Op Stadspeil in de polder: Wijk F in de Amsterdamse stadsuitbreiding. Over het ontstaan en de ontwikkeling van een buurtje in de Pijp

Auteurs

  • David Mulder

DOI:

https://doi.org/10.7480/knob.111.2012.2.95

##submission.downloads##

Samenvatting

In 1905 the Amsterdam municipal council outlined a city extension plan for the Binnendijksche Buitenveldertsche Polder south of district YY (better known as De Pijp) on the land that had been added to Amsterdam through the annexation of large parts of the neighbouring municipality Nieuwer-Amstel in 1896. This city extension plan, designed by Hendrik Petrus Berlage in 1900, replaced the never adopted engineer’s plan of ir. C.L.M. Lambrechtsen van Ritthem. Within a sober aesthetic framework Lambrechtsen provided solutions to a wide range of technical problems related to the practice of the nineteenth-century city extensions. The main issues were in the field of water management, sewerage and infrastructure. However, around the existing city lay a wreath of built-up areas with a few older centres in them, which made more regular city extension of Amsterdam problematic, if not impossible. One of the most important of these centres was a hamlet along Amsteldijk, south of Ceintuurbaan, originally called District F. This ‘polder district’ has gone through a radical change in appearance and structure since 1896. The way in which this was realized is typical of the pragmatic approach to the phenomenon city extension at the end of the nineteenth century.

The buidings in District F were built on wet, low-lying polder land. For a good connection to the existing part of Amsterdam the entire region had to be withdrawn from polder water level (‘depoldered’), i.e. discontinuing the existing polder sewers, raising (building) sites and demolishing the existing buildings at polder water level. Because of the existing buildings this was difficult, time-consuming and expensive. Compulsory purchase was taking place on a relatively limited scale. The municipality left improvement of the district to private persons, whereby raising of building sites was made compulsory for new construction. Initially, this raising per parcel led to a very irregular streetscape, less accessibility, and flooding in the lower-lying adjoining parcels. The extension of Van Woustraat was also important for the improvement of the polder district; for this purpose a lot of premises built at polder water level were demolished on the projected track. The increase in value of the surrounding parcels indirectly led to further demolition and new construction along the track, just as to declarations of unfitness for habitation of ‘unhealthy’ premises by the municipality.

In the city extensions in this period the problems of water discharge and sewerage took a lot of thought. The solutions opted for left a visible mark on the character of the extension plans. The compulsory raising of sites led to problems with water discharge, for which newly dug canals could offer a solution. The canals in the extension plans of Lambrechtsen van Ritthem and Berlage formed important links in the regulation of groundwater level and sewerage. Transportation by water and aesthetic motives also played a part in the decision on digging new canals. The relocation of the canals in Berlage’s second extension plan (1915-1917) in a southward direction cannot be detached from the new sewerage pumping stations put into operation in 1913, which made it possible to move waste water, groundwater and rainwater over great distances without any problems.

Referenties

Zie de recente studie van J.E. Abrahamse, De grote uitleg van Amsterdam. Stadsontwikkeling in de zeventiende eeuw, Amsterdam 2010.

Al sinds de vroegste geschiedenis van de stad waren ten stadhuize de belangrijkste taken voor het stedelijk functioneren ondergebracht bij het Stadsfabriekambt. Dat onderdeel werd, uitgebreid met steeds nieuwe taken in overeenstemming met de eisen van de tijd, in 1873 in een verticale organisatievorm gegoten. Onder verantwoordelijkheid van deze dienst werden de grote uitbreidingsplannen en gemeentelijke bouwplannen uitgevoerd waar Amsterdam naam en faam door kreeg in het interbellum. Beroemd werd de Dienst door de Amsterdamse School en de uitbreidingsplannen, zoals het Plan Berlage en het Algemeen Uitbreidingsplan van Cornelis van Eesteren. Na de grootste ontplooiing van activiteiten en macht in de zestiger jaren van de twintigste eeuw werd de dienst tussen 1980 en 1990 in fasen opgeheven overeenkomstig het decentrale bestuursmodel van stadsdeelraden.

Deze weg was een belangrijk element in het uitbreidingsplan van Van Niftrik uit 1867 en werd in 1875 door Kalff overgenomen.

Deze straat bevond zich ongeveer ter hoogte van de huidige Saffierstraat.

De eerste bewaard gebleven Nieuwer-Amstelse vergunning waarin melding wordt gemaakt van het verplicht ophogen van het bouwterrein dateert uit 1881: ‘dat de hoogte der huisvloer minstens 0.60 M boven AP moet liggen’. Stadsarchief Amsterdam (SAA), 5403, Archief van de gemeente Nieuwer-Amstel: BWT-dossiers, inv.nr. 17, dossier 112, bouwvergunning perceel Transvaalkade, 7 september 1881. Overigens varieerde de bouwhoogte; soms moest de bovenkant van de vloer 40 centimer boven Amsterdams Peil liggen, ook is +76 centimer in een vergunning aangetroffen.

SAA, 5180, Archief van de Secretarie: Afdeling Publieke Werken (PW), inv.nr. 4383, no. 4904 PW, rapport directeur PW Lambrechtsen van Ritthem aan Wethouder PW Blooker, 1, 6 juli 1896. Langs de Amsteldijk lag het maaiveld op het hoogste peil, in westelijke richting daalde het peil gestaag.

SAA, 5180, Archief van de Secretarie: Afdeling PW, inv.nr. 4478, no. 1265 PW, uittreksel uit een rapport van directeur PW Lambrechtsen van Ritthem aan Wethouder PW Blooker, 1, 20 februari 1897.

Bedoeld werden, behalve Wijk F, ook alle andere geannexeerde, op polderpeil gelegen wijken. SAA, 5180, Archief van de Secretarie: Afdeling PW, inv.nr. 4383, no. 4904 PW, rapport directeur PW Lambrechtsen van Ritthem aan Wethouder PW Blooker, 2-3, 6 juli 1896.

SAA, 5180, Archief van de Secretarie: Afdeling PW, inv.nr. 4478, no. 1265 PW, uittreksel uit een rapport van directeur PW Lambrechtsen van Ritthem aan Wethouder PW Blooker, 3, 20 februari 1897. Het betreffende stuk is als bijlage ook terug te vinden in: SAA, 5079, Archief Gemeenteraad, inv.nr. 240, notulen van de besloten raadsvergadering van 9 november 1898.

SAA, 5180, Archief van de Secretarie: Afdeling PW, inv.nr. 4450, no. 9259 PW, brief directeur PW Lambrechtsen van Ritthem aan Wethouder PW Blooker, 10 december 1896.

SAA, 5180, Archief van de Secretarie: Afdeling PW, inv.nr. 4416, no. 7204 PW, nota van directeur PW Lambrechtsen van Ritthem behorende bij het schrijven van 6 juli 1896 aan Wethouder PW Blooker, 2, 22 september 1896.

In 1892 werd een nieuwe politieverordening vastgesteld door de raad: artikel 512 werd vervangen door artikel 307. Gemeenteblad 1892, afd. 3, volgnummer 7, 29-30.

De straat zou worden doorgetrokken tot de nieuwe zuidelijke gemeentegrens. In het uitbreidingsplan van Lambrechtsen van Ritthem was dat het geprojecteerde Amstel-Schinkelkanaal.

Gemeenteblad 1897, afd. 1, 528-529.

SAA, 5180, Archief van de Secretarie: Afdeling PW, inv.nr. 4478, no. 1265 PW, uittreksel uit een rapport van directeur PW Lambrechtsen van Ritthem aan Wethouder PW Blooker, 3, 20 februari 1897.

Gemeenteblad 1901, afd. 1, Voordracht van Burgemeester en Wethouders, 151, 4 maart 1901.

Gemeenteblad 1901, afd. 2, 364-378. De Gemeente werd gesteund door recente rijkswetgeving. Een wijziging van de Gemeentewet in 1897 stelde gemeenten namelijk in staat om een gedeelte van de kosten van openbare werken op de eigenaren van aangrenzende percelen te verhalen.

‘Nieuwe verbindingen’, Het Nieuws van den Dag: kleine Courant, no. 9685, 9 augustus 1901, 8. De auteur van het krantenartikel maakt enkele vergissingen: Hoedenmakerstraat en Van Ostadestraat zijn één en dezelfde straat; het gedeelte van de straat dat gerioleerd en bestraat was begon bij de Sint Willibrordusstraat, de eerste straat na de vroegere gemeentegrens en dus niet bij de Van Woustraat.

Het Nieuws van den Dag: kleine Courant, no. 9685, 9 augustus 1901, 8.

Gemeenteblad 1901, afd. 2, 746. Zie voor de verdere behandeling van het raadsadres van E. Vendel: Gemeenteblad 1901, afd. 1, 1648-1649 en afd. 2, 620, 629, 745-752.

Gemeenteblad 1906, afd. 1, 1867; Gemeenteblad 1907, afd. 1, 452.

SAA, 5180, Archief van de Secretarie: Afdeling PW, inv.nr. 4478, no. 1265, uittreksel uit een rapport van directeur PW Lambrechtsen van Ritthem aan Wethouder PW Blooker, 1, 20 februari 1897.

SAA, 5180, Archief van de Secretarie: Afdeling PW, inv.nr. 4511, no. 3252 PW, rapport directeur PW Lambrechtsen van Ritthem, 4, 21 april 1897.

SAA, 5079, Archief Gemeenteraad, inv.nr. 282, notulen van de besloten raadsvergadering van 8 maart 1900, 452.

Abrahamse 2010 (noot 1), o.a. 75-77.

I. Jager, Hoofdstad in gebreke. Manoeuvreren met publieke werken in Amsterdam 1851-1901, Rotterdam 2002, 429.

A. van der Woud, Koninkrijk vol sloppen. Achterbuurten en vuil in de negentiende eeuw, Amsterdam 2010, 339. Van der Woud noemt het Liernustelsel correcter een ‘pneumatisch beerputstelsel’.

Na de annexatie werd de vraag actueel of de geannexeerde wijken op het in de Amsterdamse uitbreidingswijken gangbare Liernurstelsel aangesloten dienden te worden. Na de nodige discussie besloot de gemeenteraad in 1902 het Liernurstelsel in de wijken buiten de Singelgracht niet verder uit te breiden en het zogenaamde ‘tijdelijke stelsel’ in de wijken die nog niet op het Liernur-buizennet waren aangesloten op te heffen. Een in 1904 opgerichte studiecommissie, belast met het onderzoek naar het probleem van de afvoer van het Amsterdamse afvalwater, adviseerde in 1906 tot aanleg van een gemengd rioleringsstelsel voor de gebieden buiten de Singelgracht. De gemeenteraad besloot in 1907 conform dit advies tot aanleg van een gemengd rioleringsstelsel met waterspoeling buiten de Singelgracht. Ondertussen was gebleken dat het Liernurstelsel om economische en praktische redenen niet meer te handhaven was. In 1912 viel het besluit tot opheffing van het Liernurstelsel, dat in de daaropvolgende jaren geruisloos ontmanteld werd. Het Liernurstelsel is uitgebreid besproken in o.a.: Van der Woud 2010 (noot 27); Jager 2002 (noot 26) en: E. Werkman, Juffer hep je een emmertje poep. Een eeuw Amsterdams rioolwater, Amsterdam 1982.

Zie bijvoorbeeld: SAA, 5403, Archief van de gemeente Nieuwer-Amstel: BWT-dossiers, inv.nr. 19, dossier 113b, bouwvergunning Van Ostadestraat C 2145-2146, 4 oktober 1882.

SAA, 5403, Archief van de gemeente Nieuwer-Amstel: BWT-dossiers, inv.nr. 26, dossier 2, bouwvergunning Willemsparkweg 115-117, 12 juni 1889.

SAA, 5403, Archief van de gemeente Nieuwer-Amstel: BWT-dossiers, inv.nr. 29, dossier 74, bouwvergunning Willemsparkweg Kad. Sectie S, nummer 1791, 2 augustus 1892. Wat er vervolgens met de verzamelde fecaliën werd gedaan is vooralsnog onduidelijk.

SAA, 5180, Archief van de Secretarie: Afdeling PW, inv.nr. 4383, no. 4904 PW, rapport directeur PW Lambrechtsen van Ritthem aan Wethouder PW Blooker, 2, 6 juli 1896.

SAA, 5180, Archief van de Secretarie: Afdeling PW, inv.nr. 4383, no. 4904 PW, rapport directeur PW Lambrechtsen van Ritthem aan Wethouder PW Blooker, 5, 6 juli 1896.

SAA, 5180, Archief van de Secretarie: Afdeling PW, inv.nr. 5879, no. 884 PW, brief directeur PW Van Hasselt aan Wethouder PW Serrurier, 1, 3 februari 1904.

In het Archief van de Dienst Bouw- en Woningtoezicht zijn daarvan vele aanvragen en vergunningen te vinden. Voor dit artikel zijn deze met name in het bestand gesloopte percelen op het SAA geraadpleegd (toegangsnummer 10151).

SAA, 5180, Archief van de Secretarie: Afdeling PW, 1901, inv. 5173, no. 56 PW, rapport directeur PW Van Hasselt ‘Uitbreidingsplan aan de Zuidzijde der Stad’, 4 oktober 1900.

Dit werd door het raadslid Kuipers, die tevens zitting had in de Commissie van bijstand in het beheer der Publieke Werken, in de geheime raadsvergadering van 8 maart 1900 voorgesteld. SAA, 5079, Archief Gemeenteraad, inv.nr. 282, 451.

Berlage voerde vooral esthetische motieven aan voor het geknikte verloop van het door hem ontworpen grachtenstelsel. Gemeenteblad 1904, afd. 1, bijlage A: Architectonische toelichting tot het plan van uitbreiding der stad Amsterdam tusschen Amstel en Schinkel, 1720-1721, 8 oktober 1904.

Zie de oorspronkelijke toelichting van Lambrechtsen van Ritthem. SAA, 5180, Archief van de Secretarie: Afdeling PW, inv.nr. 4478, no. 1265 PW, uittreksel uit een rapport van directeur PW Lambrechtsen van Ritthem aan Wethouder PW Blooker, 2, 20 februari 1897.

Gemeenteblad 1903, afd. 1, bijlage B: Technische omschrijving van het uitbreidingsplan, 1728, 30 juni 1903.

A.W. Bos, ‘Uitbreidingen van Amsterdam’, De Ingenieur 31 (1916) 50, 966.

Ook de fraaie, ten zuiden van de Wiegelstraat gelegen achttiende-eeuwse hofstede ‘Amstelstroom’ moest voor de stadsuitbreiding wijken.

E. Mattie en M. de Moor, Beeldkwaliteitplan de Pijp, Amsterdam 1997, 52-53.

Gepubliceerd

2012-06-01

Citeerhulp

Mulder, D. (2012). Op Stadspeil in de polder: Wijk F in de Amsterdamse stadsuitbreiding. Over het ontstaan en de ontwikkeling van een buurtje in de Pijp. Bulletin KNOB, 111(2), 99–110. https://doi.org/10.7480/knob.111.2012.2.95

Nummer

Sectie

Artikelen

##plugins.generic.plaudit.displayName##