The Netherlands’ first architectural couples: women architects in their own right?

Authors

  • Erica Smeets-Klokgieters

DOI:

https://doi.org/10.48003/knob.120.2021.3.723

Abstract

In the period up to the end of the Second World War, 21 women in the Netherlands completed an academic architectural course. Five of these women married a fellow architect and conducted a joint architectural practice with their husband. These practices profited from the post-war reconstruction boom and, in the 1950s and ’60s, from the growing demand for housing and utilitarian buildings.

 Jannie Kammer-Kret, Toki Lammers-Koeleman, Jeanne van Rood-van Rijswijk, Koos Pot-Keegstra and Lotte Stam-Beese contrived to flourish in their chosen profession, and all had successful careers. The collaborative model embraced by these couples, which allowed the female partners to develop their potential to the full, was surprisingly emancipated for the time. Although a home-based office, with its combination of business with household and children, held obvious appeal for the woman, the initiative for such arrangements sometimes came from the husband. There were several variations on the respectful and equitable collaborative model, ranging from one in which each partner worked independently on their own commissions to one in which the melding of individual contributions was such that it was no longer possible to attribute designs to one or the other partner. What these models demonstrate is that the women architects did not need to depend on the name and fame of their husband but were perfectly capable of shaping their own career.

The work of these women architects was strongly influenced by Nieuwe Bouwen principles as reflected in the application of a functionalist and sober formal idiom, averse to superfluous decoration. Unsurprisingly, given the professional circles they both frequented, their partners held similar architectural views. This undoubtedly contributed to mutual inspiration and possibly also to two-way influence.

The output of women architects is astonishingly varied. These women responded to the spirit of the times and to the sometimes difficult economic circumstances by employing new types of dwellings, building materials and techniques, designing buildings for new groups of residents or by familiarizing themselves with the latest requirements of industrial clients or government bodies. Their portfolios encompassed commissions for utilitarian buildings as well as for the more predictable houses. Their household experience and practicality proved particularly useful in the design of private homes, residential aged care and schools, finding expression in efficient floor plans, modern furnishings and new, easy to clean materials. This is also evident in the home-cum-practice they designed for themselves, where they were able to give free rein to those principles.

Author Biography

Erica Smeets-Klokgieters

E.M. Smeets-Klokgieters MA studeerde kunstgeschiedenis aan de Universiteit Utrecht en behaalde daar haar master Architectuurgeschiedenis & Monumentenzorg. Sindsdien verricht zij promotieonderzoek naar de eerste vrouwelijke architecten in Nederland.

References

Dit artikel vloeit voort uit promotieonderzoek dat de auteur verricht naar de opkomst van de eerste vrouwelijke architecten van Nederland met een afgeronde architectenopleiding. De aanzet tot het onderzoek vormde haar masterscriptie die zij aan de Universiteit Utrecht in 2016 voltooide. Zie hiervoor: E. Smeets-Klokgieters, ‘Vrouw in de bouw. De eerste vrouwelijke afgestudeerde architecten in Nederland’, Bulletin KNOB 116 (2017) 1, 43-57.

De twee andere met een architect getrouwde vrouwen, beiden afgestudeerd als bouwkundig ingenieur, vallen buiten het bestek van dit onderzoek. Joop (Johanna) Ferguson (1900-1982) voerde met haar echtgenoot een architectenbureau in Johannesburg. Ada Struyk (1908-1985) werd politica. Zij was getrouwd met Johannes Albertus Kuiper, partner van het architectenbureau dat later bekendstond onder de naam Kuiper, Gouwetor en De Ranitz.

Met ‘man’ bedoelde Staal-Kropholler hier ‘echtgenoot’. Het Nieuwe Instituut (HNI), archief Staal, J.F., Kropholler, A.J. en Staal-Kropholler, M. (STAX), inv.nr. 31, notitie M. Staal-Kropholler, Nationale Vrouwenraad van Nederland. Gegevens voor het verslag over de Nederl. Kunst: Architectuur, typoscript, 27 maart 1950.

Zie hiervoor: J. Molema en S. Leemans, Moderniteit in een behoudende omgeving. Jan Albarda en De Groep van Delft, Heijningen 2010.

Zie voor een overzicht van publicaties de website van Het Nieuwe Instituut, www.zoeken.hetnieuweinstituut.nl/nl/publicaties/?q=pot-keegstra (geraadpleegd 12 maart 2020).

H. Damen en A. Devolder (red.), Lotte Stam-Beese, 1903-1988. Dessau, Brno, Charkow, Moskou, Amsterdam, Rotterdam, Rotterdam 1993; H. Oosterhof, ‘Want de grond behoort ons allen toe’. Leven en werk van stedenbouwkundig architecte Lotte Stam-Beese, Nijmegen 2018.

Het architectenbureau werd overgenomen door ZZDP Architecten te Amsterdam. Dit bureau beschikt niet meer over de archieven van het echtpaar Lammers-Koeleman.

De woning annex werkruimte lag aan de Plataanweg 24 te Schiebroek.

E. van Kessel en M. Kuperus, Vrouwen in de (stede)bouw wat doen jullie nou? Over werk en werkervaringen van vrouwelijke bouwkundig ingenieurs in Nederland, doctoraalscriptie kunstgeschiedenis VU, Amsterdam 1982, 103.

D. Wendt, Academie van Bouwkunst Amsterdam 1908-2008, Rotterdam 2008, 67; HNI, www.zoeken.hetnieuweinstituut.nl/nl/archieven/details/POT K/keywords/pot-keegstra (geraadpleegd 21 juli 2020).

HNI, archief STAX, inv.nr. 31, brief A.P. van Rood-van Rijswijk aan M. Staal-Kropholler, 17 februari 1949.

HNI, www.zoeken.hetnieuweinstituut.nl/nl/personen/detail/20602a4a-f398-5273-a2d6-65721d06ea90 (geraadpleegd 28 mei 2020).

Het bureau werd overgenomen door ir. R.L. de Vries (1924-1986) te Wassenaar. Of deze praktijk is voortgezet, is niet bekend.

Oosterhof 2018 (noot 6), 86-91.

‘Een architecte aan het woord’, Het Parool/De Schiedammer 14 november 1946.

HNI, archief STAX, inv.nr. 32, briefkaart J.J. Kammer-Kret aan M. Staal-Kropholler, 8 maart 1951. Mogelijk betreft dit de ‘Villa Egmond, 1951’ die voorkomt op de lijst met werken van Harm Kammer, maar ‘waar geen materiaal van in het archief aanwezig is’. Het archief van Harm Kammer bevat, behalve Jannies opleidingstekeningen, geen van haar eigen ontwerpen. HNI, www.zoeken.hetnieuweinstituut.nl/nl/archieven/details/KAMM/keywords/kammer, KAMM 110512230 (geraadpleegd 18 februari 2020). Staal-Kropholler rapporteerde aan de Nationale Vrouwenraad over de bezigheden van het kleine groepje actieve vrouwelijke bouwkundig ingenieurs.

Van Kessel en Kuperus 1982 (noot 9), 102-103.

‘Uitslag van de prijsvragen uitgeschreven door de Vereeniging tot Bevordering der Bouwkunst te Groningen, ter gelegenheid van haar 50-jarig jubileum in 1933’, Bouwkundig Weekblad Architectura 55 (1934) nr. 13 (31 maart), 120-122, citaat 121. Later werd de eersteprijswinnaar gediskwalificeerd wegens plagiaat van een ontwerp van M.J. Granpré Molière.

HNI, archief Kammer, H. (KAMM), inv.nr. t15.

J.B. van Loghem, ‘Sch[oo]l van de Neutrale Montessorischool-Vereeniging voor Voorbereidend Lager Onderwijs te Schiebroek’, de 8 en Opbouw 7 (1936) nr. 6 (21 maart), 66-69, citaat 66.

Met dank aan dochter Karen van Manen-Kammer. Schriftelijke mededeling, 2 oktober 2020.

Van Kessel en Kuperus 1982 (noot 9), 102-105.

K. Bosma en C. Wagenaar (red.), Een geruisloze doorbraak. De geschiedenis van architectuur en stedebouw tijdens de bezetting en de wederopbouw van Nederland, Rotterdam 1995, 239-241.

Van Rood-Van Rijswijk was uit hoofde van deze functie afgevaardigde naar de United Nations Works and Building Committee, ingesteld door het Ministry of Works, en naar de Inter-Allied Committee for Physical Planning and Reconstruction, ingesteld door het Ministry of Town and Country Planning. HNI, archief STAX, inv.nr. 31, brief A.P. van Rood-van Rijswijk aan M. Staal-Kropholler, 17 februari 1949.

HNI, archief STAX, inv.nr. 31, brief A.P. van Rood-van Rijswijk aan M. Staal-Kropholler, 17 februari 1949. Er was geen groot gezin om voor te zorgen. Jeanne en Albert kregen vermoedelijk één kind. Uit twee eerdere huwelijken, die beide in een scheiding eindigden, had Albert zes kinderen. Het is niet aannemelijk dat Jeanne voor deze laatstgenoemde kinderen zorgde.

Van Kessel en Kuperus 1982 (noot 9), 114-115.

Stadsarchief Delft, 606, collectie Ressing, inv.nr. 2, enquêteformulier voor het boek 90 jaar Delftse vrouwelijke ingenieurs, s.a. [ca. 1994].

Van Kessel en Kuperus 1982 (noot 9), 114.

Van Kessel en Kuperus 1982 (noot 9), 114.

Van Kessel en Kuperus 1982 (noot 9), 114.

J. Roos, ‘Praten met Koos Pot-Keegstra’, Het Parool 9 maart 1978. Het echtpaar kreeg één dochter.

G.B., ‘De architecte J.F. Pot-Keegstra: Iedereen heeft recht op een goede woning’, Het Vrije Volk 22 september 1956.

Oosterhof 2018 (noot 6), 85-100.

Oosterhof 2018 (noot 6), 96. De opmerkingen zijn niet gepubliceerd, maar opgetekend tijdens het interview.

Oosterhof 2018 (noot 6), 96.

HNI, archief Stam-Beese, Ch.I.A. (STAB), inv.nr. t55. De uiteindelijke opdracht voor het woongebouw ging naar het echtpaar Pot-Keegstra.

Zie bijvoorbeeld Oosterhof 2018 (noot 6), 44-45, 99, 156. Stam-Beese kreeg twee kinderen: één uit een relatie met toenmalig Bauhaus-directeur Hannes Meyer en één uit haar huwelijk met Mart Stam.

Van Kessel en Kuperus 1982 (noot 9), 101-102, citaat 102.

W. van Tijen, ‘Prof.ir. M.J. Granpré Molière’, Plan. Maandblad voor ontwerp en omgeving 3 (1972) nr. 6 (juni), 21. Later heeft Granpré Molière’ zijn scherpe uitspraken hierover in het onderwijs herroepen. ‘Discussie over de betekenis van granpré molière’., Plan. Maandblad voor ontwerp en omgeving 3 (1972) nr. 6 (juni), 24-37.

Schriftelijke mededeling van K. van Manen-Kammer, 2 oktober 2020. Karin van Manen-Kammer is, evenals een zus, eveneens opgeleid in Delft tot bouwkundig ingenieur.

HNI, www.zoeken.hetnieuweinstituut.nl/nl/archieven/details/ACOP/keywords/8+en+opbouw ACOP 110570675 (geraadpleegd 9 juni 2020).

Wikipedia, www.nl.wikipedia.org/wiki/Kunstenaars_die_bijdroegen_

aan_de_inrichting_van_de_Nieuw_Amsterdam (geraadpleegd 9 juni 2020).

‘Luxe-hut s.s. “Nieuw-Amsterdam”’, de 8 en Opbouw 11 (1940) nr. 13/14 (28 juni), 132-133. De ontwerpen zelf ontbreken. HNI, 110512146, archief KAMM.

Telefoongesprek met K. van Manen-Kammer, 27 februari 2020; Van Kessel en Kuperus 1982 (noot 9), 104.

Deze moderne architectuuropvattingen van het echtpaar kwamen al geheel tot uiting in een vroeg gezamenlijk ontwerp voor een montessorikleuter school (1936) in Schiebroek. Als voorbeeld

van het Nieuwe Bouwen stond de school prominent afgebeeld op de voorpagina van de 8 en Opbouw, samen met de door Willem van Tijen gerealiseerde montessori-openluchtschool. de 8 en Opbouw 7 (1936) nr. 6 (21 maart), ongepagineerd, voorpagina.

Van Kessel en Kuperus 1982 (noot 9), 104.

Het ontwerp is bekend als bijlage bij de aanvraag bouwvergunning van 6 december 1960, Streekarchief Midden-Holland, Gouda, toegangs- en inventarisnr. 0780.304. In het HNI bevindt zich

slechts één tekening van de fundering. HNI, archief KAMM, inv.nr. t109. De bungalow is gelegen aan de Zuidbroekse Opweg 16, Berkenwoude.

Schriftelijke mededeling K. van Manen-Kammer, 2 oktober 2020.

H.J. Heuvelink, ‘Woningen en woningblokken’, Bouw 10 (1955) nr. 33, 677. De bungalow is gelegen aan de Monnikensteeg 20 te Arnhem.

M. Moussault-Veegens, ‘Plannen en idealen van mej. Keegstra, architecte. “Op de nieuwe zakelijkheid moet worden voortgegaan”’, De Telegraaf 5 april 1936.

Zie bijvoorbeeld: M.G. Emeis jr., ‘Joop en Koosje bouwden niet. la Hans en Grietje’, De Telegraaf 19 februari 1955.

‘Architecten-echtpaar Pot-Keegstra: bijna dertig jaar samen bouwen’, Trouw 13 november 1964. Zowel Staal als Limperg verliet het VH BO alweer na een jaar, zeer vermoedelijk uit onvrede met de in hun ogen te traditionele koers van de opleiding. Wendt 2008 (noot 10), 76-77.

Wendt 2008 (noot 10), 84-90; G.B., ‘De architecte J.F. Pot-Keegstra: Iedereen heeft recht op een goede woning’, Het Vrije Volk 22 september 1956.

Wederopbouw Amsterdam, www.020apps.nl/kaart/wederopbouw/Haringvlietstraat/12-14, (geraadpleegd 27 juli 2020). Het project, nu gemeentelijk monument, betrof een dubbel woonhuis. Het echtpaar Pot-Keegstra woonde en hield kantoor op nummer 14; huisnummer 12 werd bewoond

door ene Hola. Een connectie tussen het echtpaar en deze persoon is niet bekend. Zie voor Mien Ruys: A.M. Backer, Er stond een vrouw in de tuin. Over de rol van vrouwen in het Nederlandse landschap, Rotterdam 2016, 472-481, en L. den Dulk, Mien Ruys, de complete biografie. Zoeken

naar de heldere lijn, Rotterdam 2017.

Emeis 1955 (noot 51).

Emeis 1955 (noot 51).

Emeis 1955 (noot 51).

HNI, archief Pot, J.W.H.C. en Pot-Keegstra, J.F. (POT K), inv.nr. a16t2. De ontwerpen bevatten toen nog alleen de signatuur van Pot die in die tijd, naast de eigen architectenpraktijk, werkzaam was bij de particuliere bouwondernemer Huibert van Saane (1903-1981), eigenbouwer van De Bergerhof. HNI, www.zoeken.hetnieuweinstituut.nl/nl/archieven/details/POT K/keywords/pot-keegstra (geraadpleegd 21 juli 2020); I.Th. van Rosse, ‘Woningcomplex “De Bergerhof” bij Alkmaar’, Bouwbedrijf en Openbare Werken 21 (1944) nr. 2 (28 januari), 9-15.

Roos 1978 (noot 31); C.P. Krabbe, D. Broekhuizen en N. Smit, Huizen in Nederland. De negentiende en twintigste eeuw. Architectuurhistorische verkenningen aan de hand van het bezit van Vereniging Hendrick de Keyser, Amsterdam 2018, 131, 143. De locatie van de in het interview genoemde drive-inwoningen (1945) kon niet worden achterhaald. De drive-inwoningen (1935-1937) van Stam en Beese liggen aan de Anthonie van Dijckstraat in Amsterdam. Oosterhof 2018 (noot 6), 86-87.

'Een architecte aan het woord' 1946 (noot 15).

Roos 1978 (noot 31).

Roos 1978 (noot 31).

Van Kessel en Kuperus 1982 (noot 9), 111.

Van Kessel en Kuperus 1982 (noot 9), 111.

Van Kessel en Kuperus 1982 (noot 9), 111.

Krabbe, Broekhuizen en Smit 2018 (noot 59), 92-96.

J.H. van den Broek, G. Friedhoff en Vereniging van Delftse Ingenieurs, Nederlandse architectuur. Uitgevoerde werken van bouwkundige ingenieurs, Amsterdam 1956, p. 193.

Van den Broek, Friedhoff en Vereniging van Delftse Ingenieurs 1956 (noot 67), p. 194.

Schriftelijke mededeling C. Westhoven, 10 mei 2020. Met dank aan Stichting De Schakels Thomassen te Doesburg. De nog steeds bestaande woningen aan de Havelandse weg zijn later verkocht aan de huidige gemeente Rheden.

HNI, www.zoeken.hetnieuweinstituut.nl/nl/projecten/detail/?q=bureau%20stadsplan%20arnhem&page=2 (geraadpleegd 11 juni 2020).

HNI, archief STAX, inv.nr. 31, C.Ch. Lammers-Koeleman, Lijst van uitgevoerde of in uitvoering zijnde bouwwerken, s.a. [25 januari 1950]; brief C.Ch. Lammers-Koeleman aan M. Staal-Kropholler, 8 maart 1951; Stedenbouw, www.stedenbouw.nl/artikel/arnhemgelderse-rooslaan/ (geraadpleegd 11 juni 2020). De Meinerswijkseweg waar de flats aan gelegen zijn, heet tegenwoordig Gelderse Rooslaan.

‘Nieuwe woningen in Arnhem-Zuid’, Arnhemsche Courant 2 augustus 1951. De woningen werden in 2015 gerenoveerd. Ook in de wijk Presikhaaf in Arnhem-Oost realiseerde Lammers-Koeleman woningblokken van korrelbeton. Deze werden in de jaren negentig van de vorige eeuw gesloopt.

HNI, 110452414, archief POT K; 'Architecten-echtpaar Pot-Keegstra' 1964 (noot 52).

J.W.H.C. Pot, ‘Gebouw voor alleenwonende werkende vrouwen te Amsterdam’, Bouwbedrijf en openbare werken 20 (1943) nr. 10 (7 mei), 69-74, citaat 71. Hoewel het ontwerp onder beider naam werd gepubliceerd, zoals alle ontwerpen van het echtpaar, werd alleen Pot als auteur van dit artikel vermeld.

Pot 1943 (noot 74), 71.

HNI, archief POT K, inv.nr. 37t1-t7; H. van Saane, ‘Gebouw voor alleenwonenden te Amsterdam’, Tijdschrift voor Volkshuisvesting en Stedebouw 24 (1943) nr. 2 (februari), 18-24.

Het archief bevat alleen een situatieschets, enkele plattegronden en een toelichting daarop. HNI, archief STAB, inv. nr. t55. Dat het echtpaar Pot-Keegstra en niet Stam-Beese de opdracht voor deze flat kreeg had vermoedelijk te maken met het feit dat Pot gedurende enige tijd werkzaam was voor bouwbedrijf H. van Saane, stichter van De Oranjehof. Hoewel Stam-Beeses ontwerp qua opzet niet veel afweek, speelde het feit dat zij toen nog geen gediplomeerd architect was mogelijk ook een rol.

'Architecten-echtpaar Pot-Keegstra' 1964 (noot 52).

HNI, 110454438, archief POT K.

'Architecten-echtpaar Pot-Keegstra' 1964 (noot 52). HNI, archief POT K, inv.nr. 145. Het niet meer bestaande bejaardencomplex was gesitueerd op een perceel tussen de Cornelis Outshoornstraat en de Adriaan Dorsmanstraat.

Ook het ontwerpen van de Penitentiaire Inrichting Amsterdam Over-Amstel, ofwel de Bijlmerbajes (1974-1978), beschouwde Pot-Keegstra als een vorm van gemeenschapshuisvesting. De cellen werden in de ontwerpen met ‘wooneenheden’ aangeduid. HNI, archief POT K 110454511; M.S. Kuperus en H.C. Meinsma, Architectes, Amsterdam 1990, 85.

Lammers-Koeleman bouwde onder andere bejaardencentra in Naarden, Bilthoven, Dieren, Hengelo en Lunteren. Van Kessel en Kuperus 1982 (noot 9), 113.

H. Lammers en C.Ch. Lammers-Koeleman, ‘Bejaardencentrum “De Hoge Es” te Nijverdal’, Bouwkundig Weekblad 83 (1965) nr. 20, 372-374.

‘Bejaardencentrum “De Hoge Es”. Nijverdal krijgt een zeer modern bejaardentehuis’, Holtens Nieuwsblad 7 september 1963.

Van Kessel en Kuperus 1982 (noot 9), 113-114.

Published

2021-09-17

How to Cite

Smeets-Klokgieters, E. (2021). The Netherlands’ first architectural couples: women architects in their own right?. Bulletin KNOB, 120(3), 20–38. https://doi.org/10.48003/knob.120.2021.3.723

Issue

Section

Articles

Plaudit