The use of natural stone as a replacement at the Large church or St Mary-Magdalene church in Goes

Authors

  • Wido Quist

DOI:

https://doi.org/10.7480/knob.108.2009.5-6.166

Abstract

In this article the process of choice is examined leading to the application of specific types of natural stone as a replacement in restorations. For this purpose three consecutive restoration campaigns are analysed, which took place in the St Mary Magdalene church in Goes. The focus of attention is the question to what extent the architects involved took aspects of compatibility and sustainability into account in their choice. It appears that during the first two decades of the twentieth century the arguments of the choice were quite one-sidedly aimed at hardness, an assumed measure for sustainability. During the twenties of the twentieth century a variety of arguments led to a variety of types of stone, whereas during the latest restoration campaign in the nineties of the twentieth century the stress was once again on sustainability, with aesthetics playing a secondary role.

During the latest restoration campaign the choice of a type of natural stone as a replacement no longer appears to be the only aspect of the restoration of the façade. Various cleaning techniques and the choice of mortar repairs instead of replacement by natural stone are playing an increasingly large role in the conservation of the monument.

Author Biography

Wido Quist

Ir. Wido J. Quist MSc studeerde bouwkunde aan de Technische Universiteit Delft waar hij in 2003, met eervolle vermelding, afstudeerde in de architectuur en bouwtechnologie. Tijdens zijn studie werkte hij als student- assistent bij het werkverband renovatie en onderhoudstechnieken, daarna als coördinator ontwikkeling en innovatie bij Bouwradius Onderwijssupport. Vanaf 2005 is Wido Quist als promovendus verbonden aan de leerstoel Conserveringstechnieken van de Faculteit Bouwkunde van de TU Delft, waar hij een proefschrift voorbereidt over de vervanging van natuursteen bij restauraties. Hij publiceerde eerder over gevelreiniging, beschermende beglazing en de beleving van kleinschalige schade en reparaties aan natuursteen.

References

Het promotieonderzoek wordt uitgevoerd aan de TU Delft, Faculteit bouwkunde, Afdeling ®MIT en heeft als werktitel Vervanging van natuursteen bij restauraties in Nederland. Mijn dank gaat uit naar Rob van Hees en Timo Nijland voor hun commentaar.

Volgens de definitie zoals die in de Nederlandstalige Art & Architecture Thesaurus (AAT-Ned) is opgenomen (zie: http://www.aatned.nl/, bezocht mei 2009).

Volgens de definitie in J.M. Teutonico, A.E. Charola, E. de Witte, e.a., ‘Group Report How Can We Ensure the Responsible and Effective Use of Treatments (Cleaning, Consolidation, Protection)?’. In: N.S. Baer and R. Snethlage (Eds), Dahlem Workshop on Saving Our Architectural Heritage: Conservation of Historic Stone Structures, Chichester 1997, 293-313.

A. Mulder, ‘Oude Monumenten – Iets over Goes en zijne Hoofdkerk’. In: Bulletin KNOB 1902, 142-174.

Mulder 1902, H. van der Kloot Meijburg, ‘De Monumenten van Goes – De Groote of Maria-Magdalenakerk’. In: Oudheidkundig Jaarboek van de Nederlandschen Oudheidkundigen Bond,, Utrecht, 1930, 46-52 en W.S. Unger, ‘Nieuwe gegevens betreffende de Maria-Magdalenakerk te Goes’. In: Oudheidkundig Jaarboek van de Nederlandschen Oudheidkundigen Bond, Leiden 1944, 1-3.

In verband met herbestrating van het gebied rond de kerk zijn in november 2007 opgravingen gedaan. Dit heeft onder andere funderingsresten opgeleverd, maar dit heeft vooralsnog niet geleid tot een andere visie op de ontstaansgeschiedenis van de kerk.

H. Janse, ‘De structuur van het bouwbedrijf in het verleden’. In: Materialen en technieken in oude bouwwerken. Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist 1983, 6-7

Mulder 1902, 156-157 en Janse 1983, 6-7

Gemeentearchief Goes. Archief van de Hervormde Gemeente. Inventaris 409.

A.W. van Dam, ‘De restauratie der nieuwe kerk te Amsterdam in 1842’. In Bouwkundige Bijdragen, 1842, 44 e.v.

Van der Kloot Meijburg 1923, 28

GA Goes. Herv. Gem. Inv. 409.

De opgave is gesplitst in twee afdelingen: exterieur en interieur. Voor het exterieur wordt fl 3459,55 begroot. Voor het interieur fl 3175,60. Omgerekend naar 2007 is dit een totaal begrotingsbedrag van ongeveer € 60.000,- (zie: http://www.iisg.nl/hpw/calculate-nl.php, bezocht 16/11/2008).

Briefwisseling Kerkvoogdij – Ministerie Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Binnenlandse Zaken: Afdeling Kunsten en Wetenschappen, 1875-1918, nummer toegang 2.04.13, inventarisnummer 941 Goes en GA Goes. Herv. Gem. Inv 881.

Wellicht staat dit bezoek in relatie tot het laatste 19de-eeuwse bestek uit 1885. Zie GA Goes Herv. Gem. Inv 409.

Onderdeel van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (KZGW). Ook wel Oudheidkundige Commissie genoemd. Zie ook Zeeuws Archief toegang 26.1 inv. 244 voor de jaarverslagen over de jaren 1885-1893.

NL-HaNA, BiZa / Kunsten en Wetenschappen, 2.04.13, inv. nr. 941 Goes.

Houten stijlen.

Brief van J.A. Frederiks aan de Commisaris van de Koning in Zeeland, dd 8 juni 1898. NL-HaNA, BiZa / Kunsten en Wetenschappen, 2.04.13, inv. nr. 941 Goes.

Het is onbekend aan wie hier wordt gerefereerd.

Op dat moment is J.A. Frederiks secretaris van de Oudheidkundige Commissie en verantwoordelijk voor met de restauratie van het Abdijcomplex in Middelburg.

Op dat moment was Mulder opzichter-teekenaar van de Afdeeling Kunsten en Wetenschappen van het Departement van Binnenlandsche Zaken; Mulder werd in 1902 benoemd tot Rijksarchitect. Zie J.A.C. Tillema, Schetsen uit de geschiedenis van de monumentenzorg in Nederland, Den Haag 1975, 311-312

Mulder 1902.

Op dat moment is J.A. Frederiks opzichter der Rijksgebouwen in Zeeland. Vanaf de oprichting op 7 juli 1903 was Frederiks lid van de Rijkscommissie tot het opmaken van een inventaris en eene beschrijving van de Nederlandsche Monumenten van Geschiedenis en Kunst. Deze commissie ging later (1918) op in Afdeling A van de Rijkscommissie voor de Monumentenzorg. Na het overlijden van J.C. Overvoorde in maart 1930 nam Frederiks het waarnemend voorzitterschap van Afdeling A op zich. Frederiks heeft meegewerkt aan meerdere delen van de Voorlopige lijst der Nederlandse monumenten van geschiedenis en kunst, te weten: Drenthe, Zuid-Holland, Zeeland en Amsterdam.

GA Goes. Archief Herv. Gem. inv. 881. De tekening is niet meer te vinden, maar waarschijnlijk is een afdruk van de opmetingstekening door Mulder als onderlegger gebruikt.

GA Goes. Archief Herv. Gem. inv. 881.

NL-HaNA, BiZa / Kunsten en Wetenschappen, 2.04.13, inv.nr. 941 Goes.

Een stijging van ruim 35% in vier jaar is veel hoger dan de inflatie. Het is onduidelijk waarom het prijsverschil zo groot is. Gecorrigeerd voor de koopkracht van de gulden zou de fl 30.000,- uit 1902 ongeveer fl 33.000,- in 1906 moeten zijn (zie (http://www.iisg.nl/ hpw/calculate-nl.php, bezocht 17/11/2008).

Van de Weert was tot aanvang van de restauratie kerkvoogd. Dhr. de Beste was tot aanvang van de restauratie lid van de Restauratiecommissie.

GA Goes. Archief Herv. Gem. inv. 914. In het werkplan van 1908 staat geschreven: “Ontdoen van de verf = kalk = en cementlagen van den gevel van het Noordelijk Transept”. Diverse malen komt de productnaam “Pintoff” voor in de weekstaten; wellicht is dit product gebruikt voor reiniging van het metselwerk. Ook wordt er, getuige de weekstaten, regelmatig zoutzuur gebruikt.

St. Joire is een oolitische kalksteen die wordt gewonnen in het stroomgebied van de Maas, ongeveer 60 km ten westen van Nancy. De vroegste (gedocumenteerde) toepassingen van St. Joire dateren van 1882 (Waburgiskerk te Zutphen) en 1883 (Stadhuis te Gouda).

Gestart in 1885.

Briefwisseling ten behoeve van de natuursteenkeuze voor de restauratie van de Grote Kerk in Breda.

M.A. van Nieukerken, Verslag over het onderzoek, ingesteld naar de kwaliteit van eeinige natuurlijke steensoorten, ten behoeve van de restauratie van de Groote of Onze Lieve Vrouwe Kerk te Breda, 6 oktober 1904 (Stadsarchief Breda, afdeling III-130, inv.nr. 2, arch. nr. 54).

Er zijn geen sporen te vinden van de originele venstervulling; ook zijn er geen bronnen bekend waaruit blijkt wat het materiaal is. Uit de verslagen van de restauratie Van der Kloot Meijburg blijkt dat het raam en de raamvulling van het zuidertransept uit Ledesteen bestond. Ook diverse kleinere vensters hadden montants en traceringen van Ledesteen. Ook de verwering, zichtbaar op foto’s van voor de restauratie is kenmerkend voor Ledesteen.

GA Goes. Herv. Gem. Inv. 882, 913, 914 en NAI CUBA. Er is nooit onderzoek gedaan naar de natuursteenkeuze door P.J.H. en Jos. Th. Cuypers ten behoeve van nieuwbouw en restauratie. St. Joire werd door P.J.H. Cuypers in ieder geval ook gebruikt bij restauratie van de St. Servaasbasiliek te Maastricht in de jaren 1880.

NAI CUBA.

Een voer is gelijk aan een wagenlading. Het is geen vaste hoeveelheid.

Wanneer naar de overheidsfinanciering van de restauratie wordt gekeken is er sprake van drie perioden (1907-1913, 1914-1917 en 1918-1921). Hierbij heeft het grootste deel van de natuursteenrestauraties plaatsgevonden in de periode 1908-1918.

F.G.C. Rothuizen, ‘De St. Maria-Magdalenakerk te Goes’. In: Bouwkundig Weekblad, 33(1914), 402-404 en F.G.C. Rothuizen, ‘De St. Maria-Magdalenakerk te Goes’. In: Bouwkundig Weekblad, 34(1914), 412-415.

De St. Joire die in 1909 in Roermond bij Cuypers en Co wordt aangevoerd staat in de boeken voor fl. 85,-

In 1921 vind nog wel een financiële afrekening met het rijk plaats.

Briefwisseling restauratiecommissie – Rijkscommissie. GA Goes Herv. Gem. Inv. 884.

Job Adriaan Laurens Bom (1897-1969). Bom werkt later als opzichter aan de Nieuwe Kerk te Delft, de Grote Kerk te Dordrecht en aan de reconstructie van de gevel van het stadhuis te Leiden. NA WO II wordt Bom (hoofd)architect bij de RDMZ waar hij ondermeer betrokken is bij de restauratie van de St. Janskathedraal te ’s-Hertogenbosch en het Markiezenhof te Bergen op Zoom.

GA Goes Herv. Gem. Inv. 886.

Volgens Van Dale Groot Woordenboek der Nederlandse taal, 2006: natuursteen uit de bergen, zoals marmer en hardsteen. Vroeger werd het woord bergsteen gebruikt als synoniem voor natuursteen.

B. von Brucken Fook, ‘De Groote- of St. Maria-Magdalenakerk te Goes I’. In: Nieuwe Rotterdamsche Courant, zaterdag 9 september 1922, avondblad en B. von Brucken Fook. ‘De Groote- of St. Maria- Magdalenakerk te Goes II’. In: Nieuwe Rotterdamsche Courant, zondag 10 september 1922, ochtendblad.

H(endrik) van Heeswijk (1872-1947) was vanaf 1918 architectlid van de Rijkscommissie voor de monumentenzorg. Hij was als architect ondermeer betrokken bij de restauratie van het Stadhuis te Middelburg, de stadhuisgevel te Leiden en de Sint Janskathedraal te ’s-Hertogenbosch. Zie C. Peeters, De Sint Janskathedraal te ’s-Hertogenbosch, ’s-Gravenhage 1985, 140, W. Martin, Herleefde schoonheid – 25 jaar Monumentenzorg in Nederland., Amsterdam 1943,48- 69 en Tillema 1975, 155.

(François Joseph) Oscar Leeuw (1866-1944) was vanaf 1921 architectlid van de Rijkscommissie voor de Monumentenzorg. Zie http:// nl.wikipedia.org/wiki/Oscar_Leeuw, bezocht 17-10-2008.

De eerste dag die in het opzichterdagboek wordt beschreven is 5 maart 1922. GA Goes Herv. Gem. Inv. 887.

J.P. Mieras, ‘Naar Middelburg, Veere en Goes’. In: Bouwkundig Weekblad, 44(1924), 509-518.

Dit is het aannemingsbedrijf van de familie van J.C. van de Weert, de opzichter van de eerste restauratie. Zie www.zeeuwengezocht.nl (bezocht 17-10-2008).

Na afronding van de restauratie vertrekt ook Zweedijk naar de Nieuwe Kerk te Delft.

N. van der Schaft (1893 – ?) was een leerling van prof. Odé en werd in 1930 door de Rijkscommissie als beeldhouwer aangesteld. In deze rol heeft hij, vooral na WO II tot aan zijn pensionering in 1958 veel adviezen met betrekking tot natuursteen gegeven.

Zie www.bonas.nl voor een oeuvrelijst van Van der Kloot Meijburg

H. Van der Kloot Meijburg, Zonder titel, In: Bouwkundig weekblad Architectura, nr. 19, 1939, 190.

H. van der Kloot Meijburg, De nieuwe kerk te Delft: mausoleum van het huis van Oranje, Rotterdam 1923 en L.H.H. van der Kloot Meijburg, De nieuwe kerk te Delft: haar bouw, verval en herstel, Rotterdam 1941.

Door de stadsbrand van 1536 was de natuursteen van de kolommen zeer sterk aangetast, voor deze vervanging was een technische noodzaak aanwezig. Zie ook E.H. ter Kuile, ‘De nieuwe kerk te Delft’. In: Elseviers Geillustreerd Maandtijdschrift, nr. 85, 43(1933) en Van der Kloot Meijburg 1941.

Dr. A.L.W.E. van der Veen (1885-1944) was een gepromoveerd mijnbouwkundig ingenieur die zich bezig hield met de identificatie van historische natuursteensoorten en het advies over toe te passen natuursteensoorten bij restauraties. Hij werkte als onafhankelijk adviseur voor de Rijkscommissie in de periode 1920-1936. Ook adviseerde hij direct aan restauratiearchitecten en keurde hij in opdracht partijen natuursteen aan de groeve of op het werk.

Hier wordt gedoeld op het adagium van Odé en Kalf: ‘werken in de geest van het oude zonder slaafse navolging’ dat sinds 1919 aan de Sint Janskathedraal met gemengd resultaat in praktijk wordt gebracht. Zie J. Kalf, ‘Het restaureeren van oude gebouwen’. In: Oudheidkundig Jaarboek, Utrecht 1924, 98-104

Aldus van Heeswijk betreft het hier een steenhouwer die speciaal was opgeleid voor het frijnen en afwerken van natuursteen voor restauratie. In Peeters (1985) komt de naam Dekkers niet voor.

Zie opzichterverslagen. GA Goes. Herv. Gem. Inv. 889.

Zie Peeters 1985, 147

Zie opzichterdagboek. GA Herv. Gem.Goes. Inv. 889 en A.L.W.E. van der Veen, Resultaten van het onderzoek van oude natuursteen, Rijkscommissie voor de Monumentenzorg, 1920-1923.

Met deze conclusie wordt voorbijgegaan aan de grote hoeveelheid zandsteen die is toegepast in de gevel van het noordertransept en de steunberen van de transepten en de grote hoeveelheid Ledesteen die is toegepast in de speklagen van de zijbeuken en in de steunberen van de zijbeuken.

Hier wordt indirect gerefereerd aan de op dat moment verkrijgbare Ledesteen.

Van der Veen is niet altijd consequent in zijn argumenten voor toepassing van Euville.

Opzichterdagboek. GA Goes Herv. Gem. Inv. 889.

Opzichterdagboek. GA Goes Herv. Gem. Inv. 890.

Het is onbekend aan welk werk hier wordt gerefereerd. De oeuvrelijst van Van der Kloot Meijburg geeft geen aanwijzingen.

Opzichterdagboek. GA Goes Herv. Gem. Inv. 890.

Opzichterdagboek. GA Goes Herv. Gem. Inv. 890.

Op basis van welke argumenten Van der Veen vindt dat Pouillenay beter dan Euville past bij Ledesteen is niet bekend; beide stenen zijn visueel nauwelijks van elkaar te onderscheiden.

11 stukken montant zijn veel grijzer van kleur. Dit lijkt een zandsteen te zijn.

Ledeberg ligt aan de zuid-oostkant van Gent. 30 ton Ledesteen à 400 francs/ton en 10 m1 nokafdekking. De prijs van de steen is dus ongeveer 68 fl/m3.

Zie ook Van der Kloot Meijburg 1941, 213.

Aldus Van der Veen (1926) baten de firma’s Schräder en Hagels het massief van de voormalige kloostergroeve en torengroeve uit.

Zie de opzichterdagboek.

Van der Kloot Meijburg 1930.

GA Goes. Herv. Gem. Inv. 882-884, 887-897, 901, 913, 914.

Een zelfde constructie is ook gebruikt in Alkmaar bij de restauratie van de Laurenskerk.

Het Architectenbureau Herm. en L. v.d. Kloot Meijburg en Bolt.

Zie bestek en tekeningen januari 1944.

Werk 222. Archief RCE architectenbureau Van der Kloot Meijburg.

RCE, pandsdossier 2259 – oud. Notitie G. Wisse dd. Nov. 1957. In de notitie wordt aangegeven dat dit een tijdelijke (nood)oplossing is. Voor een definitieve oplossing, inhoudend het vervangen van de ijzeren brugstaven door brons zijn in ieder geval geen gelden beschikbaar.

RCE, pandsdossier 2259 – oud.

Architecten- en ingenieursbureau L. van der Kloot Meijburg BNA.

Aanvraag bouwvergunning, GA Goes.

Het gemeentearchief, met daarin geponeerd het archief van de Hervormde gemeente Goes, het dossier van het kerkgebouw bij de RCE en het bij de RCE gedeponeerde archief van het architectenbureau van Van der Kloot Meijburg geven ook geen informatie over de toegepaste natuursteensoort(en) tijdens de restauratie 1965-1969.

Bestekblad 8 - noordertransept, Rothuizen van Doorn ’t Hoofd en Trouw 20 april 1999.

Zie verslagen van bouwvergaderingen en mondelinge mededeling E.J. Brans.

Em. Baudson, Connaissance, recherché et essays des materiaux de construction et de ballastage. Laon, z.j. 69.

Bij de restauratie van de Grote Kerk te Dordrecht wordt in 1911 Udelfanger aangevoerd tegen een prijs van 30-35 gulden per kubieke meter terwijl voor de restauratie in Goes 90 gulden wordt betaald voor een kubieke meter St. Joire.

Zie bijvoorbeeld ‘vriesproef’ ten behoeve van de restauratie van de Nieuwe Kerk te Delft uitgevoerd door Koning en Bienfait in 1933. Werk 151. Archief RCE architectenbureau Van der Kloot Meijburg.

De natuursteensoort is niet gedocumenteerd. Naar visuele waarneming lijkt het Vaurion/Massangis te zijn.

Portland kalksteen is reeds in de achtiende eeuw gebruikt aan de Domkerk te Utrecht en het Sint Jacobsgasthuis te Schiedam. In de periode kort na WO II is Portland kalksteen ook op diverse plaatsen in Nederland toegepast, onder andere voor oorlogsgraven in Margraten, het kantoorgebouw van de Hoogovens, het ziekenhuis aan de Bergweg te Rotterdam en de restauratie van de Laurenskerk te Rotterdam. Na (her)introductie van de steen in Nederland bij de restauratie van de Onze-Lieve-Vrouwekerk te Breda in 1996 wordt de steen bij veel restauraties toegepast.

C.W. Dubelaar, S. Engering, R.P.J. van Hees, e.a., ‘Lithofacies and Petrophysical Properties of Portland Base Bed and Portland Whit Bed Limestone as Related to Durability’. In: Heron, vol. 48(2003), no. 3, 221-229.

Al blijken hierop toch uitzonderingen mogelijk getuige de vervanging van het raam in het noordertransept van de Pieterskerk te Leiden waar Weiberner tufsteen werd vervangen door Rackowice zandsteen in 2006 en het noordertransept van de St. Janskathedraal waar blokken St. Joire worden vervangen door Bentheimer zandsteen.

W.J. Quist en R.P.J. van Hees, ‘De reiniging van de Grote Kerk in Breda tien jaar later’. In: M.L. Stokroos (ed.), Praktijkboek instandhouding monumenten, Den Haag 2006, 1-16.

L.G.W. Verhoef, F.W.A. Koopman, Monitoring the decay of monuments – the church of our lady in Breda – part B, TU Delft, juni 1993.

Published

2009-11-01

How to Cite

Quist, W. (2009). The use of natural stone as a replacement at the Large church or St Mary-Magdalene church in Goes. Bulletin KNOB, 108(5-6), 194–209. https://doi.org/10.7480/knob.108.2009.5-6.166

Issue

Section

Articles

Plaudit