Culturele grondslagen van de Monumentenwet

Auteurs

  • Marieke C. Kuipers TU Delft, Architecture

DOI:

https://doi.org/10.7480/knob.111.2012.1.98

##submission.downloads##

Samenvatting

In comparison with other European nations, the Netherlands was very late in introducing a Monuments and Historic Buildings Act. Not until 1961 did a definitive Act come into effect in order to protect ‘monuments of history and art’ in peace time against undesired decline and defacement. The cultural foundations for this were laid much earlier, particularly in the nineteenth century, simultaneously with the forming of nations and the rise of new journals, organisations and scientific disciplines. This article examines how the definition of the concept of monument in the first Section of the Act was founded on the preceding debates and interpreted afterwards.

One of the three principal criteria is ‘beauty’. In relation to the concept of ‘art’ this has the advantage of appealing to both the classical Bildung values and the romantic fascination for ruins and visible traces of a distant past.

Another criterion is the ‘significance for scholarship’. In this context the advocates of protection of monuments and historic buildings active around 1910 chiefly had the humanities in mind. Especially because of their irreplaceable historical materiality monuments and historic buildings are of importance as sources of knowledge on living, working, building and development of taste in the course of time. Recently, designation of scientific value is limited to objects or buildings specifically constructed for the exercise of (exact) sciences, such as a laboratory or radio telescope.

The third criterion, ‘folkloric value’, relevant for e.g. bakehouses and other ‘small’ monuments, was cancelled when the old Act was replaced by the new one in 1988. Almost without being noticed it was substituted by the term ‘cultural-historical value’. This caused friction when assessing the ‘traces of the Second World War’: they are reminiscent of a culture of oppression and collaboration, not of civilization.

In the most recent amendment the minimum age of fifty years as a criterion was abandoned, but for the moment the Euromast in Rotterdam is the youngest protected monument.

Referenties

F. Choay, L’Allégorie du Patrimoine, Parijs 1992, 9-129.

Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde (1825) XII, 73-76 (www.dbnl.org/tekst/_jaa002182501_01/_jaa002182501_01-x.pdf).

W. van Leeuwen, V. van Rossem en C.P. Krabbe, ‘Muiderslot: authenticiteit en verbeelding’, Jaarboek Cuypersgenootschap (2008) 20/24, 6-85.

J.A.C. Tillema, Schetsen uit de geschiedenis van de monumentenzorg in Nederland, ’s-Gravenhage 1975.

J.W. Frederiks, Monumentenrecht, Leiden 1912, 23-34.

Deze commissie bestond uit architect Pierre Cuypers (voorzitter), kunsthistoricus/letterkundige Jan Kalf (secretaris), de architecten Jos Cuypers, H. Evers, C.H. Peters, en L.C. Hezenmans, generaal F.A. Hoefer, de archivarissen J.C. Overvoorde en S. Muller, de kunsthistoricus J.A. Frederiks en de jurist/kunstkenner V.E.L. de Stuers; Frederiks 1912 (noot 5) 40, noot 1.

J. Kalf, De monumenten van geschiedenis en kunst in Noordbrabant. Eerste stuk: de monumenten in de voormalige Baronie van Breda, Utrecht 1912.

Rijkscommissie, ‘Voorbericht’, in: Kalf 1912 (noot 7), I; Die Denkmalpflege 4 (1902), 76 e.v..

Kalf 1912 (noot 7), VII.

Handelingen Eerste Kamer, 17 maart 1921, 661 (www.sgd_19201921_0001279.pdf).

Handelingen Eerste Kamer 1921 (noot 10)

Handelingen Eerste Kamer 1921 (noot 10)

V.E.L. de Stuers, ‘Holland op zijn smalst’, De Gids 17 (1873), 320-402 (citaten: 324-325). N.B. cursiveringen door de auteur.

Zie voor levensloop en betekenis van De Stuers: J.A.C. Tillema, Victor de Stuers. Ideeën van een individualist, Assen 1982; J. Perry, Ons fatsoen als natie. Victor de Stuers 1843-1916, Amsterdam 2004; M. Beek e.a., Victor de Stuers. Holland op zijn smalst, Bussum 1975.

De Stuers 1873 (noot 13), 325-326.

H.E. van Gelder, ‘Voorrede’, in: H.E. van Gelder (red.), Wettelijke monumenten-bescherming. Adviezen en voorstellen aan en van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond, ’s-Gravenhage 1910, V; Frederiks 1912 (noot 5).

www.troonredes.nl/2010/troonrede-van-18-september-1928; www.troonredes.nl/2010/troonrede-20-september-1955; M. Polano en M.C. Kuipers, ‘Monumenten in nood: het ontstaan van de monumentenwetgeving in 1940-1950’, in: A.G. Schulte e.a. (red.), Monumenten en oorlogstijd. Jaarboek Monumentenzorg 1995, Zwolle/Zeist 1995, 66-78.

D. van Laanen, ‘Aangehouden zorg. Rijksdiensten voor de monumenten 1939-1947’, in: Schulte 1995 (noot 17), 8.

G. Berends, ‘De bescherming van monumenten tegen oorlogsgevaren’, in: Schulte 1995 (noot 17), 49-65.

K. Bosma, Schuilstad. Bescherming van de Bevolking tegen Luchtaanvallen, Amsterdam 2006; J. Kalf, Eerste voorloopig verslag betreffende den stand der werkzaamheden van de kunstbescherming tegen oorlogsgevaren, ’s-Gravenhage 1940.

Polano en Kuipers 1995 (noot 17), 71.

Polano en Kuipers 1995 (noot 17), 71-73.

Stukken der Tweede Kamer der Staten-Generaal, Zitting 1955-56 nr. 4115, Memorie van Toelichting no. 3, 7 (www.sgd_19551956_0001345.pdf).

Stukken der Tweede Kamer (noot 23) , 6.

Choay 1992 (noot 1), 23.

Beek 1975 (noot 14); Tillema 1975 (noot 4).

G. Brinkgreve, ‘Het gevecht om het Huis de Pinto’, in: A. de Back e.a. (red.), Gesloopt, gered, bedreigd. Omgaan met naoorlogse bouwkunst, Rotterdam 2004, 114.

J.C. Overvoorde, ‘Bescherming van Monumenten, deel 1’, Bulletin NOB 2 (1900/1901) 2, 60-68; J.C. Overvoorde, ‘Bescherming van Monumenten, deel 2’, Bulletin NOB 2 (1900/1901) 3,106-120; Frederiks 1912 (noot 5).

Frederiks 1912 (noot 5), 2 en de aldaar geplaatste voetnoten.

Frederiks 1912 (noot 5), 3.

Frederiks 1912 (noot 5), 2.

Frederiks 1912 (noot 5), 10; C. A. van Swigchem en G. Ploos van Amstel, Zes unieke wandtapijten, strijd op de Zeeuwse Stromen 1572-1576, Zwolle 1991.

L. van Leeuwen, Monumentenwet, Zwolle 1962.

Monumentenregister, mon.nr. 333074.

G.W. van Herwaarden en K. Sluyterman van Loo, ‘Hoe wordt ‘Arcadië’ beschermd?’, in: G.W. van Herwaarden e.a. (red.), Buitenplaatsen. Jaarboek Monumentenzorg 1998, Zwolle/Zeist 1998, 13-22; R. de Jong, ‘De historische buitenplaats als monument’, in: P. Don e.a. (red.), In dienst van het erfgoed, Rijksdienst voor de monumentenzorg 1947-1997. Jaarboek Monumentenzorg 1997, Zwolle/Zeist 1997, 158-166. Zie ook de bijdrage van N. Lensvelt in dit Bulletin.

Rijkscommissie 1912 (noot 8), I.

De Stuers 1873 (noot 13); Beek e.a. 1975 (noot 14).

H.P. Berlage, ‘Rede’, in: Van Gelder 1910 (noot 16), 30.

Berlage 1910 (noot 38), 32-33.

Berlage 1910 (noot 38), 30-32.

Frederiks 1912 (noot 5), 347-348.

P. Tuinman, ‘Wettelijke instrumenten ter bescherming en bewaring van bouwwerken’, in: De Back e.a. 2004 (noot 27), 88-93.

Frederiks 1912 (noot 5).

Polano en Kuipers 1995 (noot 17), 66-78; M.C. Kuipers, ‘Erkend als monument. Nieuwe beschermingsthema’s in de monumentenzorg’, in: Don e.a. 1997 (noot 35), 139.

M.C. Kuipers, ‘Jonge monumenten revisited. Terugblik op twee selecties zonder sancties’, in: De Back e.a. 2004 (noot 27), 146-149.

Monumentenregister, mon.nr. 531142.

www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/monumenten-en-erfgoed-archeologie/monumenten/modernisering-monumentenzorg; http://wetten.overheid.nl/BWBR0004471/geldigheidsdatum_26-02-2012.

Frederiks 1912 (noot 5), 414.

A.W. Weissman, ‘Recht op schoonheid’, De Gids 77 (1913), 134.

Weissman (noot 49), 142.

A.W. Weissman, ‘De eischen van het verkeer te Amsterdam’, De Gids, 78 (1914), 480.

Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, Jongere bouwkunst. Amsterdam binnen de Singelgracht (1850-1940), Rijswijk/Zeist 1984.

J.C. Overvoorde, ‘Rede’, in: Van Gelder 1910 (noot 16), 1; C.W.Vollgraff, ‘Rede’, in: Van Gelder 1910 (noot 16), 23.

Vollgraff 1910 (noot 53), 27 en 25; J.C. Kamerbeek, ‘Levensbericht C.W. Vollgraff’, Jaarboek 1966-1967, Amsterdam 1968, 346-354.

Rijkscommissie 1912 (noot 8), I.

R. de Jong, ‘Werken aan Arcadië, de toekomst van historische tuinen en parken, behoud, beheer en herstel’, in: Van Herwaarden 1998 (noot 35), 295-351.

A.C. van der Zeijden, ‘Geschiedenis van de volkskunde in acht boekbesprekingen’, http://www.albertvanderzeijden.nl/geschiedenis_van_de_volkskunde.htm (geplaatst op internet op 29 januari 2010); Kuipers 1997 (noot 44).

M. de Keizer en M. Plomp (red.), Een open zenuw. Hoe wij ons de Tweede Wereldoorlog herinneren, Amsterdam 2010, 225-233.

J. van der Lans en H. Vuijsje, Het Anne Frankhuis. Een biografie, Amsterdam 2010; E. van Voolen, ‘De Hollandsche Schouwburg’, in: De Keizer en Plomp 2010 (noot 58), 225-233.

W. Ramaker en B. van Bohemen, Sta een ogenblik stil... Monumentenboek 1940/45, Kampen 1980; M.C. Kuipers (red.), Toonbeelden van de wederopbouw. Architectuur, stedenbouw en landinrichting van herrijzend Nederland, Zwolle/Zeist 2002, 161, 166; Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten, Monumenten van Herrezen Nederland, Amersfoort 2007, 122.

Monumentenregister, mon.nr. 528529.

RDMZ, Handleiding inventarisatie jongere bouwkunst en stedebouw (1850-1940), Zeist/’s-Gravenhage 1987; RDMZ, Handleiding Selectie en Registratie Jongere Bouwkunst en Stedebouw (1850-1940), Zeist/Utrecht 1991; M.C. Kuipers, ‘Een weerbarstig onderzoeksveld ontgonnen’, in: Y. Attema e.a. (red.), Monumenten van een nieuwe tijd, Architectuur en stedebouw 1850-1940. Jaarboek Monumentenzorg 1994, Zwolle/Zeist 1994, 8-20; Kuipers 1997 (noot 44).

Monumentenregister, mon.nr. 30726.

D. Houwaart, Westerbork. Het begon in 1933…, Den Haag 1981; G. Abuys, M. en D. Mulder, Molukkers in Westerbork. Het verhaal van woonoord Schattenberg 1951-1971, Meppel 2011; www.kampwesterbork.nl; monumentenregister, mon.nrs. 478335, 478336, 478353, 478354, 478356.

P. Scheffer, Het land van aankomst, Amsterdam 2010.

Gepubliceerd

2012-03-01

Citeerhulp

Kuipers, M. C. (2012). Culturele grondslagen van de Monumentenwet. Bulletin KNOB, 111(1), 10–25. https://doi.org/10.7480/knob.111.2012.1.98

Nummer

Sectie

Artikelen

##plugins.generic.plaudit.displayName##