Intentionele willekeur. Het ongeschreven verwervingsbeleid van Vereniging Hendrick de Keyser

Auteurs

  • Wouter van Elburg

DOI:

https://doi.org/10.7480/knob.117.2018.3.2600

##submission.downloads##

Samenvatting

The Vereniging Hendrick de Keyser is a private heritage organization established in 1918, the same year that saw the founding of the Rijksbureau voor Monumentenzorg, the forerunner of today’s Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (Cultural Heritage Agency). The organization is dedicated to the preservation of historically valuable buildings in the Netherlands, which it does by purchasing and managing such properties. Hendrick de Keyser was not bound by government policy and went its own way in the matter of acquisition. Thus, an analysis of its acquisition strategies can supplement our knowledge of heritage protection and reveal to what extent private heritage protection developed in tandem with or separately from government policy. 

Decisions on acquisitions were made by the board and since the association never formulated specific rules for this purpose, an analysis of acquisition practice is best done via a study of the properties and their descriptions in minutes, annual reports and anniversary publications. This article analyses the association’s properties from three perspectives: the grounds for acquisition as published in annual reports and board reports, the dating of the properties and the typology.

No clear-cut periods in acquisitions policy emerge from this three-pronged analysis. Several elements do, however, stand out. A recurrent theme with respect to argumentation is the building’s importance in the townscape or its visually defining features.

Around the time of the association’s founding, this was probably due to the frenzied demolition and redevelopment taking place around the country; after the Second World War to the consequences of the Wederopbouwwet (Reconstruction Act), which tore great holes in the fabric of the historical city centres. The analysis based on dating and typology leads to similar conclusions in relation to wider developments in heritage protection.

In addition to an analysis of the properties themselves, it is necessary to take account of other likely influences on acquisition practice, such as the association’s financial situation. For example, Hendrick de Keyser does not buy on the open market; acquisitions have usually taken the form of private purchases supported by external financing from various funds, or of bequests and gifts. The influence of individual board members also needs to be considered: the presence on the board of prominent art/architecture historians and architects inevitably affected acquisition practice.

Based on this information, comparisons were made with government policy. It transpires that Vereniging Hendrick de Keyser and other organizations generally developed side by side and many parallels can be drawn between the various parties. There is evidence of cross-fertilization and of contemporaneous but divergent developments, both of which influenced national heritage policy.

Referenties

J.A.C. Tillema, Schetsen uit de Geschiedenis van de monumentenzorg in Nederland, Den Haag 1975.

Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst, Deel I. De provincie Utrecht, Utrecht 1908, 3.

Het gesteggel met de ‘Voorlopige lijst’ wordt onder andere besproken in H. Westermann,‘Vereniging Hendrick de Keyser’, Spiegel der Historie 3 (maart 1968) 3, 73; B. Franssen, ‘50 jaar monumentenzorg op niveau’, Heemschut 74 (december 1997) 4, 2; P. Brinkman ‘De

Monumentenlijst, van Voorlopige Lijst tot relationele databank’, in: Jaarboek Monumentenzorg 1997. In dienst van het erfgoed, Zwolle 1997, 112-128.

Voorloopige lijst 1908 (noot 2), 3. Zie ook noot 4.

C.P. Krabbe, ‘Monumenten: architectonische overblijfselen’, in: F. Grijzenhout, Erfgoed – de geschiedenis van een begrip, Amsterdam 2007, 165-171.

Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst, Deel V, I. De provincie Noord-Holland (uitgezonderd Amsterdam), Utrecht 1921, v.

Tillema 1975 (noot 1), 570.

Tillema 1975 (noot 1), 571.

Voor een uitgebreide verhandeling over de geschiedenis van de Vereniging, zie W. van Elburg, ‘Verzameld Verleden. Episodes uit een eeuw Vereniging Hendrick de Keyser’, in: Vereniging

Hendrick de Keyser, Jaarverslag 2017, Amsterdam 2018, 62-89.

Vereniging Hendrick de Keyser, Voorkoming van verdere stedenschennis, Amsterdam 1918.

Als kanttekening moet hierbij worden vermeld dat een deel van het verworven bezit al werd verworven voor de publicatie van de ‘Voorlopige lijst’ over de plaatsdesbetreffende provincie.

De afbeeldingen van panden die voor dit artikel zijn geselecteerd zijn waar mogelijk afkomstig uit de periode dat een pand werd verworven door Hendrick de Keyser. Deze foto’s lagen als het ware

‘op tafel’ bij besprekingen over de verwerving van het pand en kunnen daarom illustreren waar de bestuursleden hun argumentatie vandaan haalden. Na verwerving in 1996 werd met name het interieur gerestaureerd.

R. Meischke e.a., Huizen in Nederland, Zwolle 1993, 1995, 1997, 2000 en 2018.

Hiervoor is gebruik gemaakt van de jaarverslagen van de Vereniging (die elk jaar in druk verschijnen) en de notulen van het dagelijks bestuur en later het bestuur. De notulen bevinden zich in het ongeordende archief van Vereniging Hendrick de Keyser, dat wordt bewaard op verschillende locaties op hun kantoor in Amsterdam.

F.E. Posthumus Meyjes, ‘Verslag van den Secretaris’, in: Vereniging Hendrick de Keyser, Jaarverslag 1918, Amsterdam 1919, 8-10.

F.E. Posthumus Meyjes, ‘Verslag van den Secretaris’, in: Vereniging Hendrick de Keyser, Jaarverslag 1919, Amsterdam 1920, 7-8.

De Wederopbouwwet versoepelde bouwverordeningen en gaf lokale overheden meer bevoegdheden. Sloop en onteigening werden makkelijker gemaakt. In verschillende historische binnensteden had de wet rampzalige gevolgen voor oude buurten, die door de oorlog in slechte staat verkeerden. Zie bijvoorbeeld: G. Brinkgreve, Mozaïek van mijn leven. Herinneringen 1917-2005, Amsterdam 2006, 78-80.

Deze indeling van de collectie op basis van ouderdom leidt tot enige vertekening. Een deel van het bezit, het merendeel van de twintigste-eeuwse panden, werd pas gebouwd na de oprichting van

Hendrick de Keyser. De kans dat een huis van slechts enkele jaren oud zou worden verworven, is miniem. Het bestand twintigste-eeuwse huizen is echter relatief klein en deze weglaten in een

grafiek met verwervingen zou een incompleet beeld opleveren. Daarnaast zijn ze niet van invloed geweest op de verwerving van zeventiende- en achttiende-eeuwse architectuur. Vooral het

‘oudere’ bezit kan probleemloos op deze manier worden geanalyseerd en interessante

tendensen aantonen in het verwervingsbeleid.

Archief Vereniging Hendrick de Keyser. Citaten uit jaarverslagen, jubileumboeken en notulen. De neerbuigende houding jegens nieuwbouw en de negentiende eeuw werd door alle bestuursleden gedragen.

R. Meischke, ‘Beschouwingen rond de huizencollectie van Vereniging Hendrick de Keyser’, Bulletin KNOB 99 (2000) 6, 213.

S.R. Jones, Old Houses in Holland, New York 1913, 3.

Vereniging Hendrick de Keyser 1918 (noot 10).

A.A. Kok, ‘De bakstenen trapgevels’, in: Vereniging Hendrick de Keyser, Gedenkboek van de Vereeniging Hendrick de Keyser. Oud-Hollandsche bouwkunst en haar behoud 1918-1928, Amsterdam 1928, 59-92.

C. Visser, ‘Beschrijving van het perceel Herengracht 77/Korsjespoortsteeg 24 Amsterdam’, in: Vereniging Hendrick de Keyser, Jaarverslag 1958, Amsterdam 1959, 13.

Archief Vereniging Hendrick de Keyser. Notulen bestuur, notulen 7 april 1987 en 2 juni 1987.

Om het diagram leesbaar te houden, zijn verschillende gebouwtypen onder grotere groepen geschaard. Onder openbare gebouwen vallen om deze reden ook scholen en weeshuizen, bijvoorbeeld Oude Delft 49 in Delft. Onder buitenplaatsen en bijgebouwen is de Nederhof van het voormalige kasteel Honselaarsdijk genomen.

De eerste publicaties wijzen vooral naar historische architectuur in het algemeen, later wordt de tendens verschoven naar het Nederlandse woonhuis, zie bijvoorbeeld R. Meischke, Het Nederlandse Woonhuis van 1300-1800. Vijftig jaar Vereniging ‘Hendrick de Keyser’, Haarlem 1969 en de reeks Huizen in Nederland. Zie ook Archief Vereniging Hendrick de Keyser. Verschillende aantekeningen

en beleidsnotities, bijvoor- beeld ‘Notitie Beleid Lange Termijnperiode 2003-2007’ (december 2002).

H. Westermann, ‘De Vereeniging “Hendrick de Keyser”’, in: Vereniging Hendrick de Keyser, Gedenkboek van de Vereeniging Hendrick de Keyser. Oud-Hollandsche bouwkunst en haar behoud

-1928, Amsterdam 1928, 11.

Krabbe 2007 (noot 5), 161-162.

F. Vermeulen, ‘De geschiedenis der Nederlandse bouwkunst weerspiegeld in het bezit van Vereeniging Hendrick de Keyser’, in: Vereniging Hendrick de Keyser, Gedenkboek uitgeg. ter gelegenheid van het 20-jarig bestaan der Vereeniging Hendrick de Keyser 1918-1938,

Amsterdam 1939, 7.

Archief Vereniging Hendrick de Keyser. Zie voor zijn invloed de notulen van het dagelijks bestuur, bijvoorbeeld notulen 25 augustus 1925, 14 september 1926 en 13 december 1926.

Archief Vereniging Hendrick de Keyser. Zie de notulen van het bestuur, bijvoorbeeld notulen 6 maart 1990, 1 maart 1994, 2 april 1996, 2 maart 2004, 4 november 2008, 2 maart 2010, 7 januari

, 2 juni 2015 en 3 november 2015.

C. Peeters, ‘Het negentiende-eeuwse woonhuis in het stadsbeeld’, in: Vereniging Hendrick de Keyser, Jaarverslag 1971, Amsterdam 1972, 28-37.

C.A. van Swigchem, ‘Eise Eisingastraat 2 te Franeker’, in: Vereniging Hendrick de Keyser, Jaarverslag 1985, Amsterdam 1986, 19.

J.W. de Jong Schouwenburg, ‘Nieuwe aanwinsten’, in: Vereniging Hendrick de Keyser, Jaarverslag 1945/1946, Amsterdam 1947, 6.

Gepubliceerd

2018-09-25

Citeerhulp

van Elburg, W. (2018). Intentionele willekeur. Het ongeschreven verwervingsbeleid van Vereniging Hendrick de Keyser. Bulletin KNOB, 117(3), 130–146. https://doi.org/10.7480/knob.117.2018.3.2600

Nummer

Sectie

Artikelen

##plugins.generic.plaudit.displayName##