Ontwerpanalyse bij restauratie. De Zuiderkerkstoren te Amsterdam

Auteurs

  • Pieter Vlaardingerbroek

DOI:

https://doi.org/10.7480/knob.118.2019.2.3849

Samenvatting

In 2017, the restoration of the Zuiderkerk (1603-1614) was completed with the renovation of its tower. This striking tower, designed by Hendrick de Keyser (1565-1621), dominates the silhouette of the eastern part of Amsterdam’s city centre. It consists of a brick base, a sandstone octagon with columns and a wooden spire clad in lead and slate. The tower, which was last restored in 1978, was in need of a complete restoration due to salt efflorescence in the brickwork and rust damage to the natural stone. In addition, the lead of the spire needed renovation. The lead had been painted in a Bentheimer stone colour in 1978, as was the sandstone part of the tower. This change in the colour composition was a result of the ‘white tower plan’ of  the Public Works Department, which had started in 1966, when the Montelbaanstoren was painted white. The aim was to paint all lead claddings of seventeenthcentury towers white, based on the idea that the white layer found on the lead cladding of the towers was a remnant of an original finish. When laboratory analysis showed that in the case of the Zuiderkerk this layer was the product of a chemical reaction in the lead and not a finishing coat, painting nevertheless continued,  on the grounds that this would show that the city was looking after its heritage.

When the most recent restoration of 2015-2017 showed that most of the lead needed to be renewed, the verquestion arose as to whether the 1978 colour composition should be maintained. Subsequent painting had caused the crown of the tower to turn a strange pale pink, which did nothing to improve the appearance of the tower architecture. Initially, the Archivolt firm of architects proposed leaving the lead unpainted and painting the sandstone octagon of the tower in a matching blue-grey colour. This proposal was based on historical colour analysis, the available iconographic material and comparisons with other Amsterdam towers. However, an analysis of the tower and the tower design was lacking. Finally, in consultation with the architect, the current colour scheme was chosen, in which the sandstone was painted in sandstone colour and the lead retained its natural dark colour, resulting in a tower with a clear colour contrast. The justification for this was provided by studying the history of construction and alterations found in literature, archival sources, iconographic material, building and historical colour research. This was supplemented by an analysis of the architecture of the tower, which ultimately  played a decisive role. This article is a reworking of and addition to the analysis carried out in 2016. The example of the Zuiderkerkstoren shows how this classical method of architecture and design analysis, which is rarely used in restorations, can be helpful in deciding on the correct type and degree of restoration.

Referenties

J.B. Visser, ‘Het witte torenplan van Publieke Werken’, Ons Amsterdam 19 (1967), 12-14.

W.F. Denslagen en A. de Vries, Kleur op historische gebouwen. De uitwendige afwerking met pleister en verf tussen 1200 en 1940, Den Haag 1984.

P. Vlaardingerbroek, Zuiderkerkstoren, architectuur en kleur door de eeuwen heen, interne notitie gemeente Amsterdam, 25 januari 2017.

C.H. Peters, ‘Protestantsche Kerkgebouwen. De Zuider-, Wester- en inzonderheid de Noorder-kerk te Amsterdam, tevens eene bijdrage tot de geschiedenis van het Fabriek-ambt aldaar’, Oud Holland 19 (1901), 145-168 en 198-231.

G.D. Bom HGz., De Zuiderkerk te Amsterdam, de eerste nieuwgebouwde kerk der hervorming in Nederland. Geschiedkundig overzicht van den bouw van, en den dienst in deze kerk, alsook van haren toren en haar kerkhof, van 1600 tot heden, Amsterdam 1911. De ontwerptekening voor de kerk bevindt zich voorin in Stadsarchief Amsterdam (SAA ), archief 378.ZK (Zuiderkerk), inv.nr. 33.

Onder de latere auteurs wordt verstaan: M.D. Ozinga, De Protestantsche Kerkenbouw in Nederland. Van Hervorming tot Franschen tijd, Amsterdam 1929; E.H. ter Kuile, De houten torenbekroningen in de Noordelijke Nederlanden, Leiden 1929; E. Neurdenburg, Hendrick de Keyser. Beeldhouwer en bouwmeester van Amsterdam, Amsterdam [1930]; F.A.J. Vermeulen, Handboek tot de geschiedenis der Nederlandsche bouwkunst, dl. II, Den Haag 1931, 371-373; I.H. van Eeghen, ‘De wording van de Zuiderkerk’, Maandblad Amstelodamum 45 (1958), 193-197; H.J. Zantkuijl, Bouwen in Amsterdam. Het woonhuis in de stad, Amsterdam 1993 (afl. 20: 19771) 174-175; K. Ottenheym, P. Rosenberg en N. Smit, Hendrick de Keyser Architectura Moderna. Moderne bouwkunst in Amsterdam 1600-1625, Nijmegen 2008; J.E. Abrahamse, De grote uitleg van Amsterdam. Stadsontwikkeling in de zeventiende eeuw, Bussum 2010, 37-40; Th.H. von der Dunk, Toren versus traditie. De worsteling van classicistische architecten met een middeleeuws fenomeen, Leiden/Amersfoort 2015, 112-113, 131-133.

S.A.C. Dudok van Heel, De jonge Rembrandt onder tijdgenoten. Godsdienst en schilderkunst in Leiden en Amsterdam, Nijmegen 2006, 19-23.

Zie voor de stadsuitbreidingen in Amsterdam: Abrahamse 2010 (noot 6).

Dudok van Heel 2006 (noot 8), 22. Zie ook SAA , archief 5025 (Vroedschap), inv.nr. 8, fol. 860 (1 juni 1602): ‘Ende deurdien men tegenwoordich besich is, met het affbreecken van de reste van dese stede oude muijren, daervan veel steen is commende, ende weinig bequame plaetse te becommen is om d’selve te logeren, dat ons verstaen word dat de heijpalen nu wel te becommen ende zeer goetcoop zijn, ende andere consideratien, hebben burgermeesteren ende xxxvi raden goet gevonden ende geresolveert, dat men het fundament van de voorsz gedestineerde kercke metten eersten sal doen heijen, ende ophalen, ende dat de steen van de voorsz muijr commende (voor soo veel aenden kercke van node sal wesen) binnen het voorsz geheijde pleijn sal worden gebracht.’

Peters 1901 (noot 4), 150-153; Bom 1911 (noot 5).

Abrahamse 2010, 40 (noot 6).

Salomon de Bray, Architectura Moderna ofte bouwinge van onsen tijt, Amsterdam (bij Cornelis Danckerts van Seevenhoven) 1631, prent I. De uitgevoerde torenvoet wijkt af van de toren zoals afgebeeld in de Architectura Moderna. Met name de tweede verdieping in de bakstenen onderbouw is lager uitgevoerd dan op de prent.

De opbouw met twee aparte klokkenstoelen is goed zichtbaar op SAA , archief 10057 (Centraal Tekeningenarchief), inv.nr. 18410; zie ook de prent van Jan Brouwer: SAA , afb. nr. 010056919087 en 010056919088.

Ter Kuile 1929 (noot 6), 81; E.H. ter Kuile, De torens van Nederland, Amsterdam 1943, 94-95.

Denslagen/De Vries 1984 (noot 2), 54, 72.

B. Bijtelaar, De zingende torens van Amsterdam, Amsterdam 1947, 110-122. Zie ook SAA, archief 5025, inv.nr. 21, fol. 34 (2 december 1655): verzoek aan François Hemony om zich in de stad te vestigen, gratis woning werkplaats, onder andere om ‘de Clocken, zoo groote als cleijne van de Oude Kercx, Suijder en Wester en de andere toorens te laten vergieten’. De burgemeesters nemen het besluit over zoals blijkt uit: SAA , archief 5039 (Thesaurieren Ordinaris), inv.nr. 1, fol. 167 (10 december 1655). Zie ook het besluit om horlogemaker Jurriaen Sprackel de klokken en de speelton te verhangen: SAA , archief 5039, inv.nr. 2, fol. 13-13v (11 oktober 1657).

Dendrochronologische analyse B. Heussner te Petershagen, 3 april 2017: Zandstraat 17 (Zuiderkerkstoren), monster AMZS17-8, Beiaardierskamer, tweede schoor rechts van klavier: eiken ca. 1631; Zandstraat 17 (Zuiderkerkstoren), monster AMZS17-9, Beiaardierskamer, derde schoor rechts vanuit klavier: eiken, 1655 ca. 10 jaar.

Waarneming auteur 2017.

SAA , archief 378.ZK, inv.nr. 12.

B. Bijtelaar, Geschiedschrijving over de Zuiderkerk, typoscript, Amsterdam 1975, 24.

Bijtelaar 1975 (noot 20), 24-25.

SAA , archief 378.ZK, inv.nr. 13.

SAA , archief 5040 (Stadsfabriekambt en Stadswerken en Stadsgebouwen), inv.nr. 93, 346-347 (4 maart tot 8 april 1802).

SAA , archief 378.ZK, inv.nr. 104.

Bijtelaar 1947 (noot 16), 119.

Petra van Diemen, Zuiderkerkstoren Amsterdam, ongepubliceerd rapport (0836_memo kleuren architectuurhistorisch. docx), Amsterdam 2017, 22.

J. Tegelaar, Toren Zuiderkerk te Amsterdam. Een verkennend kleuronderzoek naar de oorspronkelijke afwerking, ongepubliceerd onderzoeksrapport, Aalsmeer 2017. De resultaten van dit onderzoek sluiten aan bij recente ideeën omtrent de afwerking van zandsteen. In het geval van het stadhuis van Amsterdam lijkt nooit sprake te zijn geweest van een beschildering, terwijl hetzelfde lijkt te gelden voor het pand Amstel 216. Zie P. Vlaardingerbroek, ‘Ongeverfde natuursteen als uitdrukking van een ideaal. De gevels van het Paleis op de Dam historisch benaderd’, Maandblad Amstelodamum, 95 (2008), 3-12. Uit een bron uit 1772 kan ook worden opgemaakt dat zandsteen niet werd geschilderd. De Amsterdamse stadsarchitect J.E. de Witte adviseerde zandsteen uit Gildehaus te gebruiken in plaats van Bremer (Obernkirchener) steen, omdat deze langer wit zou blijven; zie SAA , archief 5040, inv.nr. 27 (7 oktober 1772 onder nr. 21). 28 SAA , archief 378.ZK, inv.nr. 104.

Zie noot 1.

H.J Zantkuijl, ‘Schilderwerk Zuiderkerkstoren’, typoscript 1978 (Gemeente Amsterdam, Monumenten en Archeologie, pandenmappen).

Von der Dunk 2015 (noot 6), 131. Ter Kuile 1929 (noot 6), 81 lijkt eveneens een tweedeling te suggereren, maar geeft aan dat het ‘niet gemakkelijk te zeggen [valt] waar de eigenlijke bekroning van den toren aanvangt’.

Ozinga 1929 (noot 6), 30-31.

Vergelijk Von der Dunk 2015 (noot 6), 187-190. Deze manier van ontwerpen – een stenen torenvoet met een zich ver jongende spits zonder klassieke orden – is karakteristiek voor De Keyser, zoals ook blijkt uit het oorspronkelijke, maar onuitgevoerde ontwerp voor de Westerkerkstoren. Hier is boven een bakstenen torenvoet een natuurstenen deel met Dorische orde geplaatst waarboven een ordenloze spits oprijst. Deze spits is ook hier ontworpen als een met lood beklede klokkenstoel die uitsteekt boven de stenen torenvoet en waarin het carillon van de Westerkerk zou komen te hangen. De huidige torenbekroning van de Westerkerk dateert van 1638 en wordt vaak als klassiek getypeerd (zie J. de Heer, Het architectuurloze tijdperk. De toren van Hendrick de Keyser en de horizon van Amsterdam, Amsterdam 2000, 61-62; Ottenheym/Rosenberg/Smit 2008, 67-68, noot 6; Von der Dunk 2015, 138, noot 6) vanwege de Ionische en Korintische orden die erboven zijn geplaatst, maar is juist het tegendeel. De opstapeling van de orden mag correct zijn, de plaatsing van zuilen die niet boven elkaar staan, is dat niet en is in tegenspraak met de ontwerpmethodiek van De Keyser.

P. van Diemen, ‘Restauratie van de Zuiderkerkstoren’, Binnenstad. Uitgave van de Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad 51 (2017), 60-62.

Gepubliceerd

2019-06-14

Citeerhulp

Vlaardingerbroek, P. (2019). Ontwerpanalyse bij restauratie. De Zuiderkerkstoren te Amsterdam. Bulletin KNOB, 118(2), 1–14. https://doi.org/10.7480/knob.118.2019.2.3849

Nummer

Sectie

Artikelen

##plugins.generic.plaudit.displayName##