmerd’.

Erfgoed Leiden en Omstreken, archieftoegang 0900, inv.nr. 2345. Verslag vergadering 20 december 1918. Uit bestudering van de ontwikkeling van de bouwverordeningen doemt het beeld op van een gemeente die continu achter de feiten aanliep.

Erfgoed Leiden en Omstreken, archieftoegang 0900, inv.nr. 2345. Verslag vergadering 20 december 1918. Erfgoed Leiden en Omstreken, archieftoegang 0900, inv.nr. 1542. Artikel 9.

Van de circa 77 villa’s die tussen 1905 en 1932 in de Zuidduinen werden gebouwd, zijn er 29 ontworpen door lokale partijen, 18 daarvan zijn door lokale architecten of bouwkundigen gebouwd. Leonard Lang ontwierp er twaalf.

Het inwoneraantal van Noordwijk aan Zee en Noordwijk-Binnen groeide in die periode sterk. In 1883 bedroeg dit 3927 en in 1927 was het gestegen tot 9145.

Wel werd het grindpad tussen Noordwijk aan Zee en Noordwijk-Binnen bestraat, wat al een aanzienlijke verbetering was van de bereikbaarheid van het zeedorp.

De Pater en Sintobin 2013 (noot 3), 191.

In 1897 werd de Voorweg hernoemd tot Hoofdstraat.

Leidsch Dagblad, 24 oktober 1912, 6; De Noordwijker, 22 november 1913.

Duyster had een winkel in Noordwijk-Binnen en was vermoedelijk de eerste die een tweede winkel stichtte in het zeedorp.

Deze kleine huizen werden in 1647 gebouwd na de sloop van de middeleeuwse kerk die op deze locatie stond.

Bron: Kadastrale hulpkaart, Sectie E, opgemaakt september 1898. Dienstjaar 1899. www.kadaster.nl/archiefviewer.

Erfgoed Leiden en Omstreken, archieftoegang 0900, inv.nr. 2358+249.

Deze latere aanpassingen werden alle ontworpen door de in Noordwijk geboren architect Theodorus Overmeer, die tijdens zijn korte leven (1899-1933) een consistente reeks opvallende gebouwen ontwierp.

Stamvader Simon Verloop (1783-?) vestigde zich in 1810 in Noordwijk.

M.C. van Dam, ‘Iets over een boek over bouwen’, De Blauwdotter 191, Noordwijk 2021, 41-43.

Vriendelijke mededeling van Kees Verloop. In de bouwaanvragen werd de uitvoerende aannemer slechts sporadisch vermeld.

Zijn eerste zomer bracht hij door als hotelbediende van Tappenbecks Huis ter Duin.

Marijt 2011 (noot 6), 57.

Al in 1901 had Lang een eigen bureau met personeel.

Kadastrale hulpkaart 21 maart 1903. www.kadaster.nl/archiefviewer.

‘Toelichting bij de platen’, Het huis, oud & nieuw. Maandelijksch prentenboek gewijd aan huis-inrichting, bouw en sierkunst 4 (1906), 249-250. Pas vanaf de jaren twintig is sprake van seriematige, speculatieve villabouw. De eerste voorbeelden zijn qua architectuur geënt op Villa Marcella en werden voor ontwikkelingsmaatschappij Primus ontworpen door Adrianus Cornelis Lengkeek Wzn. (1879-1954).

In totaal zijn er 43 projecten van Lang bekend in Noordwijk aan Zee.

M.C. van Dam, De gemeentelijke gasfabriek aan de Losplaatsweg in Noordwijk-Binnen, Noordwijk 2014, 15-25.

Een driedimensionaal ‘visitekaartje’ zoals Liefferink bouwde was niet uniek. De Nijmeegse stukadoor Theo Lutters bouwde in 1899 een woonhuis naar eigen ontwerp. Het huis kenmerkte zich door een rijke verscheidenheid aan detailleringen en kan worden gezien als een driedimensionale catalogus. Pey 2004 (noot 18), 233.

Ook in Katwijk aan Zee waren aannemers op dit vlak actief. De eerste pensionhouder van aldaar, Kees Kruyt (Pension Kruyt, 1870), was metselaaraannemer van beroep. Zie: J.P. van Brakel, Katwijk in tachtig. De Katwijken rond 1800 in woord en beeld, Katwijk 1982, 25.

Dat het toerisme langzaam maar zeker een belangrijkere bron van inkomsten vormde dan de aannemerij blijkt wel uit het feit dat de correspondentie van deze aannemers werd gevoerd op briefpapier, waarbij pontificaal het hotel of pension als briefhoofd werd gevoerd.

M.C. van Dam, ‘Wie ontwierp Hollander?’, De Blauwdotter 177 (2016), 23-25.

Het is mogelijk dat Den Hollander het heeft gezien tijdens een van de tochten langs de Vlaamse kustplaatsen die door lokale hoteliers, pensionhouders en gemeenteraadsleden werden ondernomen.

Kloos 1928 (noot 26), 363.

Gepubliceerd

2021-09-17

Citeerhulp

van Dam, M. . (2021). ‘Noordwijk aan Zee bestaat niet meer’: Het veranderende dorpsgezicht en lokale ontwerpende aannemers in de periode 1887-1920. Bulletin KNOB, 120(3). https://doi.org/10.48003/knob.120.2021.3.722

Nummer

Sectie

Artikelen

##plugins.generic.plaudit.displayName##