Growth in The Hague versus decline in Leiden. A comparison of spatial development in two Dutch cities between 1700 and 1870
DOI:
https://doi.org/10.7480/knob.115.2016.4.1719Downloads
Abstract
After the economic prosperity of the Golden Age, the Netherlands entered a period of stagnation and decline, which lasted roughly from 1700 to 1850. During this period the city of Leiden saw its population shrink dramatically from some 53,000 inhabitants to around 36,000. The Hague, by contrast, experienced strong growth, from 30,000 to 52,000 inhabitants. This article compares spatial developments in these two northern Dutch cities based on development maps generated by a detailed analysis of historical city street maps. Such visual documentation of urban spatial changes in this period is still an infrequently used method. A comparison of the unique growth with the strong decline during three successive time periods, serves to highlight the spatial effects of both phenomena.
1700–1750/60 In 1700, the size of both cities within their outer defensive canals was much the same, but Leiden, thanks to a flourishing textile industry in the seventeenth century, was much more densely populated and had around twice as many inhabitants and houses as The Hague. In the administrative capital of The Hague, where the large number of wealthy citizens prompted an influx of servants, densification is most apparent within the canal ring. In Leiden, the stagnation of both the economy and the population meant that spatial change was minimal. In 1750 The Hague had around 35,000 inhabitants, almost as many as Leiden had in 1760, when its population stood at around 37,000.
1750/60–1830 Once again there is very little new construction to be seen in Leiden; instead there are many new open areas caused by demolition and the gunpowder ship disaster of 1807. In The Hague there is some new construction but much less than during the previous period. In both cities the largest new structure is an army barracks. The court capital filled in more canals and excavated a section of the Scheveningen Canal. In Leiden the ramparts lost their defensive function whereupon they were partially transformed into a park. By the end of this period, The Hague had 56,105 inhabitants, some 16,000 more than Leiden, but it still had a more open character.
1830–1870 The Hague underwent considerable densification inside the canal ring as well as extensions north and south of the city. The number of new tenements built on inner yards in The Hague can give a distorted impression, as can the number of demolished buildings in Leiden, because the 1870 maps were much more detailed. In Leiden the advent of new factories prompted new construction on the former city walls. The Hague, too, became a major industrial player, while continuing to profit from its function as the centre of government. In 1870, The Hague had almost twoand-a-half times as many inhabitants as Leiden (92,000 versus 39,000), but within the canal girdle Leiden was still more densely built up. Between 1700 and 1870, The Hague developed into one of the Netherlands’ biggest cities, which it still is. Leiden plummeted from second place to the middle bracket, where it continues to sit today.
References
R. Rutte en J.E. Abrahamse, Atlas van de verstedelijking in Nederland. 1000 jaar ruimtelijke ontwikkeling, Bussum 2014, 196.
Het inwonertal van Den Haag in 1700 loopt nogal uiteen in de literatuur. Er wordt gesproken over 20.000 inwoners in Rutte en Abrahamse 2014 (noot 1), 196; Stal spreekt over ‘ruwe schattingen (…) van tegen de 30.000’ in K. Stal, ‘Een plaets so magnifycq van gebouwen’, in: T.F. Wijsenbeek-Olthuis (red.), Den Haag. Geschiedenis van de stad. Deel 2: De tijd van de Republiek, Zwolle 2005, 23-56, 53; Van Schuppen noemt 30.000 inwoners aan het begin van de achttiende eeuw in S. van Schuppen, Historische atlas van Den Haag. Van Hofvijver tot Hoftoren, Amsterdam 2006, 28. Daarmee lijkt 20.000 inwoners aan de lage kant en is derhalve 30.000 aangenomen als het inwonertal in het jaar 1700.
De schattingen van het inwonertal van Leiden in 1700 lopen ook uiteen. Er wordt gesproken over 67.000 inwoners in Rutte en Abrahamse 2014 (noot 1), 196; terwijl Noordam spreekt van een veel lager inwonertal van 53.000 in D.J. Noordam, ‘Demografische ontwikkelingen’, in: R.C.J. van Maanen (red.), Leiden. De geschiedenis van een Hollandse stad. Deel 2: 1574-1795, Leiden 2003, 42-53, 44-45. Omdat het laatste inwonertal uit een specifieke publicatie over Leiden komt en het meer gericht is op sociale ontwikkelingen van de stad, is 53.000 als meest betrouwbaar beoordeeld en gebruikt voor dit onderzoek.
Enkhuizen kende een grote krimp tussen ongeveer 1620 en 1850 met een bevolkingsteruggang van circa 22.000 naar minder dan 5.000, zoals uitgebreid behandeld in R.J. de Vries, Enkhuizen 1650-1850. Bloei en achteruitgang van een Zuiderzeestad, Amsterdam 1987, 6; alsmede in R. Stenvert, ‘Morphologie einer schrumpfender vormoderner Stadt’, in: Hausbau in Holland. Baugeschichte und Stadtentwicklung (Jahrbuch für Hausforschung; 61), Marburg 2010, 215-240. Haarlem kromp van 39.445 inwoners in het jaar 1622 naar het dieptepunt van iets meer dan 17.000 inwoners in 1815. Dit aantal zou weer groeien naar 27.719 in het jaar 1860, zoals beschreven in B. Speet, Historische atlas van Haarlem. 1000 jaar Spaarnestad, Amsterdam 2006, 19-42.
Voor de kaartenanalyse van Den Haag is gebruikgemaakt van de volgende historische plattegronden: De Wit, 1698, Haga Comitis Vulgo ’s Graven-Hage, ingekleurd en gebaseerd op een plattegrond van Janssonius uit 1657, maar dan uitgebreid met een groot aantal nieuw gereedgekomen gebouwen, schaal ca. 1:3750 (Haags Gemeentearchief, gr. 0269 Alg.); Besoet, 1747, Nieuwe Afbeelding van s Gravenhage = Nouveau Plan de la Haye/I. Besoet fecit, schaal ca. 1:400 (Haags Gemeentearchief, gr. 0282 Alg.); Reyers en Beretta, 1833, Nieuwe kaart van s’Gravenhage 1833 = Nouveau Plan de la Haye/geteekend door Z. Reyers en P. Beretta, gegraveerd door J.C. Zurcher, schaal ca. 1:5180 (Haags Gemeentearchief, z.gr. 0018 Alg.); Last en Lobatto, 1868, Platte Grond van ’s Gravenhage (…)/C.E. Last, landmeter, geteekend en op steen gebracht door J. Lobatto & Zn, gebaseerd op het kadaster en gemaakt met het doel om infectiehaarden van de cholera-epidemie vast te leggen, schaal 1:2500 (Haags Gemeentearchief, z.gr. 0024 Alg.).
Voor de kaartenanalyse van Leiden is gebruikgemaakt van de volgende historische plattegronden: De Wit, ca. 1698, Lugduni Batavorum vulgo Leyden sic ultimo amplificati delineatio, gebaseerd op de plattegrond van Hagen uit 1675, schaal ca. 1:3200 (KB 582 A 34); Honkoop en Kallewier, 1762, Leyden, gebaseerd op kaart van Tirion uit 1742, maar dan met vele wijzigingen die hebben plaatsgevonden sinds 1742, schaal 1:5800 (UB Leiden, COLLBN P 14 N 32); Van der Pauw, 1825, Plattegrond der stad Leyden. Volgens opneming in den jare 1825/S. van der Pauw 1825, Van der Pauw kon gebruikmaken van de kadastrale opmetingen die in 1825 gereedgekomen waren, waarbij topografische wijzigen van het stadsbeeld exact zijn gevolgd, schaal ca. 1:5900 (UB Leiden, COLLBN P 14 N 49); H.I.A. van Campen, 1870-1879, ‘Kaart der stad Leiden /Vervaardigd door den landmeter van het kadaster H.I.A. van Campen; A.J. Wendel grav.; P.W.M. Trap impr., een nauwkeurige kaart op basis van nieuwe metingen, waarbij de topografie is van het jaar 1869, schaal: 1:2500 (UB Leiden, COLLBN P 79 N 19).
L. de Klerk, De modernisering van de stad 1850-1914. De opkomst van de planmatige stadsontwikkeling in Nederland, Rotterdam 2008, 14.
Van Schuppen 2006 (noot 2), 36.
De Vries 1987 (noot 4); Stenvert 2010 (noot 4).
W. Hofman e.a., Historische plattegronden van Nederlandse steden. Deel 10: Den Haag, Lisse 2007, 23.
Stal 2005 (noot 2), 53.
T. Wijsenbeek, ‘Economisch leven’, in: T.F. Wijsenbeek-Olthuis (red.), Den Haag. Geschiedenis van de stad. Deel 2: De tijd van de Republiek, Zwolle 2005, 78.
Stal 2005 (noot 2), 57-89, 53.
Hofman e.a. 2007 (noot 10), 22-23.
H. Janse, Zeven eeuwen bouwen. De bouwwereld in ’s-Gravenhage van 1280 tot 1980, Nijmegen 1980, 51-88.
W. Hofman e.a., Historische plattegronden van Nederlandse steden. Deel 7: Leiden, Lisse 1997, 17.
B. de Vries e.a., ‘Het economische leven. Spectaculair succes en diep verval’, in: R.C.J. van Maanen (red.), Leiden. De geschiedenis van een Hollandse stad. Deel 2: 1574-1795, Leiden 2003, 85-107, 92-96.
Hofman e.a. 1997 (noot 16), 17; R.C.J. van Maanen, ‘Stadsbeeld en ruimtelijke ordening’, in: R.C.J. van Maanen (red.), Leiden. De geschiedenis van een Hollandse stad. Deel 2: 1574-1795, Leiden 2003, 16-41, 41.
G.P.M. Pot, Arm Leiden. Levensstandaard, bedeling en bedeelden, 1750-1854, Hilversum 1994, 126; Van Maanen 2003 (noot 18), 40-41; H.D. Tjalsma, ‘De fysieke structuur van Leiden in 1749’, in: H.A. Diederiks e.a. (red.), Een stad in achteruitgang. Sociaal-historische studies over Leiden in de achttiende eeuw, Leiden 1978, 21-23.
H.D. Tjalsma, ‘Een karakterisering van Leiden in 1749’, in: H.A. Diederiks, D.J. Noordam en H.D. Tjalsma, Armoede en Spanning. Sociaal-historische studies over Leiden in de achttiende eeuw, Hilversum 1985, 17-44, 22.
H. Kleibrink en R. Spruit, Hofjes in Leiden, Leiden 1979, 160-163, 177-185.
Tjalsma 1978 (noot 19), 17.
K. Stal, Den Haag in kaart gebracht. 750 jaar groei in plattegronden uit het Gemeentearchief, Den Haag 1998, 71.
J. Duivesteijn, J.J. Havelaar en E. Stegeman, Wonen in ’t slop: particuliere arbeidershofjes in Den Haag, Den Haag 1988, 11, 32.
Duivesteijn, Havelaar en Stegeman 1988 (noot 24), 14-15; B. Koopmans, De verborgen stad. 115 hofjes in Den Haag, Den Haag 2005, 29, 59-67.
Hofman e.a. 2007 (noot 10), 24.
Hofman e.a. 2007 (noot 10), 25.
P.R.D. Stokvis, De wording van modern Den Haag. De stad en haar bewoners van de Franse Tijd tot aan de Eerste Wereldoorlog, Zwolle 1987, 16.
Hofman e.a. 2007 (noot 10), 24; Stal 1998 (noot 23), 72-73.
Stal 1998 (noot 23), 78.
Hofman e.a. 2007 (noot 10), 25.
Janse 1980 (noot 15), 63, 88; Van Schuppen 2006 (noot 2), 29.
Hofman e.a. 1997 (noot 16), 17.
Pot 1994 (noot 19), 126.
De Vries 2003 (noot 17), 92.
Hofman e.a. 1997 (noot 16), 17-24.
R.C.J. van Maanen, ‘Het stadsbeeld en de invulling van de stedelijke ruimte’, in: R.C.J. van Maanen (red.), Leiden. De geschiedenis van een Hollandse stad. Deel 3: 1795-1896, Leiden 2004, 17-39, 17, 35.
Van Maanen 2004 (noot 37), 17.
Van Maanen 2004 (noot 37), 34-35.
Hofman e.a. 1997 (noot 16), 19-22.
Kleibrink en Spruit 1979 (noot 21), 194-196.
Hofman e.a. 1997 (noot 16), 19-21.
Hofman e.a. 2007 (noot 10), 25; Duivesteijn, Havelaar en Stegeman 1988 (noot 24), 31.
Van Schuppen 2006 (noot 2), 36.
Stokvis 1987 (noot 28), 16-17.
Duivesteijn, Havelaar en Stegeman 1988 (noot 24), 15-16, 34-36; Koopmans 2005 (noot 25), 68.
Stokvis 1987 (noot 28), 61.
Koopmans 2005 (noot 25), 29.
Janse 1980 (noot 15), 88.
Stokvis 1987 (noot 28), 14.
Stokvis 1987 (noot 28), 25.
C. Smit, ‘Leiden op stoom, veranderingen in de economische structuur’, in: R.C.J. van Maanen (red.), Leiden. De geschiedenis van een Hollandse stad. Deel 3: 1795-1896, Leiden 2004, 52-81, 61-65.
Hofman e.a. 1997 (noot 16), 21.
Van Maanen 2004 (noot 37), 25-27.
Hofman e.a. 1997 (noot 16), 18-19; Pot 1994 (noot 19), 126; H.D. Tjalsma, ‘De bevolking’, in: R.C.J. van Maanen (red.), Leiden. De geschiedenis van een Hollandse stad. Deel 3: 1795-1896, Leiden 2004, 40-51, 41-42.
Van Maanen 2004 (noot 37), 32.
Hofman e.a. 1997 (noot 16), 20; Van Maanen 2004 (noot 37), 19-20.
Van Maanen 2004 (noot 37), 37-38.
Hofman e.a. 1997 (noot 16), 21-25; Van Maanen 2004 (noot 37), 27-31.
Published
How to Cite
Issue
Section
Articles
License
Copyright (c) 2016 Bulletin KNOB
This work is licensed under a Creative Commons Attribution 4.0 International License.