Van kunstobject tot bouwafval

Het stedelijk beleid rond afbraakmaterialen in Brussel (1860-1940)

Auteurs

  • Lara Reyniers
  • Ine Wouters
  • Stephanie Van de Voorde

DOI:

https://doi.org/10.48003/knob.123.2024.1.818

Samenvatting

This article investigates the impact of the valuation of demolition materials on its ultimate destination in the city of Brussels between 1860 and 1940 via an analysis of municipal policy on demolition. It examines the process of revaluation and devaluation in buildings, shifting the focus from large-scale urban developments to individual elements and materials. The study entails an analysis of the rules embedded in the building regulations and specifications for demolition projects, as well as records, reports and correspondence illustrating the enforcement of these rules. A brief outline of the legal and administrative framework is followed by a discussion of the criteria used in categorizing and evaluating demolition materials.

In the period under consideration the Brussels city council, in common with many European municipal governments, embraced large-scale demolition operations as a radical solution to the challenges facing city centres. The stable policy during the period 1860-1940 exhibited various valuation processes across comparable demolition projects. The Brussels authorities pursued a stratified policy, integrating the different categories of demolition materials according to their nature and value. These categories comprised (1) treasures, artworks, objects related to numismatics and natural history, and all other objects of any value, (2) materials and objects, and (3) rubble, soil and waste.

The city prioritized artworks and objects of artistic or historical value, over which it retained ownership, and invested in the preservation, exhibition and reuse of such materials. Other demolition materials were sold to the demolition contractors, meaning that the city government had little direct influence over their ultimate destination. Nevertheless, the building inspector estimated the financial value of the various materials and objects prior to organizing a public sale of these materials. The limited interest in rubble and waste evident in the administrative documents did not necessarily point to an absence of policy, but rather to the relation between various categories of demolition materials. By drawing attention to their financial value, the public sale of such materials not only generated financial returns for the city, but also indirectly influenced the reuse of these materials and so also the proportion of rubble and building waste.

As such, the study serves to clarify the dynamics between revaluation and devaluation of demolition materials. This new perspective on demolition materials illustrates their role in policymaking with respect to large-scale urban transformation projects. It contributes to a broader understanding of the importance of the reuse of demolition materials in the period between 1860 and 1940, and sheds light on the relation between urban development, heritage preservation, reuse and waste management.

Biografieën auteurs

Lara Reyniers

Ir. L. Reyniers verricht promotieonderzoek aan het departement Architectural Engineering van de Vrije Universiteit Brussel (vub). Ze onderzoekt het belang van gerecupereerde bouwmaterialen voor de bouwsector vanaf de negentiende eeuw tot vandaag. Lara.reyniers@vub.be

Ine Wouters

Prof. dr. ir. I. Wouters is hoogleraar aan het departement Architectural Engineering van de Vrije Universiteit Brussel (vub). Naast onderwijs in hedendaagse constructie- en renovatietechnieken doet zij onderzoek naar bouwmaterialen en -technieken uit de negentiende en twintigste eeuw. Ine.wouters@vub.be

Stephanie Van de Voorde

Prof. dr. ir. S. Van de Voorde heeft een tenure track aanstelling aan het departement Architectural Engineering van de Vrije Universiteit Brussel (VUB). Haar expertise bevindt zich op het gebied van architectuurgeschiedenis, Construction History en erfgoed, met bijzondere aandacht voor twintigste-eeuwse bouwcultuur en jong erfgoed. Stephanie.van.de.voorde@vub.be

De auteurs droegen het volgende aan dit artikel bij. Lara Reyniers: idee-ontwikkeling, literatuur- en archiefonderzoek, schrijven. Stephanie Van de Voorde: ideeontwikkeling en -bijsturing, context theorievorming waardebepaling, schrijven. Ine Wouters: idee-ontwikkeling en -bijsturing, context hergebruik bouwmaterialen, schrijven.

Referenties

S. Cairns en J.M. Jacobs, Buildings must die. A perverse view of architecture, Cambridge MA 2017, 49.

Zie bijvoorbeeld C. Barrère e.a., 2017; H. Jannière, ‘La démolition en chantier. De la colonne vendôme aux grands ensembles’, in: V. Nègre, L’art du chantier. Construire et démolir du XVIe au XXIe siècle, Gent 2018, 116-127.

A. Arlotta, ‘Locating heritage value in building material reuse’, Journal of Cultural Heritage Management and Sustainable Development 10 (2020) 1, 6-15; S. Ross, ‘Re-evaluating heritage waste. Sustaining material values through deconstruction and reuse’, Historic Environment Policy & Practice 11 (2020) 2-3, 382-408.

H.R. Meier, ‘Reuse from classical antiquity to the present’, in: D. Stockhammer (red.), Upcycling. Reuse and repurposing as a design principle in architecture, Triëst 2020, 34-49; R. Brilliant en K. Dale, Reuse value. Spolia and appropriation in art and architecture from Constantine to Sherrie Levine, Londen 2016.

P. Bernardi en M. L’Héritier, ‘Recyclage et remploi. La seconde vie des matériaux de construction’, .dificare 4 (2018) 2; J.F. Bernard e.a., Il reimpiego in architettura, Rome 2009.

M.F. Wagenaar, ‘Het staatslandschap van de hoofdstad. De transformatie van Parijs, Brussel, Rome en Boedapest tussen 1850 en 1914’, in: M.F. Wagenaar (red.), Stedebouw en burgerlijke vrijheid. De contrasterende carrières van zes Europese hoofdsteden, Bussum 1998, 10-112.

L. Reyniers, S. Van de Voorde en I. Wouters, ‘Small but significant. Tracing the emergence and evolution of the demolition profession in Brussels (1860-1970)’, in: Proceedings of the 8th International Congress on Construction History, Zürich 2024; G. Meyfroots, ‘Het Comité d’études du Vieux Bruxelles (1903-1939). Vier decennia in de marge van de monumentenzorg’, Monumenten & Landschappen 20 (2001) 2, 8-33.

Wagenaar 1998 (noot 6).

Stadsarchief Brussel (sab), Gemeenteblad 1921, Vergadering van 20 juni 1921, deel 9c, Jonction Nord-Midi – Interpellation de M. Catteau.

Een overzicht van deze werken is terug te vinden in T. Demey en P. Legrain, Bruxelles. Chronique d’une capitale en chantier, Brussel 1990.

G. Abeels e.a., Straten en stenen, Brussel 1982; T. Demey en P. Legrain, ‘Une capitale face aux défis de l’ère industrièlle’, in: Bruxelles. Chronique d’une capitale en chantier vol. 1, Brussel 1990, 7-37.

In de periode 1860-1940 waren verschillende versies van de bouwverordening van kracht: het reglement van 14 februari 1857, 8 januari 1883, 2 april 1906 en 25 augustus 1936. sab, Gemeenteblad 1857, 1883, 1906 en 1936, Règlement sur les bâtisses.

Dit artikel maakt gebruikt van een honderdtal bijzondere bestekken van afbraakwerken in de periode tussen 1864 en 1922. sab, Actes Administratifs (1860-1937).

In de periode 1860-1940 waren verschillende versies van het algemene bestek van kracht: het bestek van 1855, 1884, 1911 en 1930. sab, Actes Administratifs (1860-1937); sab, Gemeenteblad 1884, Vergadering van 23 juni 1884, deel 8, Cahier des charges général des travaux pour compte de la Ville.

sab, Publieke Werken, 352-388, Maisons à charge de démolition (1864-1907).

sab, Actes Administratifs, 7060 (1908); sab, Actes Administratifs, 7473 (1909); sab, Actes Administratifs 7833 (1910); sab, Publieke Werken, Maisons à charge de démolition, 364, rue Notre-Dame-de-Sommeil (1880); sab, Publieke Werken, Maisons à charge de démolition, 369, rue Auguste Orts et rue des Poisonniers (1885); sab, Publieke Werken, Maisons à charge de démolition, 370, rue Plattesteen (1886); sab, Publieke Werken, Maisons à charge de démolition, 371, rue des Choux (1888); sab, Publieke Werken, Maisons à charge de démolition, 371, rue Marché au Charbon et rue Plattesteen (1888); sab, Publieke Werken, Maisons à charge de démolition, 371, rue des Riches Claires et rue de la Grande Ile (1888).

J. Dobbels, ‘Aanzetten voor een erfgoedbeleid. De afbraak van het Antwerpse burchtgebied als casestudy voor de veranderende omgang met erfgoed (1863-1900)’, Stadsgeschiedenis 2011 (2012) 2, 129-145; A. Vanrie, ‘Les archives et les archivistes de la Ville de Bruxelles’, Brusselse Cahiers Bruxellois XXXIX (2006-2007) 18; B. de Laveley e.a., Actes du colloque ‘Un musée pour une ville’, Handelingen van het colloquium ‘Een museum voor een stad’, Brussel 2003.

sab, Publieke Werken, Maisons à charge de démolition, 367, rue Nuit et Jour (1883); sab, Publieke Werken, Maisons à charge de démolition, 371, impasse des Marchands (1887); sab, Publieke Werken, Maisons à charge de démolition, 371, rue des Ménages et impasse de la Grange (1887); sab, Publieke Werken, Maisons à charge de démolition, 371, rue des Minimes, rue Lacaille et rue des Riches Claires (1888); sab, Publieke Werken, Maisons à charge de

démolition, 374, rue des Poissonniers (1890).

Meyfroots 2001 (noot 7); P. Ingelaere, ‘De fotocollectie van het Comité d’Etudes du Vieux Bruxelles’, Monumenten & Landschappen 20 (2001) 2, 34–37.

Meyfroots 2001 (noot 7).

sab, Publieke Werken, ARC H 808, Liste des objets anciens de maisons démolies.

Deze ontwikkeling strekte zich uit buiten Brussel, en diverse erfgoedorganisaties in Europa ondername vergelijkbare initiatieven. Een opvallend voorbeeld hiervan is de reconstructie van volledige geveltoppen uit de zeventiende en achttiende eeuw in de jaren dertig van de twintigste eeuw in Amsterdam, onder leiding van bouwinspecteur Van Houten. Zie W. Schoonenberg, ‘De Van Houtenmonumenten. Een reconstructie van de werkwijze van Eelke van Houten (1872-1970)’, Bulletin knob 111 (2012) 4, 221–31; V. van Rossem, ‘Moderne architectuur in de schaduw van het modernisme’, Bulletin knob 107 (2008) 4, 138-146.

Meyfroots 2001 (noot 7).

C. Houbart, ‘De(con)struction-(re)construction. Urban scenography in Belgium in the 1960’s’, Gremium 11 (2019) 6, 46–61; icomos, Athens Charter 1931; icomos, Venice Charter 1964. DOI: https://doi.org/10.56039/rgn11a06

J. Richarz, Aachen – Wiederaufbau: Rekonstruktion durch Translozierung, Aken 2020; L. Reyniers, S. Van de Voorde, en I. Wouters, ‘Capturing the practice of deconstruction in Brussels (1903-1939). Photographic heritage collections as a starting point for construction history’, in: J. Campell e.a. (red.), Timber and construction, Cambridge 2022, 387–96.

Van Rossem 2008 (noot 22).

sab, Actes Administratifs 1860-1937, cahier des charges général.

sab, Publieke Werken, 352-388, Maisons à charge de démolition (1864-1907); sab, Actes Administratifs (1860-1937).

Hoewel de afbraakmaterialen uit de eerste categorie geen deel uitmaakten van de overeenkomst, werden niet alle materialen die artistieke of symbolische waarde hadden door de stad opgeëist. Hierbij kan worden verwezen naar het onderzoek van Manuel Charpy naar de voorliefde voor het verleden via oude voorwerpen als onderdeel van de negentiende eeuwse Parijse bourgeoisiecultuur. Als reactie op de grootschalige stadsrenovaties van Haussmann, kleedde de bourgeoisie hun nieuwe appartementen aan met versierselen uit het verleden, zoals oude schouwen en trappen, waarbij historische symbolische waarde boven gebruikswaarde werd geplaatst. Het is aannemelijk dat een vergelijkbare smaak zich ontwikkelde bij particulieren in Brussel. M. Charpy, ‘L’ordre des choses. Sur quelques traits de la culture matérielle bourgeoisie parisienne, 1830-1914’, Revue d’histoire du XIXe siècle 34 (2007), 105-128.

sab, Publieke Werken, Maisons à charge de démolition, 368, rue Saint- Quentin (1884); sab, Publieke Werken, Maisons à charge de démolition, 368, rue de l’Homme Chrétien (1884); sab, Publieke Werken, Maisons à charge de démolition, 368, rue des Denrées (1884); sab, Publieke Werken, Maisons à charge de démolition, 368, rue du Chêne (1884).

sab, Publieke Werken, Maisons à charge de démolition, 374, rue des Poissonniers (1890).

sab, Publieke Werken, Maisons à charge de démolition, 367, impasse du Réveil (1883).

sab, Publieke Werken, 352-388, Maisons à charge de démolition (1864-1907).

sab, Publieke Werken, Maisons à charge de démolition, 367, place du Jeu de Balle (1883).

sab, Publieke Werken, Maisons à charge de démolition, 371, rue aux Choux (1888).

sab, Publieke Werken, Maisons à charge de démolition, 377, Lettre nÆ 20367 du Directeur Général du Ministère des Finances (administration de l’enregistrement des domaines) au Bourgmestre (1893).

G. Abeels, ‘De sanering van de benedenstad. Een speculatieve immobiliënzaak?’, in: Straten en stenen, Brussel 1982, 153-202.

sab, Gemeentebladen 1860-1940, Budget de la Ville: Dépenses et recettes (extra)ordinaires.

sab, Publieke Werken, Maisons à charge de démolition, 374, rue Notre Dame de Grâces (1890).

Abeels 1982 (noot 37).

sab, Gemeenteblad 1921, Vergadering van 20 juni 1921, deel 9c, Jonction Nord-Midi –Interpellation de M. Catteau.

sab, Publieke Werken, 352-388, Maisons à charge de démolition (1864-1907).

sab, Publieke Werken, Maisons à charge de démolition, 370, allée de Dieghem et impasse de la Betterave (1886); sab, Publieke Werken, Maisons à charge de démolition, 369, rue du Chêne et rue Val des Roses (1885).

sab, Publieke Werken, Maisons à charge de démolition, 369, rue Rouppe 2 (1884)

P. Sosnowska, ‘Remploi et transformation des matériaux dans le secteur de la construction Brabançonne. Données et problèmes méthodologiques issus de l’exemple Bruxellois (XIIIe-XIXe siècle)’, .dificare 4 (2018) 2, 177-217; Bernardi en L’Héritier 2018 (noot 5); Bernard 2009 (not 5).

sab, Publieke Werken, 352-388, Maisons à charge de démolition (1864-1907); sab, Actes Administratifs (1860-1937).

‘Les voitures servant au transport des matériaux ou à l’enlèvement des terres et des décombres, doivent entrer dans l’intérieur de la propriété’, sab, Gemeenteblad 1857, 1883, 1906 en 1936, Règlement sur les bâtisses.

sab, Publieke Werken, Maisons à charge de démolition, 367, rue Pachéco (1883); sab, Publieke Werken, Maisons à charge de démolition, 364, rue Marché aux Poulets (1880); sab, Publieke Werken, Maisons à charge de démolition, 364, rue de Namur et impasse de la Grâce de Dieu (1880); sab, Publieke Werken, Maisons à charge de démolition, 364, rue et place Saint-Géry (1880); sab, Publieke Werken, Maisons à charge de démolition, 368, impasse de l’Aubète (1885); sab, Publieke Werken, Maisons à charge de démolition, 377, Marché du Parc (1893); sab, Publieke Werken, Maisons à charge de démolition, 367, impasse de la Chaussée (1883).

kb r, Belgicapress, Le Soir, Plat du Jour Le Sac de Bruxelles (23 september 1908).

sab, Gemeenteblad 1857, 1883, 1906 en 1936, Règlement sur les bâtisses.

sab, Gemeenteblad 1857, 1883, 1906 en 1936, Règlement sur les bâtisses.

sab, Publieke Werken, Maisons à charge de démolition, 380, rue de la Loi et chaussée d’Etterbeek (1897).

Gepubliceerd

2024-03-22

Citeerhulp

Reyniers, L., Wouters, I., & Van de Voorde, S. (2024). Van kunstobject tot bouwafval: Het stedelijk beleid rond afbraakmaterialen in Brussel (1860-1940). Bulletin KNOB, 123(1), 18–35. https://doi.org/10.48003/knob.123.2024.1.818

Nummer

Sectie

Artikelen

##plugins.generic.plaudit.displayName##