Bescherming van stads- en dorpsgezichten. Van beeld naar inhoud
DOI:
https://doi.org/10.7480/knob.111.2012.1.99##submission.downloads##
Samenvatting
The instrument ‘village and urban conservation area’ has a history dating back to approximately 1900. In the first half of the twentieth century, for instance, protective regulations in the field of urban planning were already in effect on a municipal level and in the circles of the (Royal) Netherlands Archaeological Association (NOB) an initiative had already been taken for a Bill in which a vague provision in this field was included. It was not until 1961 that the village and urban conservation area was laid down in the first Monuments and Historic Buildings Act. The authority of designation as a village or urban conservation area then became the responsibility of the Government, but it had to be put into effect by the municipality concerned in so-called (protective) zoning plans. In practice, the demarcation of the area to be protected was often problematic and caused dilemmas about whether or not to include a certain area. In 1988 a new, still effective Monuments and Historic Buildings Act followed.
The village and urban conservation area, so far considered ‘visual’ by many people, was also given structural and functional cultural-historical dimensions by this Act. The explanatory remarks on the designations have acquired a more profound character from around 1980 onwards and since that date they have also been accompanied by maps which could provide the initial impetus to ‘conservation through development’ instead of ‘conservation through maintaining the image’. Under both Acts a total of approximately 430 village and urban conservation areas have now been designated and some dozens more are yet to follow.
However, the instrument, now 50 years’ old, is under discussion at the moment, because there is a preference for planning protection by the principal Dutch ministries involved, i.e. Education, Culture and Science (OCW), Economics, Agriculture and Innovation (ELI) and Infrastructure and Environment (IM). This may imply that the current designation programme will end and that the status of previously designated village and urban conservation areas will get undermined by backdoor methods. This might have the consequence that an established and accepted instrument is going to perish along with a concept that has not even taken shape adequately. Especially when further content is given to such a new concept – but under the flag of the village and urban conservation area – a meaningful symbiosis might take place.
Referenties
Bij de totstandkoming van deze bijdrage is gebruik gemaakt van suggesties en adviezen van prof. dr. Marieke C. Kuipers, waarvoor ik haar bij dezen dank zeg. Ook dank aan Johan Opdebeeck voor zijn fototechnische assistentie.
Het aantal van 170 is inclusief enkele ‘oudere gezichten’. www.cultureelerfgoed.nl/landschap/landschappen-in-nederland/rce-stads-en-dorpsgezichtenkaartlaag
D.C. Meijer en J. Veth, Stedeschennis, Amsterdam 1901; V. van Rossem, Stedenschennis, oratie Universiteit van Amsterdam, Amsterdam 2010, 5; R. de Jong, ‘Stad, dorp, wijk als een beschermd gezicht’, in: J.J.M. Beenakker, F.H. Horsten e.a. (red.), Landschap in ruimte en tijd, Liber amicorum aangeboden aan prof. dr. Guus J. Borger […], Amsterdam 2007, 169.
www.amstelodamum.nl
‘Verslag der commissie ter voorbereiding van wettelijke monumentenbescherming’ [Commissie De Stuers], 15 februari 1910, in: Overdruk uit: Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond [3e jrg. 2e serie (1910)], 1-12.
I. Montijn en V. van Rossem, Het Gelijk van Heemschut, Een eeuw inzet voor erfgoedbescherming, Zwolle 2011.
Vergelijk: A.W. Weissman, ‘Recht op schoonheid’, De Gids 77 (1913), 131 e.v.; ENSIE, IX (1950), 307. Het citaat is ontleend aan de ENSIE. Of met integrerend wellicht geïntegreerd of integraal wordt bedoeld, is niet zeker.
Vergelijk: E. Boekman, Overheid en kunst in Nederland. Amsterdam [1939] (1989), 94, 97 e.v. Er wordt expliciet verwezen naar gemeentelijke verordeningen waarin als monumentaal belang wordt genoemd: ‘betekenis voor het stadsgezicht en bijzondere aard of ligging’; www.irenebuurt.nl/welstandsnotazuideramstelconcept300409.pdf; Commissie voor Welstand en Monumenten Amsterdam, De Schoonheid van Amsterdam, 111 jaar welstandsadvisering 1898-1940, 1 (2009), 2, 14, 33 e.v. De eerste gemeentelijke schoonheidscommissie is al in 1898 opgericht in Amsterdam. Het mandaat was beperkt. Deze commissie is in 1911 gevolgd door de Commissie voor het Stadsschoon van Amsterdam. Deze tweede commissie had als doelstelling behoud van het stadsschoon en opmerkelijke gebouwen, en voorkomen dat vervangende nieuwbouw storend werkt op de omgeving; ENSIE, IX (1950), 307. De eerste welstandsbepaling is van 1912: Laren, N.H. Zie hiervoor ook: M. Beek, Het aanzien waard? Geschiedenis van de welstandszorg in Nederland, Deventer 1985, 26-28.
W. Derksen, M. Gonggrijp-Van Mourik, R.A.F. Smook en Th.H.M. de Beer, Monumentenzorg en effecten van centraal beleid: een analyse van de bescherming van stads- en dorpsgezichten, Deventer 1983, 143: ‘Voor zover aangewezen gezichten in de afgelopen 15 jaar beter zijn behouden, wordt dat verklaard door de positievere houding van het desbetreffende gemeentebestuur.’
C. van Traa, ‘Het dorpsbeeld in Zuid-Holland’, in: M.D. Ozinga (red.), Ons eigen land in zijn rijke verscheidenheid […], Amsterdam 1942, 256-257.
In dit verband kan worden gewezen op een in Nederland niet of nauwelijks bekende en ook slechts weinig gerealiseerde Nazidoelstelling, namelijk de zogenoemde ‘Entschandelung’. Dit hield zoveel in als ‘Arisierung’ van de bouwkunst door het wegnemen (d.w.z. slopen) of wijzigen van onwelgevallige (negentiende- en twintigste-eeuwse) elementen, zodat een ‘historisch correct’ stads- of dorpsbeeld zou ontstaan. ‘Im Nationalsozialismus wurde der Begriff der “Entschandelung” geprägt. Er bedeutete die architektonische und städtebauliche Bereinigung von Altstädten sowohl vom historischen Dekor des 19. Jhs. wie auch von Bauformen der Neuen Sachlichkeit und wurde als denkmalpflegerische Maßnahme verstanden’, www.baufachinformation.de/zeitschriftenartikel.jsp?z=2008099020979; Recensie van Birte Pusback, Stadt als Heimat. Die Danziger Denkmalpflege zwischen 1933 und 1939, Keulen 2006, arthist.net/reviews/160. De Duitse Heimatschutz, Arisierung, Fremdkörper - en bij ons volkskunde, heemkunde en zelfs de naam Bond Heemschut - hebben hierdoor lange tijd in een (al dan niet terecht) verdacht licht gestaan. De associatie met ‘Blut und Boden’ was nooit ver weg. Vergelijk: J.J. Voskuil’s romancyclus Het Bureau.
Zie: K. Bosma en C. Wagenaar (red.), Een geruisloze doorbraak. De geschiedenis van architectuur en stedebouw tijdens de bezetting en de wederopbouw van Nederland, Rotterdam, 1995; H.T. Siraa, Een miljoen woningen. De rol van de rijksoverheid bij wederopbouw, volkshuisvesting, bouwnijverheid en ruimtelijke ordening (1940-1963), ’s-Gravenhage 1989.
P. van Dun, ‘Vijftig jaar stedenbouwkundige monumentenzorg’, in: P. Don e.a. (red.), In dienst van het erfgoed. Rijksdienst voor de Monumentenzorg 1947-1997, Zwolle/Zeist 1997, 168-170.
Ontwerp van wet op 27 september 1955 (Zitting 1955-1956; TK 4115).
G. Brinkgreve, ‘Monumentenzorg’, in: Winkler Prins Encyclopaedie, Supplement 1960, 485-486.
Bijvoorbeeld: C.P.F. van Aalst, ‘Monumentenzorg en ruimtelijke ordening; is de aanwijzing van een beschermd gezicht zinvol?’, Monumenten (1986) 11/12, 4.
Zie: K. Bosma (red.), Architectuur en stedebouw in oorlogstijd; De wederopbouw van Middelburg, Rotterdam 1988.
M. Steenhuis, Stedenbouw in het landschap. Pieter Verhagen (1882-1950), Rotterdam 2007, 308-312, 318-319.
Toelichting [bij de aanwijzing van] Middelburg [als beschermd stads/dorpsgezicht], (19 augustus 1985), 12-18.
Brinkgreve (noot 15), 486. Sint Anna ter Muiden lijkt een dorp, maar heeft stadsrechten uit de middeleeuwen.
Toelichting […] Sint Anna ter Muiden […], (7 september 1967).
Monumentenwet [1961], artikel 1e. Artikel 1f voegt hier aan toe: ‘beschermde stads- en dorpsgezichten: stads- en dorpsgezichten, welke zijn ingeschreven in de ingevolge deze wet vastgestelde registers’. De artikelen 20 en 21 betreffen de hiervoor verantwoordelijken en de aanwijzings- en inschrijvingsprocedures.
Zitting 1955-1956; TK 4115, MvT. 3, 8. Later zou in dit verband worden gezegd dat er geen glazen stolp over de gezichten geplaatst zal worden. Zie: P. Meurs, ‘Beschermde stads- en dorpsgezichten. Vijftig jaar erfgoed en ruimte: van reconstructie tot stadsvernieuwing’, in: College van Rijksadviseurs, Toekomst beschermd gezicht? Stads- en dorpsgezichten, archeologie en cultuurlandschap, ’s-Gravenhage 2011, 22.
Zitting 1955-1956; TK 4115, 29-11-1960, 2412. Bij de inwerkingtreding van de Monumentenwet (1961) werd in het aan de Woningwet toegevoegde artikel 43a bepaald dat de gemeenten de voorzieningen treffen ter bescherming van de stads- en dorpsgezichten. Dit viel onder verantwoordelijkheid van de minister van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid.
Toelichting [...] Heenvliet […], (13 augustus 1965).
Beelden van Google Earth en Bing.
Toelichting [...] Naarden […], (10 maart 1986).
Toelichting [...] Vries […], (12 juli 1967).
www.harrydevroome.nl/harry.htm
P. van Wijk, Groene Dorpenplan Gemeente Tynaarlo, Deel C: Vries, Tynaarlo 2010, met name 10 e.v.
Toelichting [...] Geleen […], (17 mei 1972); Google Earth; Cyclomedia (2002-2010).
Toelichting [...] Bronkhorst […], (24 juni 1971). Er zijn 38 als rijksmonumenten ingeschreven objecten op een totaal aantal panden dat niet eens veel hoger ligt, nl.wikipedia.org/wiki/Lijst_van_rijksmonumenten_in_Bronkhorst. In november 2011 stonden er hiervan minimaal zeven te koop, terwijl er een net was verkocht, www.funda.nl/koop/bronkhorst/.
Voor een overview is dankbaar gebruik gemaakt van: F. Altenburg, ‘”Wij zeggen altijd dat bescherming geen bevriezing is.” Over het oogmerk van en de omgang met beschermde stads- en dorpsgezichten. Een bundeling van citaten uit ruim 45 jaar literatuur over dit onderwerp.’ versie 3 december 2001 [Typoscript, waarin passages uit talrijke relevante publicaties], m.n. 15-50.
Herinventarisatie van stads- en dorpsgezichten [Nota RDMZ, Tweede uitgave], ’s-Gravenhage 1982: 9, 12, 14 en i.h.b. 50.
Toelichting [...] Delft […], (11 september 1978), 4.
Herinventarisatie van stads- en dorpsgezichten (noot 34), 19-21. De beoordeelde nederzettingskenmerken waren: nederzettingstype, structuur, bebouwing, ‘andere kenmerken van structuur en bebouwing’, functionele aspecten, totaalbeeld (dit laatste als een soort totaalbeoordeling).
Toelichting [...] Dordrecht […], (28 juli 1988), 11, 12, bijlage 3.
De ‘negentiende-eeuwse schil van Dordrecht’ wacht al jaren op aanwijzing als beschermd gezicht. Juist in december 2011 is de politiek-bestuurlijke discussie erover weer opgelaaid. Vergelijk: www.pvdadordrecht.nl/index.asp?menu_id=&id=756: ‘De een vindt het een veel te slap middel en de ander veel te strak. Daar moet meer informatie over komen. Daarom wil de PvdA een discussie over de (on)mogelijkheden van het “Beschermd Stadsgezicht”.’
Toelichting [...] Borssele […], (12 maart 1985).
Monumentenwet 1988, [ed. Schuurman en Jordens 52, 1997], 8, 11, 12.
Monumentenwet 1988, Art. 36. De verantwoordelijke departementen waren OCW (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) en VROM (Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu). Het laatste is in 2010 opgegaan in de nieuwe ministeries Economie, Landbouw en Innovatie (ELI) en Infrastructuur en Milieu (IM).
M.C. Kuipers, ‘Een weerbarstig onderzoeksveld ontgonnen’, in: Y. Attema e.a. (red.), Monumenten van een nieuwe tijd, Architectuur en stedebouw 1850-1940. Jaarboek Monumentenzorg 1994, Zwolle/Zeist 1994, 8-20.
De eerste waren Handleiding Inventarisatie jongere bouwkunst en stedebouw (1850-1940), Zeist/’s-Gravenhage 1987, en Stedebouwkundige ontwikkelingen (1850-1940), Zeist/’s-Gravenhage 1987. Hierin werd voor wat betreft stedenbouw onder meer ingegaan op bebouwingsstructuren en typologische aspecten.
Stedebouwkundige ontwikkelingen (1850-1940) (noot 43), 86.
P. Nijhof, ‘Het MIP: omzien in bewondering’, in: Y. Attema e.a. (red.), Monumenten van een nieuwe tijd, Architectuur en stedebouw 1850-1940. Jaarboek Monumentenzorg 1994, Zwolle/Zeist 1994, 21-33.
A. van der Valk en J-P. Corten, Een functie voor het verleden; Slotdocument van het project Bescherming & Bestemming, Wageningen 2006, 8; J. Wevers, Tijd & ruimte; Eindadvies van de Commissie Bescherming en Ontwikkeling […], Amersfoort 2007, 15, 23.
Zie: Handleiding Selectie en Registratie Jongere Stedebouw en Bouwkunst (1850-1940), Zeist 1991, 23, 32. Het ging hierbij om: I. Cultuurhistorische waarden; II. Historisch-ruimtelijke of Stedebouwkundige waarden; III. Situationele waarden; IV. Gaafheid/Herkenbaarheid; V. Zeldzaamheid. Deze zijn elk in twee of meer sub criteria verdeeld.
Wevers 2007 (noot 46), 14-15.
Wevers 2007 (noot 46), 15 e.v.
Toelichting [...] Tusschendiepen […], (26 oktober 2007); Toelichting [...] Lauradorp […], (15 februari 2008); Toelichting [...] Frederiksoord-Wilhelminaoord […], (6 november 2009); Toelichting [...] Leiden, Zuidelijke Schil […], (13 april 2011).
Toelichting [...] Zutphen Coehoornsingel-Deventerweg […], (15 september 2011).
Toelichting [...] Pingjum […], (29 september 1991). Op het moment van aanwijzing was de aanblik vanuit het zuiden, ter plaatse van de Alde Haven, al niet meer onbelemmerd.
Zie de desbetreffende beleidsnota en de brief aan de Tweede Kamer van 2 juli 1999.
Nota Belvedere. Beleidsnota over de relatie cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting. Bijlage: Gebieden, ’s-Gravenhage 1999.
Zie: www.belvedere.nu/page.php?section=07&pID=8&mID=4&nID=478
Zie: Tj. de Boer en A. Mol, Actieprogramma Ruimte en Cultuur. Architectuur- en Belvederebeleid 2005-2008. ’s-Gravenhage 2005, 47.
Themamiddag ‘De grenzen van het beschermd stadsgezicht’. Verslag presentaties en discussies, 18 juni 2008, […] Utrecht, 23. [www.flexusawc.nl]
Beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg (MoMo), ’s-Gravenhage 2009, 14; www.cultureelerfgoed.nl/sites/default/files/u6/Beleidsbrief%20momo.pdf , 9.
Onderzoeksrapport NRF: Investeren in Monumenten 2010, Hoevelaken 2010, 36.
Investeren in Monumenten 2010 (noot 59), 44. Er bestaan sinds een aantal jaar negen provinciale, laagrentende Cultuurfondshypotheken die kunnen worden ingezet bij (particuliere) restauraties binnen beschermde gezichten.
Zie: www.res-nova.nl/RN_nieuwsbrief/nieuwsbrief_PER_oktober_09.htm
Beleidsbrief MoMo 2009 (noot 58), 35; www.cultureelerfgoed.nl/sites/default/files/u6/Beleidsbrief%20momo.pdf, 23. Het toeval wil dat één van de laatste aan te wijzen beschermde gezichten dat van de werelderfgoedsite ‘Schokland en omgeving’ zal zijn, vanwege een combinatie van archeologische (dus het bodemarchief) en cultuurlandschappelijke (uit de wederopbouwperiode) waarden een bijzonder bepaald gezicht.
Gepubliceerd
Citeerhulp
Nummer
Sectie
Artikelen
Licentie
Copyright (c) 2012 Frits Niemeijer
Dit werk wordt verdeeld onder een Naamsvermelding 4.0 Internationaal licentie.