De Van Houtenmonumenten. Een reconstructie van de werkwijze van Eelke van Houten (1872-1970)
DOI:
https://doi.org/10.7480/knob.111.2012.4.356##submission.downloads##
Samenvatting
In the 1930s, as Chief Inspector of the Amsterdam Municipal Building and Housing Department, Eelke van Houten (1872-1970) devoted himself to placing old sculpted gables, salvaged from demolished houses, on newly built houses in Amsterdam’s inner city. He was quite successful in this and continued his efforts even after his retirement, in 1936, with the full support of both the city of Amsterdam and the Planning Authority. Van Houten kept an inventory of all the available gables and made sure that this inventory was distributed among builders, architects and the like, which prompted a lively trade in gables. Van Houten brought together supply and demand in an effort to give all the available gables a new place in the city. Based on certain stylistic qualities that are characteristic for new buildings of the 1930s, the Bureau of Monuments and Archaeology (BMA) has designated 205 inner-city houses as so-called ‘Van Houten Houses’.
Recovered documents from Van Houten himself, such as the inventory and a notebook, have revealed though that Van Houten’s actual involvement was limited to only 65 houses. By writing articles in daily newspapers and weekly magazines, in which he advocated his approach, Van Houten stimulated a large-scale following of his method. Some houses with old gables are not on the BMA list because they lack the stylistic characteristics of ‘Van Houten Houses’. The private houses in which Van Houten was personally involved form a heterogeneous group with many differences between the individual houses.
There are houses with the stylistic qualities that are characteristic for new buildings of the 1930s, but also traditional houses that are almost indistinguishable from those built in previous centuries and are therefore not known as ‘Van Houten Houses’. The Inspector preferred this last group of traditionally built houses but wasn’t always successful in obtaining the quality he was after. He had to rely on ‘amicable consultations’. Van Houten aimed for the same restorative approach as restoration architect A.A. Kok. He wanted to build in the same way that Kok restored. His method fits in with pre-war views on the preservation of historic buildings, of which A.A. Kok was a prominent representative.
Van Houten greatly admired A.A. Kok and closely collaborated with him. Van Houten’s method of placing old gables on newly built houses was an important contribution in the 1930s in preserving Amsterdam’s cityscape, in a time when there was scarcely any protection. In saving hundreds of gables he contributed to the fact that the inner city at first sight looks a lot older than it actually is. A straightforward historiography, characterized by modernist views on ornament, style and ‘progress’, would not do justice to the much more complex reality of Amsterdam.
Referenties
W. Denslagen, Romantisch Modernisme. Nostalgie in de monumentenzorg, Amsterdam 2004, 33.
V. van Rossem, ‘Jongere Bouwkunst in de Amsterdamse binnenstad’, Monumenten (september 2001), 20-23.
Naar aanleiding van de sloop van Rozenstraat 72 heeft de Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad de zogenaamde ‘vanwege-bescherming’ bij de Raad van State aangevochten. Zie: W. Schoonenberg. ‘Vanwege-bescherming gesneuveld: gehele Rijksmonument is beschermd’, Binnenstad (september 2008) 42, 69.
De belangrijkste artikelen over de Van Houtenmonumenten zijn: G. Brinkgreve, ‘De Van Houten-monumenten’, De Lamp van Diogenes (voorloper van Binnenstad), 79 (mei 1983), 32-34; V. van Rossem, ‘Moderne architectuur in de schaduw van het modernisme’, Bulletin KNOB 107 (2008) 4, 138-146.
V. van Rossem, ‘De architectuur van alledag. Het gemeentelijk monumentenproject’, in: J. Gawronski, F. Schmidt, M.-Th. van Thoor (red.), Monumenten & Archeologie 1, Amsterdam 2002, 87-93; V. van Rossem, ‘De vermaerde koopstad van Amstelredam’, in: V. van Rossem en M. Bakker (red.), Amsterdam maakt geschiedenis. Vijftig jaar op zoek naar de genius loci, Amsterdam 2004, 17-47.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA), archiefdozen Van Houten. Hierna te noemen: BMA archief. Zie ook: Van Rossem 2008 (noot 4).
Koninklijk Oudheidkundig Genootschap (KOG), afkomstig van E. van Houten, ‘Aantekeningen, schetsen en tekeningen betreffende bouwfragmenten, gevels en gevelstenen te Amsterdam, 1937-1947’, archiefstuk 1234. Hierna te noemen: KOG archief.
E. van Houten, Amsterdamsche Merkwaardigheden, Amsterdam 1942, 32.
BMA archief, Brief van Van Houten aan Burgemeester en Wethouders, 18 juli 1947. Geen verdere aanduiding of nummering bekend. Uit een brief in het KOG archief van Bouw- en Woningtoezicht aan Van Houten, gedateerd 10 juli 1936, blijkt dat Van Houten in 1936 met pensioen is, maar met zijn werk als gepensioneerd ambtenaar doorgaat en daarbij alle medewerking van de gemeente krijgt.
Brief van Van Houten aan B & W, 18 juli 1947 (noot 9).
Brinkgreve 1983 (noot 4).
Van Rossem 2008 (noot 4), 142.
Vriendelijke mededeling van V. van Rossem.
Maandblad Amstelodamum 1936, 134.
De eerste, in 1928, was top nr. 0, Spuistraat 289; de laatste, in 1947, top nr. 103, Recht Boomssloot 35.
T. Koot, ‘Op Heemwacht’, Heemschut 24 (1947) 6, 82.
Ook C. Visser was al vroeg betrokken bij het behoud en hergebruik van gevelfragmenten, mogelijk ook bij het hergebruik van een klokgevel afkomstig van de Dam op Prinsengracht 715 in 1915. Zie: C. Visser, ‘Een oude gevel op een nieuwe plaats’, De Bouwwereld 17 (1918), 273-274. Architect Van Hardeveld zou decennia later schrijven dat ‘individueel nuttig werk is […] gedaan door de heeren C. de Visser en E. van Houten, ambtenaren van het Bouwtoezicht’, J.M. van Hardeveld, ‘Amsterdam als monument’, Bouwkundig Weekblad Architectura, 38 (1940), 299.
BMA archief, Van Houten over Goudsbloemstraat 70-72.
Een voorbeeld is Palmgracht 12-16 (1936), curieuze panden met erkers, bekroond door hergebruikte geveltoppen.
BMA archief, Van Houten over Reguliersgracht 16.
BMA archief, Van Houten over Reguliersgracht 16.
BMA archief, Van Houten over Anjeliersstraat 23.
BMA archief, Van Houten over Runstraat 14-20. Een voorbeeld van een Van Houtenpand met een jaartal in de top is Laurierstraat 27-29 uit 1934. Ook noemt Van Houten het belang van documentatie. Zie: Van Houten 1942 (noot 8), 37.
Visser 1918 (noot 17).
M. Beek, Het aanzien waard? Geschiedenis van de welstandszorg in Nederland, Deventer 1985, 50. J.F. Staal publiceerde in het Bouwkundig Weekblad (1924 3, 36) een humoristische verzameling van krantenknipsels waarin diverse timmerlieden en metselaars zich architect noemden.
Bouwkundig Weekblad (1924), 46.
KOG archief, Brieven aan Van Houten.
KOG archief, Brief Schoonheidscommissie aan Van Houten van 3 januari 1939.
Ir. A. Boeken, ‘Bouwen en restaureeren in Oud Amsterdam’, Bouwkundig Weekblad Architectura, 36 (1940), 279-287.
Van Hardeveld 1940 (noot 17). Geciteerd in: Van Rossem 2008 (noot 4).
Het waren vooral de architecten van het Nieuwe Bouwen die felle kritiek leverden op de herplaatsing van oude geveltoppen, maar hun invloed in de Schoonheidscommissie en daarmee op het bouwen in Amsterdam was gering. Zie: K. Limperg, ‘Monumentenzorg?’, De 8 en Opbouw, 9 (1933), 71-72. Over de invloed van het Nieuwe Bouwen op het bouwen in de binnenstad: Beek 1985 (noot 25), 53.
Van Houten 1942 (noot 8), 33-35.
Van Houten 1942 (noot 8), 33-35.
KOG archief, Brief van de bouwkundige J.F. Middelbusker aan Van Houten, gedateerd 10 december 1935.
Van Houten 1942 (noot 8), 36.
Limperg 1933 (noot 31), 71.
KOG archief, Brief van Van Houten aan een zekere heer Aurik.
Zijn eigendom waren de geveltoppen van Laurierstraat 59 en 61, NZ Voorburgwal 170, Nes 85, Korte Leidsedwarsstraat 48, Korte Keizerstraat 9, Lauriergracht 69, Warmoesstraat 11, Rozenstraat 110, Boomstraat 44, Westerstraat 161, Bloemstraat 76, Doelenstraat 8 en tenslotte van een onbekend adres in de Rozenstraat. BMA archief, Brief van Van Houten aan Burgemeester en Wethouders, oktober 1947.
Een aantal exemplaren bevinden zich in het KOG archief.
Onderaan een lijst staat: ‘De houder van deze lijst wordt beleefd verzocht medewerking te verleenen tot het weder plaatsen van deze fragmenten. Inlichtingen en afbeeldingen zijn te bekomen bij E. van Houten, Amstelveenscheweg 198’.
KOG archief, Brief aan Van Houten, 15 januari 1940.
Het betreft hier de herbouw van een pand aan de Prins Hendrikkade. KOG archief, Brieven aan Van Houten.
Het betreft hier Spuistaat 289.
BMA archief, Van Houten over Egelantiersgracht 191-195, hoek Derde Leliedwarsstraat.
Freek Schmidt, ‘Het architectenloze tijdperk. Ambachtslieden en amateurs in de achttiende eeuw’, Bulletin KNOB 104 (2005) 5, 138-161, 142.
E. van Houten, voorwoord in het Grachtenboek, uitgave 1962.
Van Houten 1962 (noot 47).
E. van Houten, ‘De monumentenwet en de schoonheid van Amsterdam’, Van Bouwen en Sieren (januari 1932), 13-14.
M. Haaksman, ‘De restauraties van Jan de Meijer en A.A. Kok’, Bulletin KNOB 104 (2005) 1, 10-21.
Nederlands Architectuurinstituut, Archief A.A. Kok, Kattengat 8, doos 21. Geciteerd door Haaksman 2005 (noot 50), 20.
Haaksman 2005 (noot 50), 20.
KOG archief, Brief van A.A. Kok aan Van Houten, 12 januari 1935.
KOG archief, Brief van Ysbrand Kok, de zoon van A.A. Kok, aan Van Houten, 9 december 1942.
KOG archief, Brief van A.A. Kok aan Van Houten, 23 mei 1942.
BMA archief, Van Houten over Recht Boomssloot 39.
W. Schoonenberg, ‘Hergebruik van oude geveltoppen’, in: G. Brinkgreve e.a., Veldboeket met distels. 40 jaar Diogenes, Amsterdam 2000, 130-135.
In het Vienna-Memorandum stelt de Unesco dat ‘contemporary architecture and preservation of the historic urban landscape should avoid all forms of pseudo-historical design’ (Vienna-Memorandum, 2005, artikel 20).
Gepubliceerd
Citeerhulp
Nummer
Sectie
Artikelen
Licentie
Copyright (c) 2012 Walther Schoonenberg
Dit werk wordt verdeeld onder een Naamsvermelding 4.0 Internationaal licentie.