Van hoog naar laag
Een alternatief model voor veenontginningen?
DOI:
https://doi.org/10.48003/knob.123.2024.4.839##submission.downloads##
Samenvatting
In this article the authors draw on three case studies in testing the merits of an alternative peatland reclamation model – namely, from high to low – put forward by several authors in recent years. According to this new model, the drainage of the peatlands started from peat mounds built on top of the dried out peatland, rather than by digging ditches from natural waterways (low) to the centre of the peatland (high). Archaeological and other data for all three case studies – IJsselmonde, Roderwolde and Zeevang – have been analysed as systematically as possible. Roderwolde qualifies as a kind of comparative study. It, too, was considered indicative of an alternative reclamation model but, thanks to extensive archaeological research, we have a fairly detailed picture of this reclamation. In short, it proceeded in accordance with the established model and the peat mounds are a secondary phenomenon. Based on an analysis of the data for IJsselmonde and Zeevang, we conclude that there is as yet no evidence to support the existence of an alternative model. In fact, although the data are incomplete, the drainage methods appear to be consistent with the established model. As in Roderwolde, the peat mounds are a secondary phenomenon: they were created at a time when the peatlands had already subsided considerably as a result of drainage, but large-scale embankment building had not yet taken place.
Referenties
T. Spek en M. Kosian, ‘Een nieuwe landschapskaart van Nederland: voorgeschiedenis en uitgangspunten’, Tijdschrift voor Historische Geografie 9 (2024), 89-100.
M.K.E. Gottschalk, ‘De ontginning der Stichtse venen ten Oosten van de Vecht’, Tijdschrift van het Aardrijkskundig Genootschap 3 (1956), 206-222; J.K. de Cock, Bijdrage tot de historische geografie van Kennemerland in de Middeleeuwen op fysisch-geografische grondslag, Groningen 1965, 255-257; G.J. Borger, ‘De ontwatering van het veen. Een hoofdlijn in de historische nederzettingsgeografie’, Geografisch tijdschrift 11 (1977), 377-387; G.J. Borger, ‘Draining – digging – dredging. The creation of a new landscape in the peat areas of the low countries’, in: J.T.A. Verhoeven (red.), Fens and bogs in the Netherlands. Vegetation, history, nutrient dynamics, and conservation, Dordrecht 1992, 131-171; C. de Bont, Vergeten land. Ontginning, bewoning en waterbeheer in de westnederlandse veengebieden (800-1350), proefschrift Universiteit Wageningen, 2008; J. Zomer, Middeleeuwse veenontginningen in het getijdenbekken van de Hunze. Een interdisciplinair landschapshistorisch onderzoek naar de paleogeografie, ontginning en waterhuishouding (ca. 800-ca. 1500), proefschrift Rijksuniversiteit Groningen, 2016.
J.M. Bos, Waterland, een middeleeuws cultuurlandschap, Zutphen 1988; A. van Braam, Zaandam in de middeleeuwen, Hilversum 1993; C. Boschma-Aarnoudse, Boer en poorter in het veen. Waterland en de Zeevang in de middeleeuwen, Heerhugowaard/Wormer 2022.
H.A. Heidinga, ‘Indications of severe drought during the 10th century AD from an inland dune area in the central Netherlands’, Geologie en Mijnbouw 63 (1984), 241-148.
Voor IJsselmonde: M. Ouwens e.a., Barendrecht. De ruimtelijke ontwikkeling van dijkdorp tot centrum van IJsselmonde, Barendrecht 2012; M. IJsselstijn, ‘De ruimtelijke ontwikkelingsgeschiedenis van Barendrecht tot aan de Tweede Wereldoorlog’, Contactblad van de Historische Vereniging Barendrecht, bijlage bij nr. 137 (2014, nr. 1). Voor de Zeevang: Boschma-Aarnoudse 2022 (noot 3).
J.M. Moree e.a., ‘Barendrecht-Carnisselande, bewoning van een oeverwal vanaf het Laat Neolithicum tot in de Midden-Bronstijd’, in: A. Carmiggelt, M.C. van Trierum en D.A. Wesselingh (red.), BOORbalans 7. Archeologisch onderzoek in de gemeente Barendrecht. Prehistorische bewoning op een oeverwal en middeleeuwse bedijking en bewoning, Rotterdam 2011, 15-154.
M. Gumbert-Hepp, J.P. Gumbert en J.W.J. Burgers, Annalen van Egmond, Hilversum 2014, 136-139.
A.C.F. Koch, Oorkondenboek Holland en Zeeland tot 1299, deel I, ’s-Gravenhage 1970, nr. 93; C.J.C. Broer, Uniek in de stad. De oudste geschiedenis van de kloostergemeenschap op de Hohorst bij Amersfoort, sinds 1050 de Sint-Paulusabdij in Utrecht. Haar plaats binnen de Utrechtse kerk en de ontwikkeling van haar goederenbezit (ca. 1000-ca. 1200), Utrecht 2000, 477 e.v.
Koch 1970 (noot 8), deel I, nr. 109.
Koch 1970 (noot 8), deel I, nr. 347.
D.P. Hallewas en J.M. Moree, ‘De middeleeuwse bedijking en bewoning van het zuidelijke deel van de Riederwaard. Archeologisch onderzoek in Barendrecht-Carnisselande op IJsselmonde’, in: A. Carmiggelt, M.C. van Trierum en D.A. Wesselingh (red.), BOORbalans 7. Archeologisch onderzoek in de gemeente Barendrecht. Prehistorische bewoning op een oeverwal en middeleeuwse bedijking en bewoning, Rotterdam 2011, 155-206.
D.P. Hallewas, Albrandswaard Rhoon Portland. Vindplaats 19-09. Laat-middeleeuwse huizen op het veen, Rotterdam 2009.
Zie het overzicht in: V.T. van Vilsteren, ‘Overblijfselen eener verbazend armelijk en eenvoudige kultuur. Opkomst en ondergang van proto-ambachtelijk bierbrouwers in Drenthe in de 13e eeuw’, Oudheidkundige mededelingen uit het Rijksmuseum van oudheden te Leiden 72 (1992), 117-120.
A.E. van Giffen, ‘Het terpje bij “Het Wold” in de made van het Eelderdiepje bij Peize’, in: Vereeniging voor Terpenonderzoek (red.), Dertiende, veertiende en vijftiende jaarverslag van de Vereeniging voor Terpenonderzoek, Groningen 1931, 44-46.
A.E. Klungel, ‘Veenterpen ten zuidwesten van Groningen’, Boor en Spade 17 (1971), 188-197.
H. Michel, ‘Met het oog op Roderwolde. Over de historische geografie van het oude streekdorp’, doctoraalscriptie Geografisch en Planologisch Instituut Vrije Universiteit Amsterdam, 1982; B. Michel, ‘Roderwolde, een Drents “wolddorp,” Historisch-Geografisch Tijdschrift 2 (1984), 65-71.
W.A. Casparie, ‘Laat-middeleeuwse veenterpen in Neerwolde’, in: M. Bierma e.a. (red.), Terpen en wierden in het Fries-Groningse kustgebied, Groningen 1988, 196-213.
Van Vilsteren 1992 (noot 13).
J.Y. Huis in ’t Veld, Het Hoogeheem, een Drents kloostervoorwerk in Groningen, Groningen 2011.
J. Zomer, ‘Landschapsgeschiedenis van Roderwolde. Een interdisciplinair onderzoek naar de natuurlijke landschapsgenese van een woldgebied in de Kop van Drenthe en de kolonisatie en ontginning in de late Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd’, masterscriptie Rijksuniversiteit Groningen, 2009.
J. van Doesburg, A. Müller en J. Schreurs, Land van melk en honing? Waardestellend archeologisch onderzoek (februari-juli 2006) naar Middeleeuwse veenterpen in de Peizer- en Eeldermaden (gem. Noordenveld) in het kader van inrichting en beheer van het archeologische monument Peizermaden, Amersfoort 2010.
Zomer 2016 (noot 2), 231-76; J. Nicolay, Huisplaatsen in De Onlanden. De geschiedenis van een Drents veenweidegebied, Groningen 2018.
J.G. Kruisheer, Oorkondenboek Holland en Zeeland tot 1299, deel III, Assen/Maastricht, nr. 1789.
J.R. Mulder en T.C. van Steenbergen, De bodemgesteldheid van het herinrichtingsgebied Zeevang. Resultaten van een bodemgeografisch onderzoek, Wageningen 1995.
G.H.P. Dirkx, Standaard historisch-geografische inventarisatie van het herinrichtingsgebied Zeevang, Wageningen 1995.
F. Ketner, Oorkondenboek van het Sticht Utrecht tot 1301, deel IV, ’s-Gravenhage 1954.
Boschma-Aarnoudse 2022 (noot 3).
L.W. Dekker, H.A. Heidinga en M.D. de Weerd, ‘Polder De Beemster (Noord-Holland), Nieuws Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond 71-4 (1972), 41-42.
J.R. Mulder, ‘Daliegaten en daliebulten in de Zeevang (N.H.)’, Historisch-Geografisch Tijdschrift 24 (2006), 97-106.
J.R. Mulder en L.W. Dekker, Bodemkundig onderzoek van twee daliebulten bij Middelie en Beets in de Zeevang (N.H.), Wageningen 2007; J.R. Mulder en L.W. Dekker, ‘Natte daliegaten en verdrogende daliebulten in (voormalige) veengebieden’, Stromingen. Vakblad voor hydrologen 15-2 (2009), 3-15.
S. Muller Fz., ‘De oudste goederenlijsten der Abdij van Egmond’, Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap, deel 35 (1914), 1-40, specifiek 11.
F. Diederik, ‘Tien jaar archeologisch onderzoek in Schagen en omgeving’, Westerheem 34 (1985), 198-218; K.T. Salomons, Wonen aan het Witsmeer. Archeologisch, landschappelijk en cultuurhistorisch onderzoek van een boerenerf in Zijdewind, Castricum 2023; J. van Leeuwen, Middeleeuws Medemblik: een centrum in de periferie. Archeologisch onderzoek naar de (vroeg)middeleeuwse handelsnederzetting en het oudste regionale centrum van West-Friesland in de periode 675-1289, Hoorn 2014, 70-73, 74-83, 170, 173.
Zie: noaa.cultureelerfgoed.nl/search.
Zomer 2016 (noot 2), 223
Gepubliceerd
Citeerhulp
Nummer
Sectie
Artikelen
Licentie
Copyright (c) 2024 Marcel IJsselstijn, Jeroen Zomer
Dit werk wordt verdeeld onder een Naamsvermelding 4.0 Internationaal licentie.