Een onbekend ontwerp van Pieter Aaronsz. Noorwits: De toren van de Willibrorduskerk in Hulst (1663-1667)
DOI:
https://doi.org/10.7480/knob.110.2011.1.77##submission.downloads##
Samenvatting
In the night of 19 November 1663 the tower of the Willibrordus church in the city of Hulst burnt down because of a stroke of lightning. Immediately action was taken for restoration of the tower and other heavily damaged parts of the church. This resulted in putting up a completely new tower, because a reconstruction of the former one, where a small warning of 14 bells had hung - likewise destroyed - would not have enough room for two ringing bells and a new carillon of 28 bells, ordered from the famous Amsterdam bell founder François Hemony. During those years Hulst was part of the Generality land Dutch Flanders, a region directly governed by the States General in The Hague. That is why Pieter Noorwits, the architect of the States of Holland in The Hague, was assigned by the Generality to design the new tower.
Noorwits' oeuvre has not been studied up to now. He is almost exclusively known as the architect of the spectacular New Church of The Hague (1656). His activities on behalf of Hulst have never even been mentioned, although a large amount of archival sources is available for a description of the building process of Noorwits' tower - which, by the way, burnt down in 1876 - and even for a qualitative comparison of his creation with the works of his contemporaries. It can be concluded that Noorwits' tower in Hulst bore characteristics typical of the works of the generation following Hendrick de Keyser: a classicist edifice of three stories, of which the liveliness was primarily caused by architectural and hardly by any sculptural features. This holds most of all for the second storey, which was given the unusual number of eight columns - other towers getting no more than four - crowned with Ionic capitals.
Referenties
Gemeentearchief Hulst (GAH), Stadsarchief (SA), inv. nr. 1, Resolutiën van de magistraat van Hulst 1646-1666, 222ro (20 november 1663). Inv. nr. 437, Jaarrekeningen van de extraordinaris ontvanger Jacob de Vriese – tevens schepen – inzake de herbouw van de parochiekerk van Hulst 1663-1668, Eerste jaarrekening, 1ro-2vo. Inv. nr. 441 P, Concept van eenv verslag door Jacob de Vriese (24 november 1663). Nationaal Archief ’s-Gravenhage (NA), 1.01.19, Raad van State (RvS), inv. nr. 621, Hulst aan Raad van State (22 november 1663). Jacob van Lansberghe, Beschryvinge van de Stadt Hulst, Rotterdam 1691, 51-56.
GAH, SA, inv. nr. 288 G, Kwitantie voor geleverd bier voor degenen die bij het blussen hadden geholpen (28 maart 1664). Inv. nr. 288 I, Rekening voor verteringen door de spuitgasten (21 december 1663). Inv. nr. 288 J, Rekeningen voor het gebruik en het transport van de spuiten (9 december 1664).
NA, 1.01.19, inv. nr. 621, Hulst aan Staten-Generaal (22 november 1663). GAH, SA, inv. nr. 437, Eerste jaarrekening De Vriese, 2ro. Inv. nr. 441 N, Estimatien (14 januari 1664).
S. Groenveld, H.L.Ph. Leeuwenberg e.a., De Tachtigjarige Oorlog. Opstand en consolidatie in de Nederlanden (ca. 1560-ca. 1650), Zutphen 2008, 117-120, 135-138. S. Groenveld, ‘In de frontlinie, Hulst en Hulsterambacht tijdens de Tachtigjarige Oorlog’, in: Jaarboek De Vier Ambachten 2001-2003, 13-42. De Generaliteitscolleges worden gewoonlijk hogere, centrale instellingen boven de soevereine gewestelijke Statenvergaderingen genoemd, maar stonden formeel daartussen: ze waren, met een term uit de bestuurskunde, intergouvernementeel.
S.J. Fockema Andreae, De Nederlandse staat onder de Republiek, Amsterdam 19693, 86-88. W.J. Annard, Bestuur en Bestuurders in Oost Staats-Vlaanderen 1645-1673, Hulst 1993, 3-8. A. Meerkamp van Emden, De archieven van de rechtbanken [...]. Zeeuwsch-Vlaanderen 1447-1798, Middelburg 1919, XVIII-XXII. K. Heeringa, ‘Het aandeel van Zeeland in het bestuur van Staats-Vlaanderen’, in: Nederlandsch Archievenblad 23 (1914/1915), 45-60. P.W. Stuij, Zeeuwsch-Vlaanderen. De geschiedenis van een grensgebied, Zutphen 1990. A.M.J. de Kraker, ‘De woelingen der Watergeuzen om het Vlaamse kustgebied. Een onderzoek naar hun akties in de Vier Ambachten en de gevolgen daarvan tussen 1572 en 1576’, in: Jaarboek De Vier Ambachten 1980/1981, 65-186, aldaar over Biervliet: 163-169. S. Groenveld, ‘“Een doore geopent.” Noord-Nederlandse tijdgenoten over de positie en de verovering van Sluis, 1604’, in: Archief van het Zeeuwsch Genootschap 2004, 5-48, aldaar 11. J.M.G. Leune, Lillo en Liefkenshoek. De geschiedenis van twee Scheldeforten, 4 Delen, Brussel 2006-2009, 1, 193-195. S. Groenveld, ‘Dutch or Flemish? The institutions of Dutch Flanders, ca. 1570-ca. 1700’. Ter publicatie bij de Universiteit van Gent.
Annard 1993, 13-14, 25-34.
A.Th. van Deursen, ‘De Raad van State onder de Republiek van 1588-1795’, in: Raad van State 450 jaar, ‘s-Gravenhage 1981-1983, I, 47-92, aldaar 85-87. S. Groenveld, ‘De institutionele en politieke context’, in: J.Th. de Smidt (red.), Van tresorier tot thesaurier-generaal. Zes eeuwen financieel beleid in handen van een hoge Nederlandse ambtsdrager, Hilversum 1996, 55-88, aldaar 82-88.
GAH, SA, inv. nr. 1, Resolutiën van de magistraat, 222vo (22 november 1663) noemt hen – zeldzaam – met name. Van Lansberghe 1691, 117-159. Annard 1993, 15-23, en 56 waar een overzicht is te vinden van de rijksten van de stad, op basis van het Kohier Kapitale Schatting 1664; onder dezen bevinden zich vrijwel alle notabelen. Vgl. ook een samenvatting van het Haardstedenregister van deze zelfde jaren, aanwezig in de studiezaal van GAH. In Hulst komen we al notabelen tegen in juli 1523: toen werd in verband met het vaststellen van een doodvonnis gevraagd om ‘tadvys vanden notablen deser stede’. GAH, RA, inv. nr. 1063, Gerechtsstukken. Met dank aan de heer A.J.H.M. Prinsen. Ook Hulsterambacht kende het verschijnsel notabelen: A.M.J. de Kraker, ‘De Vier Ambachten en hun bestuur tijdens de vijftiende en zestiende eeuw’, in: A.M.J. de Kraker, H. van Royen en M.E.E. De Smet (red.), ‘Over den Vier Ambachten’. 750 jaar Keure, 500 jaar Graaf Jansdijk, Kloosterzande 1993, 545-556, aldaar 554.
Van der Cruck solliciteerde na de dood van Wolfsen ook naar de functie van agent: GAH, SA, inv. nr. 76, Sollicitatie en recommandatie van Willem van der Cruck (1 en 3 september 1666). Zijn taakvervulling inzake de kerkbrand, als interim-agent, is goed af te lezen uit zijn declaraties (onder andere inzake de torenbouw: november 1663-juni 1664: GAH, SA, inv. nr. 441 P; over de periode mei 1664-april 1665: SA, inv. nr. 440, 14). Voor de benoemingen van Van der Cruck en Vos in 1667: GAH, SA, inv. nr. 2, Resolutiën van de magistraat 1667-1672, 11ro-12ro (3 en 4 januari 1667) met de benoemingen en de summiere instructies voor agent en procureur. Van der Crucks salaris ook in: SA, inv. nr. 248, Stadsrekening over 1672, 33ro. Vgl. Annard 1993, 34-35. Idem, ‘“Het manieeren, besolliciteren en bevorderen van alle voorvallende zaeken.” Professioneel lobbyen aan het Binnenhof in de zeventiende en achttiende eeuw’, in: M.P.C.M. van Schendelen en B.M.J. Pauw (red.), Lobbyen in Nederland. Professie en Profijt, ’s-Gravenhage 1998, 93-109.
L.J. van Apeldoorn, ‘Het voortbestaan der parochies na de Reformatie’, in: Christendom en Historie 1930, Kampen 1931, 22-63. Over Hulster parochie en tiendheffers o.m.: GAH, SA, inv. nr. 437, Eerste Jaarrekening De Vriese, 3vo-5ro. Van Lansberghe, 1691, 62-63.
Van Lansberghe 1691, 56-64. Annard 1993, 21. GAH, SA, inv. nr. 1, Resolutiën van de magistraat, 226ro-227ro (17 december 1663), 228ro-229ro (14 januari 1664).
Annard 1993, 37. P.J. Brand, De geschiedenis van Hulst, Hulst 1972, 325-330.
Groenveld 2001-2003, 25-26. Brand 1972, 232 (ooggetuigeverslag van een anonieme Hulstenaar). A.J.H.M. Prinsen en P. Stockman, ‘De Tuyn ghesloten’. Het beleg van Hulst anno 1645, Hulst 1993, 57.
Dit schilderij bevindt zich in het stadhuis van Hulst. Zie W.N.Th.M.B. Gielen en A.J.H.M. Prinsen, Jan Haak en zijn tijd, Hulst 2004, 392, 442.
E.H. ter Kuile, De houten torenbekroningen in de Noordelijke Nederlanden, Leiden 1929, 89. Idem, De torens van Nederland, Amsterdam 1946, 68.
Het ongedateerde bestek in: GAH, SA, inv. nr. 441 E. Vgl. inv. nr. 764: Stukken betreffende het herstel van de toren, 1645-1669. De langdurig slechte toestand van de kerk blijkt uit correspondentie van februari 1654 met de Generaliteit (inv. nr. 441 O); zo ook uit een memorie door de tiendheffers d.d. 31 oktober 1659 (inv. nr. 536 B).
GAH, SA, inv. nr. 1, Resolutiën van de magistraat, 222ro-vo (20 november 1663).
NA, 1.01.05, inv. nr. 3269, Resolutiën der Staten-Generaal (RSG) 1663, 716vo (27 november), 723ro (3 december). NA, 1.01.19, inv. nr. 84, Resolutiën van de Raad van State (RRvS) 1663 II, 383vo-384ro (4 december). Inv. nr. 621, Ingekomen stukken Raad van State 1663, Jean Hoiel namens Hulst aan Raad van State (22 november 1663). GAH, SA, inv. nr. 1, Resolutiën van de magistraat, 225ro. Inv. nr. 441 P, Declaraties van Willem van der Cruck 1663-1664 (3-5 december 1663). Dit is een zeldzame plaats waar de herkomst van kopij van een krant kan worden aangewezen. Vgl. M. Schneider, De Nederlandse Krant. Van ‘nieuwstydinghe’ tot dagblad, Amsterdam 1949, 54-56. I. Weekhout, Boekencensuur in de Noordelijke Nederlanden. De vrijheid van drukpers in de zeventiende eeuw, ’s-Gravenhage 1998, 79-83. Het verhaal over de brand werd door de Haarlemse drukker/uitgever Abraham Casteleyn ook geplaatst in zijn Hollandtze Mercurius van de jaaren 1661 tot 1665, Haarlem 1666, 165-166.
NA, 1.01.05, inv. nr. 3269, RSG 1663, 728ro (6 december). NA, 1.01.19, inv. nr. 84, RRvS 1663 II, 391ro-392ro (7 december 1663). GAH, SA, inv. nr. 76, Van der Cruck aan Hulst (11 december 1663); inv. nr. 437, Eerste jaarrekening De Vriese, 37ro-vo.
GAH, SA, inv. nr. 1, Resolutiën van de magistraat, 225ro-vo (27 en 28 november 1663). Inv. nr. 441 G, Inventaris van processtukken over 1663-1671, bijeengebracht door Van der Cruck ten dienste van Hulst en zijn advocaat Pieter van der Pol. Het reglement van 2 oktober 1613 in inv. nr. 786 N. Ongedateerd Hulsters commentaar daarop in de hand van Jacob de Vriese: inv. nr. 441 R. Zeeuws Archief te Middelburg (ZA), 8.1, Archief Hulsterambacht, inv. nr. 216, ‘Corte staet van lasten ende schulden vande parochie kercke’, opgesteld door Jacob de Vriese, 1671. Wat betreft IJzendijke: NA, 1.01.19, inv. nr. 84, RRvS II, 391vo (7 december 1663). GAH, SA, inv. nr. 437, Eerste jaarrekening De Vriese, 24vo (30 april 1657).
Zie o.a. Annard 1993, 36-42.
NA, 1.01.05, inv. nr. 3269, RSG 1663, 728ro (6 december). NA, 1.01.19, inv. nr. 84, RRvS 1663 II, 383vo-384ro (4 december), 391ro-392ro (7 december). Het citaat in inv. nr. 85, RRvS 1664 I, 98vo (7 februari 1664).
GAH, SA, inv. nr. 1, Resolutiën van de magistraat, 225ro-vo (27 en 28 november 1663).
NA, 1.01.05, inv. nr. 3269, RSG 1663, 728ro (6 december). NA, 1.01.19, inv. nr. 84, RRvS 1663 II, 384ro en 391ro (4 en 7 december).
GAH, SA, inv. nr. 1, Resolutiën van de magistraat, 226ro-227vo. (17-18 december 1663). NA, 1.01.19, inv. nr. 622, Ingekomen stukken Raad van State 1664, Hulst aan Raad van State (18 januari 1664).
GAH, SA, inv. nr. 441 P, Declaraties Van der Cruck 1663-1664 (26, 31 december en 1 januari).
NA, 1.01.19, inv. nr. 622, Ingekomen stukken Raad van State 1664, Hulst aan Raad van State (18 januari 1664). GAH, SA, inv. nr. 1, Resolutiën van de magistraat, 228ro-229ro (14 en 15 januari 1664). Inv. nr. 441 Alg., Hulst aan Staten-Generaal (18 januari 1664). Het Kapittel van Kortrijk kampte bijvoorbeeld nog steeds met naweeën van de Tachtigjarige Oorlog. Nadat in 1645 Hulst en omgeving door de Republiek waren veroverd, was op 22 februari 1646 op de goederen van het Kapittel in deze streken beslag gelegd als vijandelijke eigendommen. Deze sequestratie was door de Vrede van Munster opgeheven (S. Groenveld, Unie-Bestand-Vrede. Drie fundamentele wetten van de Republiek der Verenigde Nederlanden, Hilversum 2009, 168, 173, art. 24 en 43). Maar de vredesregeling was nog niet toegepast, zodat het Kapittel nog steeds van inkomsten uit zijn Staats-Vlaamse goederen verstoken was. Pas na opheffing van het beslag zou het Kapittel zijn financiële verplichtingen nakomen. In juni 1664 werd het beslag echter opgeheven (GAH, SA, inv. nr. 536B, Kopie van een resolutie van de Raad van State, 3 juni 1664. NA, 1.01.19, inv. nr. 622, Ingekomen stukken Raad van State 1664, Hulst aan Raad van State (18 januari). Zie ook Corn. Cau e.a. (red.), Groot Placaet-Boeck [...], ’s-Gravenhage 1658-1797, III, 313-315).
GAH, SA, inv. nr. 437, Eerste jaarrekening De Vriese, 25vo-29vo. De deskundigen namen op 12 januari de toren op. Inv. nr. 441 N, ‘Estimatien van de vijf Meester Timmerlieden’ (14 januari 1664): Pieter Melijn, Pieter Melis, Gillis van Waesberge, Willem Evertsz. van Neuirden en Pauwels Hauwaert. Inv. nr. 441 N: De tekening door Willem Evertsz. Inv. nr. 441 O, Aanvulling van Hauwaert aan Hulst (24 januari 1664). Willem Evertsz. spelde zijn achternaam steeds zoals hier is aangehouden. Tijdgenoten konden dit soms al slecht lezen; anderen spelden ‘Van Neurden’ (bijvoorbeeld GAH, SA, inv. nr. 437, Derde jaarrekening De Vriese, 71vo-72ro. Inv. nr. 440 F, Rekest van vóór 5 februari 1666. Ook NA, 1.01.19, inv. nr. 85, RRvS 1664 I, 389ro).
GAH, SA, inv. nr. 441 Alg.: ‘Taxatie tot de Reparatie van de Kerck’ door Jacob de Vriese (ca. 14 januari 1664).
NA, 1.01.19, inv. nr. 622, Ingekomen stukken Raad van State 1664, Hulst aan Raad van State (18 januari). GAH, SA, inv. nr. 441 Alg., Hulst aan Staten-Generaal (18 januari 1664).
GAH, SA, inv. nr. 1, Resolutiën van de magistraat, 232ro (19 juni 1664). Over de Hemony’s: A. Lehr, De klokkengieters François en Pieter Hemony, Asten 1959. Ook het binnenkort te verschijnen boek van H.B. van der Weel, De firma’s François en Pieter Hemony. Klokken- en geschutsgieters in de Nederlanden (ca. 1640-1680), Hilversum 2011.
GAH, SA, inv. nr. 437, Eerste jaarrekening De Vriese, 96vo (niet gedateerde betaling, maar in ieder geval van vóór 1 april, het tijdstip waarop de volgende jaarrekening inging). Wat betreft het ontwerp voor een kruis en vaan, zie afbeelding 17 en noot 79.
GAH, SA, inv. nr. 441 L 2, François Hemony aan Hulst (3 februari 1664). P.J. Brand, ‘Klokken en beiaarden in Hulst door de eeuwen heen’, in: Jaarboek De Vier Ambachten 1976-1977, 27-98, aldaar 48-60. H.B. van der Weel, ‘”Om het oude werk te vermaken dat geheel gebroken is”. Twee Vlaamse uurwerkmakers in Hulst, met Hemony ter zijde’, in: Klok & Klepel 96 (2006) 12-17.
GAH, SA, inv. nr. 1, Resolutiën van de magistraat, 229ro-vo (17 januari 1664). Inv. nr. 437, Eerste jaarrekening De Vriese, 30vo-31ro. Inv. nr. 536 C, Jacob de Vriese aan Staten-Generaal (ongedateerd).
ZA, 8.1, Archief Hulsterambacht, inv. nr. 216 (23 januari 1671).
GAH, SA, inv. nr. 441 L, François Hemony aan Hans Willem van Duyven, schepen en thesaurier van Hulst (9 juli 1665). Inv. nr. 76, Pieter Hemony aan Hulst (na 1 september 1670). Verband tussen ontwikkelingen in de torenarchitectuur en in de klokkenspellen is gelegd door Ter Kuile 1929, 5-9, 22-26. Zie ook A. Lehr, ‘’t Lust ons op de klokketon om doorluchte torentransen eenen klokkedans te dansen’, in: Klok & Klepel 85 (2003) 5-9. J. de Heer, Het architectuurloze tijdperk. De torens van Hendrick de Keijser en de horizon van Amsterdam, Amsterdam 2000.
K.A. Ottenheym, Philips Vingboons (1607-1678), architect, Zutphen 1998, 126-127 en 153-172. Idem, ‘Mathematische uitgangspunten van de Hollandse bouwkunst in de 17de eeuw’, in: De Zeventiende Eeuw 7 (1991) 1, 17-35. Zelf publiceerde Vingboons Afbeelsels van de voornaemste Gebouwen uyt alle die Philips Vingboons geordineert heeft, Amsterdam 1648. Over contacten tussen Vingboons en Hemony: Ter Kuile 1929, 97: Vingboons en een Hemony waren beiden in 1661 en 1662 van mei tot eind oktober tegelijk in Kampen. De geciteerde bron – de stadsrekening – geeft echter geen voornamen; het is waarschijnlijk, dat het hier niet ging om François Hemony, maar om diens broer Pieter, een zelfstandig klokkengieter die echter soms als vertegenwoordiger van zijn broer optrad. Vriendelijke mededeling van mevr. drs. H.B. van der Weel.
De bedoelde tekeningen zijn niet bewaard. De prenten bevinden zich in GAH, SA, 441 E 1. De gravure door H. von Winterstein werd uitgegeven door de weduwe Arent Petersen, ‘Nederlandsche Buch und Kunsthändler bey der Bers’ te Hamburg. Zie over de Hamburgse beiaarden door Hemony: Lehr 1959, 108. François Hemony had in 1661 in de nieuwe torenbekroning van de Katharinenkirche een nieuwe beiaard geleverd; deze werd twee jaar later al verplaatst naar de Nikolaikirche.
GAH, SA, inv. nr. 441 P, Declaratie Van der Cruck 1663-1664 (22 januari-8 februari 1664). Inv. nr. 437, Eerste jaarrekening De Vriese, 31ro-vo.
NA, 1.01.05, inv. nr. 3270, RSG 1664, 7 februari. GAH, SA, inv. nr. 764 I 2, Kopie van deze resolutie (7 februari 1664).
NA, 1.01.19, inv. nr. 85, RRvS 1664 I, 92vo-93ro (9 februari).
GAH, SA, inv. nr. 437, Eerste jaarrekening De Vriese, 32ro.
Veel gegevens over Pieter Noorwits zijn verzameld door G.H.P. Steenmeijer, ‘Tot cieraet ende aensien deser stede’. Arent van ’s-Gravesande (ca.1610-1662), architect en ingenieur, Leiden 2005. Zie verder: P.T.E.E. Rosenberg, ‘Huis ‘s-Hertogenbosch, een Hollands huis in Middelburg’, in: Jaarverslag Vereniging Hendrick de Keyser 81 (1999), 36-57, aldaar vooral 49-51.
Steenmeijer 2005, 13-63.
M.D. Ozinga, Protestantsche kerken hier te lande gesticht, 1596-1793. Onderzoek naar hun bouw- en ontwikkelingsgeschiedenis, Amsterdam 1929, 157. Met dank aan mevr. A. Landheer-Roelants voor vriendelijke mededelingen betrefende Noorwits’ persoon en zakelijke transacties in Den Haag.
Steenmeijer 2005, 304 n. 360.
Steenmeijer 2005, 13. Haags Gemeente Archief (HGA), Regesten van Transportakten (RTA) 1640-1649, regest nr. 2460 (2 december 1648). Het pand aan de Wagenstraat gaf hij in 1662 aan zijn dochter Maria als huwelijksgeschenk: RTA 1660-1669, regest nr. 207 (13 januari 1662). HGA, Oud Notariëel Archief (ONA), inv. nr. 48, Notaris Anthonij van der Drift, 737-746 (20 september 1638); inv. nr. 55, Notaris Anthonij van der Drift, 4ro-vo (29 januari 1645); inv. nr. 605, Notaris Willem Guldemont, 322ro-323vo (7 april 1663).
Over de groei van Den Haag: C.J.J. Stal, Den Haag in kaart gebracht. 750 jaar groei in plattegronden uit het Gemeentearchief, ’s-Gravenhage 1998, 35-69. HGA, Oud Archief (OA), inv. nr. 1233, Rekeningen tresorier 1637, 115 ro-vo. ONA, inv. nr. 70, Notaris Pieter Pietersz. Groenewegen, 44ro-vo (13 mei 1634). RTA 1630-1639, regest nr. 807 (16 mei 1634).
HGA, RTA 1630-1639, regest nr. 1457 (25 juli 1637). RTA 1640-1649, regest nr. 412 (1 mei 1641); nr. 632 (10 januari 1642); nr. 640 (21 januari 1642); nr. 641 (22 januari 1642). ONA, inv. nr. 150a, Notaris Pieter Vroesen, 58ro-vo (22 maart 1639, doorgestreept). Ozinga 1929, 97. De aantallen transporten zijn gebaseerd op tellingen van de regesten der transportakten.
HGA, Archief Sociëteit van ’s-Gravenhage, inv. nr. 134, Kohier van sinds 1632 nieuw gebouwde of verbeterde huizen. HGA, RTA 1651-1660, regest nr. 468 (16 december 1654). Steenmeijer 2005, 300-301 n. 115. HGA, ONA, inv. nr. 1024, Notaris Philips Vermaet, 318 ro-vo (20 juli 1684).
Steenmeijer 2005, 44-48. K.A. Ottenheym, ‘Architectuur’, in: J. Huisken e.a. (red.), Jacob van Campen. Het klassieke ideaal in de Gouden Eeuw, Amsterdam 1995, 154-199, aldaar 198-199.
Steenmeijer 2005, 47-60.
J.J. Terwen en K.A. Ottenheym, Pieter Post (1608-1669), Architect, Zutphen 1993, 130-139. Steenmeijer 2005, 251-252. Rosenberg 1999, 50-51. Pieter ondertekende in 1638 de scheiding van de boedel van zijn schoonouders met ‘Noor Wittius’: HGA, ONA, inv. nr. 48, Notaris Anthonij van der Drift, 737 en 746 (20 september 1638). Zie afbeelding 9.
Ozinga 1929, 83-88, 169-173. Steenmeijer 2005, 262-266. P. Sijnke en A. van Waarden-Koets (red.), De Oostkerk, ‘Een heerlyk stuk der Hedendaagsche Bouwkunde’. Geschiedenis en restauratie van de Middelburgse Oostkerk, Goes 1997, 17-49, 93-111.
NA, 3.01.27.01, Archief Rekenkamer der Grafelijkheidsdomeinen, I, inv. nr. 50, Memorialen van lopende zaken 1643-1649, 94ro (6 juli 1645); hier wordt ook genoteerd dat de aanstelling op 3 juli inging. Vgl. inv. nr. 499, Commissieboek E, 1626-1682, 103vo-104ro (7 juli 1645), waar op 104ro in een apostille achteraf is bijgeschreven dat Noorwits in juli 1652, nu de enige contrerolleur, op zijn verzoek salarisverhoging kreeg. Ozinga 1929, 156-159 (o.a. de Commissie van Noorwits). Wat betreft de hoogte van het salaris: in deze jaren gold in Holland als een modaal salaris 350 gulden per jaar. Het salaris van Noorwits was, zeker vergeleken met dat van collega’s, niet hoog, maar moest worden goedgemaakt door emolumenten.
Over dergelijke functies zie Steenmeijer 2005, 24-26, 63-64, 365 n. 398-405. Ook Ozinga 1929, 97 en n. 4.
Plattegronden van het complex rond het Binnenhof zijn te vinden in J.P.M. Goudeau, Van Kwartier van Hun Hoogmogenden tot Ministerie van Algemene Zaken, Kabinet van de Minister-President, ’s-Gravenhage 1980.
Steenmeijer 2005, 13. Voor zijn eerdere werkzaamheden voor de Staten van Holland, tot 30 juni 1645 – precies totaan zijn aanstelling – keerde de Rekenkamer der Grafelijkheidsdomeinen hem op 11 augustus 1645 600 gulden uit. NA, 3.01.27.01, Grafelijkheids Rekenkamer, inv. nr. 50, Memorialen 1643-1649, 94ro (resolutie van 11 augustus 1645 tot uitvaardiging van een betalingsordonnatie, als apostille bijgeschreven bij 6 juli 1645).
Terwen en Ottenheym 1993, 163-172. Thans vergadert in deze zaal de Eerste Kamer.
K.A. Ottenheym en G. van Tussenbroek, ‘"t Opbouwen van een nyeuwe kercke". Bouwgeschiedenis en architectuur’, in: A. Landheer-Roelants (red.), Uit Padmoes verrezen. De Nieuwe Kerk in Den Haag, Utrecht 2011, 28-59. Ozinga 1929, 93-100. Terwen en Ottenheym 1993, 211-212. F.P. Wagenaar, ‘Dat de regeringe niet en bestaet by het corpus van de magistraet van Den Hage alleen’. De Sociёteit van ‘s-Gravenhage (1587-1802). Een onderzoek naar bureaucratisering, Hilversum 1999, 166-173.
Terwen en Ottenheym 1993, 147-152.
Terwen en Ottenheym 1993, 212-213. Noorwits had ook contact met diverse leden van de familie Pauw. De broer van Adriaen sr., Reinier, was president van de Hoge Raad, op grond daarvan ook van de Sociёteit, en legde de eerste steen van de Nieuwe Kerk. Zie over deze familie: Johan E. Elias, De vroedschap van Amsterdam, Haarlem 1903-1905, 191-202.
Steenmeijer 2005, 306 n. 438 en n. 439.
Th. Haakma Wagenaar, De bouwgeschiedenis van de Buurkerk te Utrecht, Rotterdam 1936, 324, 338. Het model is bewaard gebleven en bevindt zich in het Centraal Museum te Utrecht.
Rosenberg, ‘Huis ’s-Hertogenbosch’, passim. Jaarverslag Vereniging Hendrick de Keyser 81 (1999) 10-12. C.W. Fock, ‘Achttiende-eeuwse interieur-elementen in Vlasmarkt 51 te Middelburg’, in: Jaarverslag Vereniging Hendrick de Keyser 85 (2003) 46-49. Terwen en Ottenheym 1993.
Wagenaar 1999, 168-169. Noorwits werd op 11 februari 1669 in deze kerk begraven.
GAH, SA, inv. nr. 437, Eerste jaarrekening De Vriese, 101ro. Het ging hier dus om een driedimensionaal model, van hout gemaakt. In deze tijd werd de term model echter ook gebruikt als synoniem voor tekening – in Hulst op 14 januari een ‘model op pampier’ genoemd. Zie E. Gerritsen, Zeventiende-eeuwse architectuurtekeningen. De tekening in de ontwerp- en bouwpraktijk in de Nederlandse Republiek, Zwolle 2006.
GAH, SA, inv. nr. 437, Tweede jaarrekening De Vriese, 69ro-vo.
GAH, SA, inv. nr. 441 P, Declaratie Van der Cruck 1663-1664, 26 februari en 8 maart. OA, inv. nr. 76, Van der Cruck aan Hulst (8 en 11 maart 1664).
Onder andere GAH, SA, inv. nr. 437, Eerste jaarrekening De Vriese, 118ro (betaling aan Joannes van der Schaeff voor het vervaardigen van tekeningen), 120ro (betaling aan Pieter van Staeyen die diverse teksten kopieerde, in dit geval het bestek voor het te leveren uurwerk). Zo ook een ongedateerde uitbetaling aan Van der Schaeff in GAH, SA, inv. nr. 441 F 2.
De eerste tekening (in GAH, SA, inv. nr. 441 E 10) toont de tweede geleding van de toren met galmgat, zuil, balustrade en doorsneden van de ‘tafelmenten’ daarboven en eronder, met detailtekeningen naar afbeeldingen in de voorbeeldenboeken van Scamozzi. De tweede tekening (inv. nr. 441 E 9) geeft een doorsnede van het houten raamwerk van de constructie. Noorwits’ handschrift kan worden vastgesteld in de tekeningen betreffende het huis van Abraham van Beveren, die zijn gereproduceerd door Steenmeijer 2005, 251-252, en hier, afb. 10, en van Noorwits’ eigen handtekeningen. Het handschrift van Joannes van der Schaeff o.a. in GAH, SA, inv. nr. 441 C (12 november 1664, 30 maart 1666 en 11 januari 1667), 441 F 2 (ongedateerde declaratie) en 441 I (3/12 januari 1667). Het gebruik van de tweede tekening tijdens het werk zou kunnen worden afgeleid van enkele rekensommetjes in de rechter benedenhoek.
GAH, SA, 441 P, Declaratie Van der Cruck 1663-1664, 8, 11, 20, 26, 27 maart 1664. Inv. nr. 437, Eerste jaarrekening De Vriese, 119vo: betaling van £ 3.6.8 aan Jan Perry ‘over een Reijse naer den Hage tot haelen van de Bestecken van onder Signeur Noorwits’.
Een exemplaar hiervan in: GAH, SA, inv. nr. 764 I 6. Het stuk werd gedrukt door Adriaen Claessen Jager te Hulst.
GAH, SA, inv. nr. 441 Alg., zonder datum, 26 maart, 4 en 8 april 1664. Inv. nr. 288 G, 3 juli 1664. Inv. nr. 441 P, Declaratie Van der Cruck 1663-1664: de procureur zond op 27 maart het bestek met begeleidende brief naar Antwerpen.
Het bestek in GAH, SA, inv. nr. 764 I 6.
Een Rijnlandse voet mat 31,4 cm.
GAH, SA, inv. nr. 764 I 6, Bestek van de toren. Dit hergebruik gold trouwens ook voor bewaard gebleven baksteen, waarmee de binnenmuur van deze geleding kon worden gemetseld (art. 11), en voor oude muurankers (art. 40). Vgl. voor ander hergebruik van balken, ijzer en nagels: SA, inv. nr. 451, Derde rekening (1665), 5vo. SA, inv. nr. 441 F 2, Rekening voor delen hout, die aan Willem Evertsz. van Neuirden worden verkocht (18 april 1666).
Deze stenen zijn thans ingemetseld in diverse muren van het stadhuis van Hulst.
In het Hulster archief bevinden zich twee ongedateerde offertes voor het kruis: één in GAH, SA, inv. nr. 441 E; de tweede in inv. nr. 536 P, ondertekend door Herman Corthuys, de Antwerpse uurwerkmaker. Het lijkt erop, dat deze aanbiedingen, waarin nog sprake is van een appel en een peer van de toren, thuis horen bij de plannen van 14 januari voor herbouw van de oude toren. Hierbij lijkt te horen een schets voor het beoogde kruis met vaan in hetzelfde inv. nr. 536 P. Betreffende de uiteindelijk aangebrachte opbouw boven de gesloten peer: GAH, SA, inv. nr. 441 D: Rekening van koperslager Jaques Persoons uit Antwerpen à 144 gulden voor ‘het maeken van de Appel [hiermee is bedoeld de bol boven de peer], ende Leeu ende Croone van roedt cooper aen het Cruys tot den toeren van Hulst’ (19 november 1665). De term ‘belfroit’ werd in de vorm ‘beelfroit’ ook gebruikt in Goes in 1618: C. Dekker, Een schamele landstede. Geschiedenis van Goes tot aan de Satisfactie in 1577, Goes 2002, 461.
De Noyelle ondertekende met een merk. Zie o.a. GAH, SA, inv. nr. 441 C, Rapport aannemers (12 november 1664). Inv. nr. 441 D, De Noyelle aan Hulst (27 mei 1664). Inv. nr. 437, Eerste jaarrekening De Vriese, 33ro. Zo ook vele acquitten in SA, inv. nr. 440 C, 440 D en 440 F.
NA, 1.01.19, inv. nr. 85, RRvS 1664 I, 259ro-vo (30 april). Inv. nr. 622, Ingekomen stukken Raad van State 1664, Van Asperen en Van Vrijbergen aan Raad van State (18 maart 1664). GAH, SA, inv. nr. 437, Eerste jaarrekening De Vriese, 32vo-34ro. Zie ook inv. nr. 441 P, Declaratie Van der Cruck 1663-1664 (18 april-27 mei): de procureur leverde hiervoor weer tal van stukken bij de Raad van State af.
GAH, SA, inv. nr. 441 D, De Noyelle aan Hulst (zonder datum en 27 mei 1664).
GAH, SA, inv. nr. 437, Eerste jaarrekening De Vriese, 118 ro-vo. Hem werd £ 1.12.4 Vlaams uitgekeerd.
GAH, SA, inv. nr. 440, 18, Declaratie Van der Cruck 1665-1666 (28 augustus 1665).
GAH, SA, inv. nr. 764 I 6, Bestek, art. 36.
GAH, SA, inv. nr. 441 C, Visitatie van 1 april 1666.
Zie de tekening van corpus, balustrade, zuil, kapiteel en hoofdgestel van de tweede geleding: GAH, SA, inv. nr. 441 E 10. Een Antwerpse voet mat 28,68 cm; vgl. noot 76. Dr. G.H.P. Steenmeijer deelde mij vriendelijk mee, dat de hier aangegeven constructiewijze ongewoon was, maar ook is toegepast bij de bouw van de zaal van de Staten van Holland, waarmee Noorwits, zoals vermeld, eveneens ruime bemoeienis had.
GAH, SA, 441 C, 12 november 1664. Zie wat betreft het keteldak ook nog: inv. nr. 441 E (4 augustus 1665). Overigens werden de dakkapellen in dit dak niet precies boven, maar juist in afwisseling met die in het koeverdak geplaatst, zoals te zien is op de foto uit ± 1875, hierna genoemd in noot 107, en afgebeeld als afb. 23.
GAH, SA, 441 E, in het handschrift van Danckaert (ongedateerd). Volgens de betalingen maakte hij de berekeningen samen met Ridder en Van der Schaeff: GAH, SA, inv. nr. 437, Derde jaarrekening De Vriese, 66ro-vo.
Van Lansberghe 1691, 56-57.
GAH, SA, inv. nr. 766 I 2, Joanna Haghens, weduwe van Jan de Mol, aan Hulst (13 april 1666). De tekening in: inv. nr. 766. Voor verblijf van Pauwels bij Ferdinande Geschier van 12 t/m 15 januari 1665 declareerde de laatste bij het stadsbestuur £ 1.13.4: inv. nr. 440 F (17 en 21 april 1665). Het vervoer van het uurwerk: inv. nr. 437, Derde jaarrekening De Vriese, 70ro-vo. In deze en volgende rekeningen ook de betalingen aan Van Neuirden: Derde jaarrekening, 71vo-72ro; Vierde jaarrekening, 56ro. Betaling van licent en tol voor het invoeren van het uurwerk staan vermeld in de Vierde jaarrekening, 54 ro, zo ook de levering door touwslager Joris Cloeck van touwen voor het ophangen van de gewichten: 55vo-56ro.
GAH, SA, inv. nr. 441 D, Bernaert Maes aan Hulst (7 april 1665). Betreffende Olivier van den Driesschen: inv. nr. 440 F, nr. 46, kwitantie door Van den Driesschen voor deze ontwerpen, betalingsopdracht en ontvangstbewijs, laatstelijk gedateerd 4 februari 1667. Van den Driesschen werd ook betaald voor het vergulden van vier piramiden boven enkele dakvensters, en voor het schilderen van vier wijzers voor het uurwerk: inv. nr. 439, Derde jaarrekening De Vriese, 70vo; Vierde jaarrekening, 55ro-vo. Abraham Eyckens, de steensnijder, wordt genoemd in de Eerste jaarrekening, 122vo-123ro. Mogelijk werkte hij samen met de steenhouwer Hubrecht de Blatere, die op dezelfde plaats in deze rekening wordt genoemd.
GAH, SA, inv. nr. 441 A 2, De Noyelle aan magistraat van Hulst (6 december 1666).
GAH, SA, inv. nr. 441 C, Visitatierapport van 1 april 1666. Inv. nr. 440/18, Declaratie Van der Cruck juni 1665-juni 1666 (28 augustus). Inv. nr. 437 vermeldt diverse betalingen aan de inspecteurs ‘over t’opsicht [...] int maecken vanden Toorn’, ‘voort opnemen vanden Thoorn’, voor visitatie van het metselwerk: Derde jaarrekening De Vriese, 66ro, 69vo-70ro, 70vo-71ro.
GAH, SA, inv. nr. 440 F, Rekest van Willem Evertsz. van Neuirden aan de magistraat van Hulst, opgesteld door notaris Jacob Cappron te Hulst (vóór 5 februari 1666). Van Neuirden zou met deze werkzaamheden 300 gulden verdienen, vroeg om 200 gulden wegens zijn voortijdig stoppen met het werk, maar kreeg slechts tien ponden vlaams, ofwel 60 gulden.
GAH, SA, inv. nr. 441 C, Rapporten van inspecteurs (30 maart en 1 april 1666).
GAH, SA, inv. nr. 441 L, François Hemony aan burgemeester Van Duyven (29 oktober 1666).
GAH, SA, inv. nr. 441 C, 9 november 1666.
GAH, SA, inv. nr. 764 I 6, Van der Cruck aan Raad van State (25 november en 15 december 1666); rekest van aannemers aan Raad van State (zonder datum); inv. nr. 76, De Vriese aan Van der Cruck (10 december 1666). Overigens waren er ook wel financiële conflicten tussen magistraat en aannemers. Op 5 december 1666 besloot de magistraat tenminste twee werkbazen te laten arresteren omdat zij steeds maar geen bier- en verblijfkosten voor hun personeel hadden betaald aan de weduwe van Pieter de Poorter. De dreiging leidde direct tot een oplossing (GAH, SA, inv. nr. 440 C).
NA, 1.01.19, inv. nr. 488, Generale Index RvS, s.v. Hulst (25 november 1666). GAH, SA, inv. nr. 441 C, Inspecteurs aan Hulst (11 januari 1667); inv. nr. 441 I, Inspecteurs aan Hulst (3, 12 en 19 januari 1667).
Zie o.a. NA, 1.01.19, inv. nr. 86, RRvS 1685 I, 134vo-135ro (27 februari 1665): de Raad machtigt de Hulstenaren om van de tiendheffers betaling te eisen. Inv. nr. 488, Generale Index, s.v. Hulst, op 5 januari 1666 werden de kerkmeesters gemachtigd om een omslag te doen, die voor tweevijfde zou drukken op het stedelijke deel van de parochie, en voor drievijfde op het deel buiten de stad. Vgl. ook GAH, SA, inv. nr. 76, 17 oktober 1670; inv. nr. 441 G, Inventaris van processtukken, verzameld door Van der Cruck voor advocaat Pieter van der Pol (1672); inv. nrs. 441 P, Q, R en T, Stukken betreffende de processen tegen de tiendheffers en de magistraat van Hulsterambacht (1663-1676). ZA, 8.1, Archief Hulsterambacht, inv. nr. 216, Hulsterambacht aan Hoge Raad (23 januari 1671); Verdeling betaling klokken (18-20 april 1676). Inv. nr. 1802, Varia, ‘Reeckeninghe ende Balance’ 1664 en 1665. Brand 1972, 311-312, 325-330.
Een paar honderd ‘acquitten’ betreffende betalingen tijdens de bouw zijn bewaard gebleven in: GAH, SA, inv. nrs. 440 C, 440 D, 440 F, 441 A 2 en 441 F 2. Over de levering van het carillon: Van der Weel 2006, 17, Brand 1976-1977, 60.
GAH, SA, inv. nr. 441 Alg., Handgeschreven ‘plackbrief’ voor de aanbesteding van 8 april 1669 (niet gedateerd). Inv. nr. 441 A 1 bevat een uitnodiging aan de tiendheffers voor bijwoning van de aanbesteding.
GAH, SA, inv. nr. 1, Resolutiën van de magistraat, 229vo (22 januari 1664); inv. nr. 288 H, Kwitantie en accoord (20 en 22 juni 1664); inv. nr. 457, Derde rekening (1665) 5ro; inv. nr. 288 J, Eerder plan inzake het orgel (14 augustus 1663) en betalingen aan Crusen (14 en 17 april 1665 en 9 mei 1665); andere betalingen aan Crusen: inv. nr. 440 F nr. 39 en 40.
GAH, SA, inv. nr. 440 C, Abraham de Vos brengt met één à twee man personeel de preekstoel en de diakenbanken terug in oude staat (4 t/m 11 december 1666). Ook het Louis Isoré-orgel uit 1612 onderging ten slotte, in 1685, een tamelijk uitgebreide restauratie door de orgelbouwer Friderich Knobol/Frederick Cnobolo. Een toen gemaakte tekening van de buitenzijde en de zijkant van de kap van het instrument, een restauratieoverzicht en een keuringsrapport door de Goese organist Pieter Gadrière in: GAH, SA, inv. nr. 536. Vgl. Brand 1972, 311: in 1686 was de kerk pas geheel klaar.
Gielen en Prinsen 2004, 316-317, 320-321, vgl. ook 416 (Gezicht op Hulst door B.A. Wilking, 1878).
Gielen en Prinsen 2004, 340 (Spilman), 318-319, 329, 359. Voor de tekening van De Stuers: Archief Victor de Stuers, Huis De Wiersse, Vorden. De foto uit ± 1875 is eigendom van de Oudheidkundige Kring ‘De Vier Ambachten’ te Hulst.
Ter Kuile 1929, 80-98. K.A. Ottenheym, P. Rosenberg en N. Smit, Hendrick de Keyser. Architectura Moderna. Moderne Bouwkunst in Amsterdam 1600-1625, Amsterdam 2008, 64-71.
Ottenheym 1995, 187-189.
Ter Kuile 1929, 67-71, 79-94. Ottenheym e.a. 2008, 65-68.
GAH, SA, inv. nr. 764 I 6, Bestek, art. 13.
Ottenheym e.a. 2008, 66.
Ottenheym 1995, 162. Over Scamozzi’s opvattingen en zijn invloeden in de Republiek: K.A. Ottenheym, H. Scheepmaker, P. Garrin en W. Vroom, Vicenzo Scamozzi, Venetian Architect. The Ideas of a Universal Architecture. Villas and Country Estates, Amsterdam 2010. Scamozzi’s behandeling van de Ionische voluut in kapitelen boven zuilen werd in de Republiek door Jacob van Campen voor het eerst ook toegepast bij kapitelen boven pilasters.
Ter Kuile 1929, 81-85, 94-96. Ottenheym 1995, 155-158.
GAH, SA, inv. nr. 764 I 6, Bestek, art. 43-45.
Afgewogen zou kunnen worden, of het hier soms om een met lood bedekte, geschulpte afdekrand ging, zoals Noorwits aanbracht in de lantaarn van de Nieuwe Kerk in Den Haag. Met name de foto van ± 1875 lijkt die mogelijkheid echter uit te sluiten: tussen de kapiteelachtige opbouwen boven de stijlen is steeds een volledige opening totaan de kroonlijst erboven te zien.
GAH, SA, inv. nr. 437, Vierde jaarrekening De Vriese, 53ro (betaling van £ 33.6.8 Vlaams); Zesde jaarrekening, 47ro. (betaling van £ 45.16.8 Vlaams).
Aldus Ottenheym in: Landheer-Roelants (red.) 2011, 44-51.
GAH, SA, inv. nr. 764 I 6, Bestek, art. 7 en 44.
Ottenheym 1991, 17.
Gepubliceerd
Citeerhulp
Nummer
Sectie
Artikelen
Licentie
Copyright (c) 2011 Simon Groenveld
Dit werk wordt verdeeld onder een Naamsvermelding 4.0 Internationaal licentie.