De Hoeve country house (1913) by Robert van ’t Hoff. The Dutch country house and the Modern Movement

Authors

  • Dolf Broekhuizen

DOI:

https://doi.org/10.7480/knob.115.2016.1.1176

Abstract

This article seeks to determine the significance of the De Hoeve country house in the oeuvre of Robert van ’t Hoff (1887–1979), and in what way the design contributes to the development of a vernacular building style in the early history of the Modern Movement in the Netherlands. In De Hoeve, erected outside the built-up area of Noordwijk-Binnen in 1913, Van ’t Hoff explored the possibilities of combining the English country house style with a national (Dutch) building style. He borrowed the aesthetic of the farmhouse buildings in the surrounding area and translated it into a country house with a modern floor plan geared to comfort and pleasurable living. For the family of the client, the Leiden publisher H.E. Stenfert Kroese, he created a salubrious living environment that specifically sought to connect with the place (road, landscape, farms), local building practices (farmhouse, brickwork, thatched roof) and a healthy family life in the countryside. In the early decades of the twentieth century, these Arts and Crafts principles offered a guideline for an alternative to the Revival styles and for the search for a new, contemporary architecture appropriate to the region. This design by Van ’t Hoff is of significance for the history of modern architecture in the Netherlands because an analysis of the country house reveals that this future member of the avant-garde’s quest for a new, modern architecture, had a lot to do with building on tradition. De Hoeve shows that the contrast between tradition and modernity within the Modern Movement was much less marked than some writers have previously supposed.

The fact that Van ’t Hoff did not include the country house in his list of works, and in so doing tried to influence the historical record, is typical of Modern Movement architects, who preferred to write their own history. Now that we know how he approached the design of the De Hoeve country house in 1913, it is time for a reinterpretation of Van ’t Hoff’s other early works: the De Lindt country house (later renamed Løvdalla) in Huis ter Heide near Zeist (1911–1912), Hofstede de Zaaier in Lunteren (1911–1912), and the Augustus John studio in Chelsea, London (1913). Originally these seemed like the stylistic exercises of a young architect who was finding his way through history by trying out variations and endowing them with his own expressive power. But in the context of De Hoeve it has become clearer that during the years 1910–1913 he was searching for a typical national architecture, and was trying to reconcile traditional building methods and crafts with contemporary, modern comfort. From 1917–1918 onwards, social ideology played an increasingly important role in Van ’t Hoff’s work. Not only did he regard a pleasant and healthy living environment as a universal value. He also focused increasingly on the social world outside the family, and on the relation between work and living. He abandoned his interest in (spacious) country houses for private clients in favour of social change, and an architecture based more on the equality of human beings. The Arts and Crafts movement was also the source of inspiration for this concern with social reform.

Author Biography

Dolf Broekhuizen

Dr. D. Broekhuizen studeerde architectuur- en stedenbouwgeschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen en promoveerde in 2000 op het proefschrift De Stijl toen – J.J.P. Oud nu. De bijdrage van architect J.J.P. Oud aan herdenken, herstellen en bouwen in Nederland (1938-1963). Hij werkt als zelfstandig adviseur, onderzoeker en auteur twintigste-eeuws cultureel erfgoed.

References

Uit onderzoek in de digitale krantenbank van de Koninklijke Bibliotheek kwam dit onbekende ontwerp van Van ‘t Hoff naar voren. Het Leidsch Dagblad van 29 maart 1913 berichtte over de inschrijvingen op aanbesteding van het landhuis aan de Gooweg, en vermeldde de ‘Londenschen architect den heer R. v.’t Hoff’.

Zie het driedelige V.M. Lampugnani en R. Schneider (red.), Moderne Architektur in Deutschland 1900 bis 1950, Stuttgart 1992-1994. De delen hebben als ondertitel: Reform und Tradition; Expressionismus und Neue Sachlichkeit; Macht und Monument. Voor de vroegere studies: S. Giedion, Space, Time and Architecture. The Growth of a New Tradition, Harvard University Press 1941 daarna diverse malen herdrukt. Leonardo Benevolo, Storia dell’architettura moderna, Bari 1960.

Zie bijvoorbeeld voor Duitsland: B. Huppauf en M. Umbach, ‘Vernacular Modernism’, in: idem (ed.), Vernacular Modernism. Heimat, Globalization, and the Built Environment, Stanford California 2005, 1-24; en voor Italië: M. Sabatino, Pride in Modesty. Modernist Architecture and the Vernacular Tradition in Italy, Toronto 2011.

Interview auteur met twee kleinzonen van H.E. Stenfert Kroese: H.E. Stenfert Kroese en J.A. Stenfert Kroese, 26 augustus 2015, Rotterdam.

Voor het verschil tussen individuele natuurbeleving en massatoerisme aan de kust als vermaak: A. van der Woud, ‘Natuurvrienden’, in: idem, De nieuwe mens. De culturele revolutie in Nederland rond 1900, Amsterdam 2015, 216-226; voor een overzicht van de Nederlandse natuurbeweging: H.P. Gorter, Ruimte voor natuur. 80 jaar bezig voor de natuur van de toekomst, ‘s-Graveland 1986.

Uitvoerig over de trend om buiten te wonen aan het begin van de twintigste eeuw: I. Montijn, Naar buiten! Het verlangen naar landelijkheid in de negentiende en twintigste eeuw, Amsterdam 2002.

De bouw van het landhuis hangt nauw samen met Stenfert Kroeses sociale leven, want een maand nadat de woonvergunning wordt aangevraagd bij de gemeente (14 augustus 1913) vindt de huwelijksvoltrekking plaats in Noordwijk (19 september 1913). Het jaar daarop, op 25 juni 1914 wordt uit dit huwelijk de eerste zoon geboren, (eveneens) H.E. Stenfert Kroese. Daarna zou nog een zoon volgen, die samen met twee halfzussen uit het eerdere huwelijk van hun moeder in landhuis De Hoeve aan de Gooweg opgroeiden.

Zie voor het ontstaan van forensisme en forensensteden: J. de Haan, Villaparken in Nederland, Haarlem 1986; J. de Haan, Ontwikkeling van het buitenwonen in het Gooi tussen 1874 en 1940, Haarlem 1990; J. Kingma, De magie van het jaren ‘30 huis, Nijmegen 2012, 32-33.

Geciteerd door De Haan 1986 (noot 8), 111.

De Haan 1986 (noot 8), 136.

Zie o.a. A.H. Meijer e.a., Straatnamenboek van Noordwijk, Hilversum 1992, 26.

Zie voor het zoeken naar een ‘nationale landhuisstijl’ De Haan 1986 (noot 8), 109 vv.

Gepubliceerd in De Haan 1986 (noot 8), 115.

J.H.W. Leliman en K. Sluyterman, Het Moderne Landhuis in Nederland, Den Haag 1917, p. VIII.

Zie ook de kritiek van Kromhout op Noordwijk aan Zee: W. Kromhout, ‘Stads- en dorpsuitbreiding’, in: H.P. Berlage e.a., Arbeiderswoningen in Nederland. Vijftig met rijkssteun, onder leiding van architecten uitgevoerde plannen, met de financiële gegevens, Rotterdam 1921, XVI.

De Haan 1986 (noot 8), 88.

Zie hiervoor A. van der Woud, Waarheid en karakter. Het debat over de bouwkunst 1840-1900, Rotterdam 1997; zie voor de positie van Evers en Gugel en hun handboeken de dissertatie P. Brouwer, De wetten van de bouwkunst. Nederlandse architectuurboeken in de negentiende eeuw, Rotterdam 2011, 342-343.

Leliman en Sluyterman 1917 (noot 14), p. VIII.

T. de Rijk, De Haagse Stijl. Art Deco in Nederland, Rotterdam 2004, 25 vv.

Zie voor een ontwerp uit 1902 van H.P. Berlage in Noordwijk aan Zee waarbij een vissershuis als voorbeeld diende: De Haan 1986 (noot 8), 115.

De Haan 1986 (noot 8), 114-115.

De Haan 1986 (noot 8), 111.

Van ‘t Hoff vermeldt Hoeve Portlandt in Rhoon (Veerweg 3) in biografische gegevens die hij in 1962 en 1967 opstelt. Eindhoven, archief Stedelijk Museum van Abbe, tentoonstellingsdossier Van ‘t Hoff, 1967.

Fr. van Eeden, J.S. de Ley en B. Luger (red.), Walden in droom en daad. Walden-dagboek en notulen van Frederik van Eeden e.a., 1898-1903, Amsterdam 1980.

E.L. van Olst, Uilkema, een historisch boerderij-onderzoek. Boerderij-onderzoek in Nederland 1914-1934, deel 1, Arnhem 1991, 151 vv, 160.

H. van der Kloot Meyburg, Tachtig schetsen van boerenhuizen in Nederland, Rotterdam 1908, geciteerd in Van Olst 1991 (noot 25), 162.

W. Kaplan e.a., The Arts and Crafts Movement in Europe and America. Design for the Modern World, Los Angeles 2004.

D. Broekhuizen (red.), Robert van ‘t Hoff. Architect van een nieuwe samenleving, Rotterdam 2010, 9-11.

P. Davey, Architecture of the Arts and Crafts Movement, Londen 1980, 202; zie ook de latere editie P. Davey, Arts and Crafts Architecture, Londen 1995 .

Architect Jan Verheul Dzn., een architect die in boerderijbouw was geïnteresseerd en daar tekeningen van maakte, neemt er drie op: De Witte Raaf, Puikenduin en Boerderij Bouwlust, verbouwd tot restaurant Cleyburg. J. Verheul, Oude boerenhofsteden in Zuid-Holland, Rot­terdam 1930.

Overigens bezitten duinboerderij De Witte Raaf en duinboerderij Puikenduin in Noordwijkerhout een dergelijke opzet. Duinboerderij De Witte Raaf, gebouwd omstreeks 1630, is afgebrand omstreeks jaren dertig van de twintigste eeuw.

De ingemetselde steen met het wapenbord in de gevel is mogelijk in 1953 aangebracht. Afgebeeld zijn het wapen van de familie Van Riemsdijk (links) een tweekoppige fantasievogel, en rechts waarschijnlijk het familiewapen van de vrouw van Van Riemsdijk, A.A.C. van Heeckeren van Molecaten (een kruis).

De Rijk 2004 (noot 19), 27.

De Haan 1986 (noot 8), 100.

De ‘nook’ beleefde met de Arts and Crafts aan het begin van de twintigste eeuw een opleving, in Nederland, maar ook elders in Europa. Voor Nederland zie: De Rijk 2004 (noot 19), 36-37; Voor de ‘nook’ in huizen van Adolf Loos: M. Risselada, ‘Paint as cladding. Some observations and speculations about the use of colour in the late interiors of Adolf Loos’, in: M. Risselada (ed.), Raumplan versus Plan Libre. Adolf Loos le Corbusier, Rotterdam 2008, 146-147.

De Rijk 2004 (noot 19), 28.

Voor de kleine dienstvertrekken: H. van der Kloot Meijburg, Landhuisbouw in Nederland, Amsterdam 1921, 19-20.

Zie bijvoorbeeld advertenties in het Leidsch Dagblad, 13 april 1915, 28 september 1916, 23 april 1917.

Uit opmetingstekeningen van de bestaande situatie in 1952, gemaakt door Hamdorff, blijkt dat de woning nog de oorspronkelijke vorm heeft. Hamdorff tekent de uitgebouwde serre en niet een schuur. Rotterdam, Het Nieuwe Instituut, archief W.C. Hamdorff, HAMD t363, d180.

Na 1952 is de woning diverse malen verbouwd, onder meer 1964 vergroting garage; 2004 aanpassingen en uitbreiding. Noordwijk, archief Bouw en Woningtoezicht, panddossier Gooweg 14.

Ontwerp landhuis De Hoeve, blad 1 en 2, maart 1913. Noordwijk, archief Bouw en Woningtoezicht, panddossier Gooweg 14. Op de tekening wordt het omschreven als een ‘schuur’, met een wc, bergplaats en zolder, maar op (latere?) foto’s lijkt het deel aan de tuinzijde in gebruik als serre.

Ook maakte de familie uitstapjes naar het strand en boottochten op plassen in de omgeving (De Kaag?). Fotoalbum particuliere collectie familie Stenfert Kroese.

Architect B. van den Nieuwen Amstel vermeldt zijn werkzaamheden voor Van ‘t Hoff niet als hij zich opgeeft als lid van de BNA. In 1911-1914 werkt hij bij architect G. van Arkel in Amsterdam. D. Oorthuys, Het Nieuwe Huis. Architect Barend van den Nieuwen Amstel, Amsterdam 2014, 139-141.

Over de verdere wijze van samenwerking tussen Van ‘t Hoff en Van den Nieuwen Amstel is (helaas) vooralsnog niet meer bekend. Wel is bekend dat Van ‘t Hoff een jaar later voor de uitvoering van Zomerhuis Verloop (Huis ter Heide, 1914-1915) met Ru Mauve samenwerkt (Broekhuizen 2010, 69). Op de tekeningen gedateerd maart 1913 vermeldt Van ‘t Hoff als verblijfsplaats Londen, op de aanvraag van de bouwvergunning die de architect indient geeft Van ‘t Hoff op dat hij woonachtig is in Huis ter Heide (het huis van zijn ouders, landhuis De Lindt). Van den Nieuwen Amstel vraagt in augustus 1913 de woonvergunning aan. Noordwijk, archief Bouw ­en Woningtoezicht, panddossier Gooweg 14.

De Haan 1986 (noot 8), 118.

Voor de atelierwoning van Augustus John: Eveline Vermeulen heeft gewezen op de Glasgow School: E. Vermeulen, ‘Robert van ‘t Hoff’, in: C. Blotkamp (red.), De beginjaren van De Stijl, 1917-1922, Utrecht 1982, 212-213; D. Broekhuizen heeft daar later het Hollandse aspect aan toegevoegd Broekhuizen 2010 (noot 28), 62.

Zie voor Queen Anne en Old English in Engelse landhuizen: De Haan 1986 (noot 8), 110.

E. Taverne en D. Broekhuizen, ‘De dissidente architecten: J.J.P. Oud, Jan Wils en Robert van ‘t Hoff’, in: C. Blotkamp (red.), De vervolgjaren van De Stijl, 1922-1932, Amsterdam en Antwerpen 1996, 365, 390-396.

B. Bergdoll, ‘The Nature of Mies’s Space’, in: T. Riley en B. Bergdoll, Mies in Berlin, New York 2001, 67-74; zie ook Fr. Schulze en E. Windhorst, Mies van der Rohe. A Critical Biography, New and Revised Edition, Chicago en Londen 2012, 18-23.

Zie voor Gugel: De Haan 1986 (noot 8), 102-103.

V. Huszár, ‘Aesthetische beschouwingen bij bijlage 3 en 4’, De Stijl (1919) 3, 27-31.

Brief (kopie) van Rob van ‘t Hoff aan Jean Leering, 23 oktober [1966]. Rotterdam, Het Nieuwe Instituut, archief J. Leering, Leer.

De woning Kloosterweg (IJsbaanweg 11), Laren, met de schildering in de tuinkamer van Chris Beekman. Broekhuizen 2010 (noot 28), 108-113.

L. van Santvoort, ‘Back to Nature. From Cottage to Farmstead’, in: L. van Santvoort e.a., Sources of Regionalism in the Nineteenth Century. Architecture, Art and Literature, Leuven 2008, 120; vergelijk ook A. Colquhoun, ‘Critique of Regionalism’, in: V.B. Canizaro (red.), Architectural Regionalism. Collected Writings on Place, Identity, Modernity, and Tradition, New York/Princeton 2007, 141-145, en 147-155; R.A.M. Stern, ‘Regionalism and the Continuity of Tradition’, in: C. Davidson (red.), Tradition and Invention in Architecture. Conversations and Essays, New Haven/Londen 2011, 1-6.

Published

2016-03-01

How to Cite

Broekhuizen, D. (2016). De Hoeve country house (1913) by Robert van ’t Hoff. The Dutch country house and the Modern Movement. Bulletin KNOB, 115(1), 1–17. https://doi.org/10.7480/knob.115.2016.1.1176

Issue

Section

Articles

Plaudit