Loved but little known

Landscape architecture in the period 1965-1990

Authors

  • Natascha Lensvelt

DOI:

https://doi.org/10.48003/knob.122.2023.4.805

Abstract

Post 65 garden and landscape architects bridged the town and country divide. They worked at various levels of scale and for all kinds of users: from private garden to industrial area and from urban design scheme to land consolidation. Using their analysis and design methods they succeeded in accommodating a wide range of functions in a spatially coherent design. Despite the extent and appeal of their production, current knowledge and appreciation of Post 65 green heritage lags behind that of the architectural heritage. This is evident from redevelopment plans for green areas and from recently delivered big-city inventory reports from which this type of heritage is largely absent. Knowledge of theory development in landscape architecture, landscape history and architectural history can help to generate greater appreciation for Post 65 green space. After all, Post 65 green heritage is not just of interest from a cultural-historical perspective. It can also contribute to the improvement of nature and the environment in a way that is in keeping with Post 65 ideas.

Author Biography

Natascha Lensvelt

N. Lensvelt MA BSc works as a Gardens and parks advisor at the Cultural Heritage Agency. She studied Garden and Landscape Architecture and Modern Literature.

 

References

R. de Visser, Een halve eeuw landschapsbouw. Het landschap van de landinrichting, Wageningen 1997, 61-66.

Gemeenten kregen de kosten vergoed uit de Interim Saldoregeling. E. van Es en L. Voerman, Stadsvernieuwing in Stroomversnelling. Inventarisatie stadsvernieuwingsplannen Interim Saldo Regeling 1977-1985, Amersfoort 2018, 14.

Tweede Nota over de Ruimtelijke Ordening (1965); de Derde Nota over de Ruimtelijke Ordening verscheen in drie delen: de Oriënteringsnota (1973), de Verstedelijkingsnota (1977) en de Nota Landelijke Gebieden (1977). Voor een kernachtige samenvatting van inhoud en effecten van de nota’s, zie F. Bruinsma en E. Koomen, Ruimtelijke ordening in Nederland, syllabus Vrije Universiteit Amsterdam 2018.

Nota Landelijke Gebieden 1977 (noot 3).

Het hoogtepunt werd bereikt in 1972 en 1973 met meer dan 3.000 verkeersdoden per jaar. SWOV-factsheet, Verkeersdoden in Nederland, Den Haag 2023.

C. van Bruchem (red.), Agrarische structuur, trends en beleid. Ontwikkelingen in Nederland vanaf 1950, Wageningen, Rapport 2008/060.

Het publiek kwam niet alleen voor de tuinbouw- of sierteeltsector. De eigen tuin ontwerpen werd een hobby, gevoed door geïllustreerde tijdschriften en boeken en tuinreizen met auto of bus naar bijvoorbeeld Engeland. Het betekende de opkomst van het tuincentrum als schakel tussen kweker en consument.

H. Lörzing, Van Bosplan tot Floriade. Nederlandse park- en landschapsontwerpen in de twintigste eeuw, Rotterdam 1992, 44.

A.M. Backer (red.), De natuur bezworen, Rotterdam 1998. Denk ook aan de structuralistische architectuur van Herman Hertzberger.

Het ontwerp werd later bijgesteld. Ontwerptekeningen in R. Dettingmeijer, Het Nieuwe Stadspark. Opvallende vormen en pakkende scenario’s, Rotterdam 1991, 105.

I. van Hellemondt, in de in eigen beheer uitgegeven versie van haar proefschrift De paradijsmethode. Opvattingen over de modernisering van het landschap in de Nederlandse landschapsarchitectuur (1960-1980), 2016.

Toch wordt de zogenoemde ‘lagenbenadering’ tegenwoordig gebruikt in ontwerponderwijs en landschapsonderzoek, met de landschapsbiografie als meest recente vorm. De lagenbenadering onderscheidt ten minste abiotische (zoals bodem en water), biotische (planten en dieren) en antropogene (menselijke) kenmerken van het landschap.

V. Westhoff en H. den Held, Plantengemeenschappen in Nederland, Zutphen 1969; V. Westhoff en C. van Leeuwen, Wilde Planten, Duinen en zilte gronden (deel 1), 1970, Lage land (deel 2), 1972, De hogere gronden (deel 3) (1973); G. Londo, Natuurtuinen en parken. Aanleg en onderhoud, Zutphen 1977. Van Wilde planten zouden meer dan 100.000 exemplaren zijn verkocht.

V. Westhoff, Selectie uit het werk van Victor Westhoff, Utrecht 2018.

L. le Roy, Natuur uitschakelen, natuur inschakelen, Deventer 1973.

L. le Roy in Plan. Onafhankelijk maandblad voor ontwerp en omgeving, 8 (1977) 1, 17-53, 12 (1981) 10‎, 41-47; 14 (1983)‎ 7-8, 11-14.

Kunstenaars werden in deze periode regelmatig als ontwerper betrokken, vaak in natuurtuinen zoals het Shanghaipark in Utrecht. Hetzelfde geldt voor projecten die neigen naar landart, zoals het Franeker Bos door Krijn Giezen; Lörzing 1992 (noot 8).

De stroom aan evenementen maar ook het dagelijks gebruik neemt nog altijd toe, met als gevolg bodemverdichting en daarmee schade aan parken.

Amsterdam heeft nog geen lijst gepubliceerd, maar vergaart wel kennis over de periode, gezien de aanwijzing tot gemeentelijk monument van de Bijlmer-woontorens Gouden Leeuw en Groenhoven uit 1973-1975 met het omliggende park, www.Post 65.nl/woontorens-bijlmer-monument, geraadpleegd 23 mei 2023; en Cultuurhistorische verkenning Gaasperplaspark, 2016.

J. van Hoogdalem en B. Koopmans, Post 65 architectuur in Den Haag 1965-1995, Den Haag 2019.

B+B werd in 1977 opgericht door Ank Bleeker en Riek Bakker, beiden begonnen bij stedenbouwkundig bureau Zandvoort, en bracht tientallen bekende landschapsarchitecten voort; M. Steenhuis, Bureau B+B. Stedebouw en landschapsarchitectuur, Rotterdam 2010.

B. Poortman e.a., Post 65 Selectie en waardestelling van jong erfgoed. Een inventarisatie, juli 2021.

www.oud-utrecht.nl/46-erfgoed/actueel/407-sjanghaipark-2, geraadpleegd 4 augustus 2023.

www.wakelet.com/@Post 65010, geraadpleegd 30 mei 2023.

Wijkexposities ‘De gave stad’, 2001-2003.

International New Town Institute, Cultuurhistorische Verkenning van de naoorlogse uitbreidingswijken van Purmerend, Rotterdam 2021.

Waarbij het interessant zou zijn de beoordelingsverschillen tussen experts en leken te analyseren.

R. Derks, Het Groen omarmd, Wageningen 2013; M. Steenhuis, Jan Kalff. Landschapsarchitect in de naoorlogse stedenbouw, Wageningen 2004.

R. de Kok en H. Masselink-Duits, De Houtense historie meer beleefbaar maken, Houten 2022.

In het bestek van dit artikel is het niet mogelijk om een brede waaier van mogelijke factoren te bespreken zoals ‘plantblindheid’ (een idee van J. Wandersee en E. Schussler uit 1998) of onze huidige focus op rentabiliteit.

D. Sijmons, ‘Pages Paysages Hollandaises’, in: G. Smienk (red.), Nederlandse landschapsarchitectuur. Tussen traditie en experiment, Amsterdam 1993, 55-65.

Een bottom-upbenadering om waarden uit de Post 65-periode te koppelen aan de vormgeving van de landschapsarchitectuur uit die tijd; een variant op de manier waarop Erik de Jong in Natuur en kunst (Amsterdam 1995) zeventiende- en achttiende-eeuws gedachtegoed terugvond in toenmalige tuinontwerpen.

De projectdossiers van de Heidemij vanaf 1950 zijn grotendeels vernietigd, aldus K. Peeneman in Heidemij. Gids voor de archieven, Gelders Archief, nr. 0915.1. In het Utrechts Archief zijn correspondentie, begrotingen en enkele technische tekeningen aanwezig, nr.1820-7.

www.rtvutrecht.nl/nieuws/3341178/demonstranten-willen-toekomst-henschotermeer-terug-op-de-politieke-agenda, geraadpleegd 4 augustus 2023.

Onderzoek naar de historische en huidige rol van de Recreatieschappen kan nuttige informatie opleveren als bijdrage aan een toekomstvisie voor de recreatiegebieden.

In de stad vindt functievermenging plaats door begraafplaatsen en volkstuincomplexen open te stellen voor wandelaars, en stadslandbouw toe te staan in parken en plantsoenen.

Published

2023-12-09

How to Cite

Lensvelt, N. (2023). Loved but little known: Landscape architecture in the period 1965-1990. Bulletin KNOB, 122(4), 26–34. https://doi.org/10.48003/knob.122.2023.4.805

Issue

Section

Articles

Plaudit