Het Paleis aan de Maas

Giudici’s nieuwe zeemagazijn van de Rotterdamse Admiraliteit (1785-1788)

Auteurs

  • Merlijn Hurx Prof. dr.
  • Agnes Kooijman MA

DOI:

https://doi.org/10.48003/knob.124.2025.2.856

##submission.downloads##

Samenvatting

Het nieuwe zeemagazijn van de Admiraliteit op de Maze, gebouwd tussen 1785 en 1788 op het Reuzeneiland aan de oostkant van Rotterdam, was een van de grootste bouwwerken uit de Republiek der Nederlanden, desalniettemin is het nadat het in 1891 afbrandde bijna geheel in de vergetelheid geraakt. Vijftien bewaarde ontwerptekeningen van de architect, de Italiaan Giovanni Giudici (1746-1819), geven inzicht in de ontwerpfases, technische detaillering en veranderende vormgeving van façade en interieur. Het zeemagazijn had primair de functie van opslag van wapentuig en scheepsmateriaal. Toch verried de architectuur deze utilitaire bestemming niet. De symmetrische, monumentale gevel met geblokte lisenen, bel-etage, balkons en beeldhouwwerk op het bekronende attiekblok gaf het gebouw een paleisachtig voorkomen. Vandaar dat het zeemagazijn in Rotterdam ook wel bekend stond als het ‘Paleis’. Giudici’s ontwerp week af van Stalpaerts zeventiende-eeuwse pakhuizen van de VOC en Amsterdamse Admiraliteit, die weliswaar ook een monumentale vormgeving hadden, maar waarvan de functie als pakhuis zichtbaar tot uitdrukking kwam in het exterieur.

De paleisachtige vormgeving van het Rotterdamse magazijn hield verband met het hybride karakter van het gebouw: deels pakhuis, deels kantoor en deels ‘evenementenhal’. Naast opslagruimtes, werkplaatsen en kantoren was een aanzienlijk deel van het gebouw bestemd voor representatieve vertrekken. Het westelijke paviljoen bevatte onder andere een monumentale vestibule, een bibliotheekkamer, een wapenkamer en een salon met uitzicht op de rivier. Opvallend voor een magazijn is ook de aanwezigheid van een forse keuken die was toegerust voor grote eetfestijnen. In het middenpaviljoen werd een enorme multifunctionele ruimte gecreëerd met een vrije overspanning van elf meter, mogelijk gemaakt door een zware hulpconstructie, waaraan de vloerbalken van de tweede verdieping werden opgehangen. Deze ruimte kon worden gebruikt voor opslag, maar ook voor grootschalige evenementen, zoals het bezoek van tsaar Alexander I in 1814.

Door zijn ligging in de bocht van de Maas, met een bewust ontworpen façade gericht op de waterzijde, speelde het zeemagazijn een prominente rol in het stadsbeeld van Rotterdam. Daarmee sluit het aan bij bredere achttiende-eeuwse ontwikkelingen waarin admiraliteitsgebouwen niet alleen als logistieke infrastructuur fungeerden, maar ook militaire en politieke ambities tot uitdrukking brachten. Het Rotterdamse voorbeeld toont hoe utilitaire architectuur kon worden ingezet voor visuele representatie op stedelijke schaal en de bouwhistorische analyse ervan draagt bij aan een beter begrip van de rol van maritieme bouwkunst in de late achttiende-eeuwse Republiek.

Biografieën auteurs

Merlijn Hurx, Prof. dr.

Merlijn Hurx is hoogleraar architectuurgeschiedenis aan de KU Leuven bij het Departement Architectuur. Hij is onder meer specialist in middeleeuwse architectuur in de Lage Landen. Momenteel leidt hij het door de European Research Council gefinancierde project URBAN-DELTA, een onderzoek naar de ontwikkeling van bouwtechnologieën in verstedelijkte delta’s in Europa en China tussen 1300 en 1800.

Agnes Kooijman, MA

Agnes Kooijman is kunst- en architectuurhistoricus. Zij doet promotieonderzoek aan de Universiteit Gent naar architectuuralbums in de zestiende en zeventiende eeuw in de Lage Landen, binnen het door de European Research Council gefinancierde project Copying as Common Practice in Early Modern Architecture (CCPEMA), met aanvullende ondersteuning van de Universiteit Utrecht.

Merlijn Hurx en Agnes Kooijman voerden gezamenlijk het onderzoek uit voor dit artikel en droegen in gelijke mate bij aan het schrijven ervan. Met dank aan Benjamin Ringot, Koen Ottenheym, Carolijn Crombag, Mark van der Lee en de anonieme peer reviewers.

Referenties

The research for this paper is funded by the European Union. Views and opinions expressed are however those of the authors only and do not necessarily reflect those of the European Union or the European Research Council Executive Agency. Neither the European Union nor the granting authority can be held responsible for them. Dit onderzoek is ondersteund door de ERC grant URBAN-DELTA DOI: doi.org/10.3030/101124701

P. de Ruiter, ’s Lands werf. De bloemrijke historie van een bijzondere plek in Rotterdam, Rotterdam 2010, 64. In de achttiende eeuw werd het gehele terrein op Reuzeneiland, dat door de Admiraliteit werd gebruikt, voornamelijk aangeduid als ’s Landswerf. Als men sprak over de gebouwen waar scheepvaartbenodigdheden zoals zeilen, touwen en andere essentiële materialen voor de vloot werden geproduceerd, opgeslagen en gerepareerd, werd in de zeventiende en achttiende eeuw de aanduiding Admiraliteitsmagazijn of ’s Lands Zeemagazijnen gebruikt. In dit artikel wordt ‘zeemagazijn’ gebruikt om het gebouw op het terrein aan te duiden, omdat het zowel de functie als het historische maritieme taalgebruik in steden als Amsterdam en Rotterdam nauwkeurig weergeeft. Voor gebruik van de termen: Jacobus Kok, Amsteldamsche jaarboeken, behelzende de merkwaardigste geschiedenissen; welken, zo binnen de stad als daaromtrent, zijn voorgevallen, Amsterdam 1781, 349.

H.C.H. Moquette, ‘Een keizerlijk bezoek in 1814’, Rotterdamsch Jaarboekje 1910, 117-131.

‘Admiraliteit op de Maze’ en ‘Admiraliteit van de Maze’ (Maese, Maeze en andere) worden door elkaar gebruikt in de literatuur. Hier wordt de meest gangbare variant ‘Admiraliteit op de Maze’ gehanteerd.

De exacte lengte is moeilijk te achterhalen, aangezien de bewaarde tekeningen verschillende maten geven, variërend van 127 tot 135 meter. De situatietekening ‘N1a’ (afb. 10) met het nieuwe magazijn meet 406 Rhijnlandse voeten breed (127,45 meter). Geveltekeningen ‘N9’ (afb. 8) en ‘N10’ (afb. 7) meten ca. 430 Rhijnlandse voeten (134,99 meter) ofwel afgerond 135 meter. Tekeningen komen uit: Stadsarchief Rotterdam (SA), B en O 5, Overige Militaire en Politie gebouwen, inv.nr. 433-2 (kast).

J.W. van Borselen, De Marinierskazerne van Rotterdam. Van Arsenaal der Admiraliteit tot Bakermat van Zeesoldaten, Rotterdam 2003, 41.

Gemeentearchief Schiedam, Admiraliteitsarchief, inv.nr. W900061724. Zie ook: E. Wiersum, ‘De architect Jan Giudici, 1746-1819’, Rotterdamsch Jaarboekje 11 (1934) 4, 30; J. Verheul Dzn, De architect Jan Giudici 1746-1819, Rotterdam 1938, 17.

L. Sicking en M. Hurx, ‘De L’Écluse à Den Helder; via Veere à Amsterdam et Rotterdam. Pour une histoire générale et architecturale des arsenaux navals des Pays-Bas’, in: C. Le Mao (red.), Les arsenaux de marine du XVIe siècle à nos jours, Parijs 2021, 485-510.

Voor Amsterdam zie: S. de Meer, ’s Lands Zeemagazijn, Zutphen 1994. Voor grootschalige reparatiewerken in de achttiende eeuw: G. van Tussenbroek en D. de Roon, ‘Amsterdam – Scheepvaartmuseum. Een onorthodoxe reparatie in de achttiende eeuw’, Maandblad Amstelodamum 94 (2007) 2, 3-13.

Het zeemagazijn deed zeven jaar na de voltooiing in 1788 al geen dienst meer als opslag voor de Rotterdamse Admiraliteit, omdat de Hollandse Admiraliteiten in 1795 werden opgeheven. Wel bleef het tot 1849 in gebruik voor de marine. Voor verder geschiedenis van het eiland, zie De Ruiter 2010 (noot 1)

Borselen 2003 (noot 5), 40-42; De Ruiter 2010 (noot 1), 55-57. Ruud Meischke deed in 1960 een eerste poging om het zeemagazijn van de Rotterdamse Admiraliteit te onderzoeken vanuit geschreven bronnen en naar ordinantiën uit de Admiraliteitsarchieven, maar het zou nooit tot een publicatie komen. Uit overgebleven correspondentie met archivaris A. van der Poest Clement blijkt dat hij meer informatie over Giudici’s ontwerpen zocht, maar de archivaris antwoordde Meischke dat hij, los van verwijzingen naar de architect, geen specificaties kon vinden betreffende de opdrachten van het nieuwe magazijn. Het gaat hier om getypte correspondentie uit het Gemeentearchief van Schiedam. De bundel kent enkel één inventarisnummer: GA, inv.nr. W900061724.

Sicking en Hurx 2020 (noot 7).

Ordinantiën over het specifieke onderwerp van ’s Landswerf ontbreken, maar er is wel een bundel verschenen met alle archiefstukken van de vijf zeecolleges: J. de Hullu, De archieven der Admiraliteitscolleges, ’s-Gravenhage 1924. De ontwerptekeningen bevinden zich in het Stadsarchief Rotterdam (noot 4).

Eerder werden twee van de tekeningen afgebeeld in G. Medema, Achter de façade van de Hollandse stad. Het stedelijk bouwbedrijf in de achttiende eeuw, Nijmegen 2011, 172-176.

G. van Reyn, Geschiedkundige beschrijving der stad Rotterdam, en beknopt overzicht van het Hoogheemraadschap van Schieland, dl. II, Rotterdam 1869, 201-205. De beschrijving dateert waarschijnlijk uit de jaren dertig van de negentiende eeuw, aangezien het eerste deel van Van Reyns stadsgeschiedenis verscheen in 1832.

A.J. Hoving en A.A. Lemmers, In tekening gebracht. De achttiende-eeuwse scheepsbouwers en hun ontwerpmethoden, Amsterdam 2001, 27.

Het begrip ‘militaire revolutie’, dat door Jan Glete wordt gebruikt, is een term die al langer diverse historici bezighoudt. Voor een uiteenzetting: J. Glete, War and the state in early modern Europe. Spain, the Dutch Republic and Sweden as fiscal-military states, Londen/New York 2002, 177-178; J. Glete, Warfare at sea, 1500-1650. Maritime conflicts and the transformation of Europe, Londen/New York 2000, 9-14.

De Admiraliteit in Amsterdam heeft haar functie een tijd uitgevoerd vanuit het Sint-Ceciliaklooster, thans Prinsenhof, en de Admiraliteit op de Maze had haar materieel opgeslagen in het Agnietenklooster in Rotterdam: De Meer 1994 (noot 8), 9-10; De Ruiter 2010 (noot 1), 21.

De gebouwen zoals kastelen en kloosters waarin de militaire basis eerder was ondergebracht voldeden niet meer: Sicking en Hurx 2020 (noot 7).

Werkgroep VOC-Oostenburg, Van VOC tot Werkspoor. Het Amsterdamse industrieterrein Oostenburg, Utrecht 1986.

Pas na de brand van 1791 kreeg het gebouw een pleisterlaag waardoor het leek alsof de muren uit zandsteen waren opgetrokken: De Meer 1994 (noot 8), 50.

Op de zuidfaçade, die naar het land is gericht, bevindt zich een vrouwenfiguur omringd door bemanning en uitrusting die de Republiek als heerser van de zeeën verbeeld, terwijl aan de zeekant Neptunus en de stadsmaagd van Amsterdam zijn afgebeeld.

Borselen 2003 (noot 5), 16-17.

Borselen 2003 (noot 5), 32-38.

Borselen 2003 (noot 5), 32-38.

De Ruiter 2010 (noot 1), 51.

‘Gewoontegetrouw begaf men zich eerst naar de werf’. Voor de uitspraak en andere voornamelijk bezoeken van de Oranjes, prins Hendrik van Pruisen en aartshertog Maximiliaan Frans van Oostenrijk: F.H. Nitzsche, ‘Oranje en Rotterdam’, Rotterdams Jaarboekje 1960, 284; J.G. Sleeswijk, ‘Het bezoek van Prins Willem V en zijn gemalin met Prins Hendrik van Pruisen aan Rotterdam’, Rotterdams Jaarboekje 1924, 129-139.

De Ruiter 2010 (noot 1), 21.

G. van Reyn, Geschiedkundige beschrijving der stad Rotterdam, en beknopt overzicht van het Hoogheemraadschap van Schieland, dl. 1, Rotterdam 1832, 183.

A. Radcliff, A journey made in the summer of 1794, through Holland and the western frontier of Germany: with a return down the Rhine: to which are added observations during a tour to the lakes of Lancashire, Westmoreland, and Cumberland, dl. 1, Dublin 1795, 9-10.

De gedrukte inventaris van het archief in Rotterdam uit 1874 spreekt van twaalf tekeningen die aangeduid werden met de letter ‘N’. De drie opstanden (afb. 11-13) werden kennelijk apart bewaard; deze tekeningen zijn niet gemarkeerd met de letter ‘N’. In latere potloodnotities in het exemplaar van de inventaris werd toegevoegd dat niet alle werken meer in de collectie aanwezig waren, zie Roterodamum Illustratum, Beredeneerde beschrijving van den geschiedkundigen atlas in het archief der Gemeente Rotterdam aanwezig: Betrekkelijk het Hoogheemraadschap Schieland en de stad Rotterdam, derde gedeelte, Rotterdam 1874, 52-53.

Het betreft de tekeningen met de ‘N’-nummers: 2, 2a, 3, 4, 6 en 7; Roterodamum Illustratum (noot 30), 53.

Een wijziging die nauwelijks opvalt, maar die in de nieuwe plattegrond wel goed is te zien (afb. 16), is de bredere overspanning van de middelste ellipsboog van de galerij van de zijvleugels (onder het luik); op de presentatietekening (afb. 8) zijn de afstanden tussen de pijlers nog gelijk.

Op deze bouwtekeningen worden de termen ‘eerste verdieping’ en ‘tweede verdieping’ gebruikt, maar gezien de aanwezigheid van deuren naar buiten en balkons, evenals de indeling van de ruimtes, lijkt dit te verwijzen naar wat wij zouden aanduiden als respectievelijk de begane grond en de eerste verdieping. De tekeningen volgen dus een nummeringsconventie waarin de begane grond als eerste verdieping wordt geteld.

Dergelijke hulpconstructies kwamen in de achttiende eeuw vaker voor en de oplossing van Giudici doet denken aan die van de Lutherse kerk in Den Haag uit 1760, zie: D. de Vries, ‘Kapconstructies uit de 18de eeuw. Stilstand of vernieuwing’, Bulletin KNOB 107 (2008) 5/6, 224-232.

Stadsarchief Amsterdam, 10001, Collectie Atlas Splitgerber, T' Slotthout van de Nieuwe Kerck, 1001000625 (1647). Voor de fundering van de Nieuwe Kerk zie: G. van Tussenbroek, ‘The foundations of the Nieuwe Kerk Tower in Amsterdam (1645-52)’, in: I. Wouters e.a., Building knowledge, constructing histories, dl. 2, Londen 2018, 1313-1320. Voor funderingsroosters, zie: M. Hurx, ‘“Building on Hollow Land”. Skill and expertise in foundation-laying practices in the Low Countries in the fifteenth to seventeenth centuries’, in: E. Merrill (red.), Creating place in early modern European architecture, Amsterdam 2022, 269-304.

‘[…] dat deesen Raade ten uitersten is misnoegd wegens het opsigt door hem in dezen genomen, en over zijn gebrek aan nodige oplettendheid, en behoorlijke attentie op een werk van zoo veel aanbelang, en omslag, en hem op het nadrukkelijkst recommandeert meerder attentie, oplettendheid en accuratesse voor het vervolg’, Nationaal Archief, 1.01.47.27, Extract-Resolutiën van de Admiraliteit op de Maze betreffende den nieuwen aanbouw op haar werf te Rotterdam, inv.nr. 442, 24 juli 1787.

Andrew Munro maakte samen met Jan van Daalen een eerdere opmetingstekening van het terrein in 1787: ‘Platte grond van ’s Lands Scheeps Timmerwerf te Rotterdam’. Op de tekening zijn alleen de contouren van het zeemagazijn te zien en het gebouw is aangeduid als ‘Nieuwe Gebouw’. Universiteitsbibliotheek Utrecht, KAART: Moll 420 (Dk43-6).

Van Reyn 1869 (noot 14), 201.

P. Brandon, War, capital, and the Dutch state (1588-1795), Leiden 2015, 189, doi-org.kuleuven.e-bronnen.be/10.1163/9789004302518.

De Meer 1994 (noot 8), 28.

De woonruimte is ook na het opheffen van de Admiraliteit behouden voor de toenmalige directeur-commandant van de Marine. Vanaf 1795 werd er wel gesproken van ‘Directeur-Commandant’ in plaats van ‘Werfdirecteur’: Van Reyn 1869 (noot 14), 201.

Van Reyn 1869 (noot 14), 201.

Van Reyn 1869 (noot 14), 202.

Van Reyn 1869 (noot 14), 201.

Van Reyn 1869 (noot 14), 202.

Moquette 1910 (noot 2), 128.

Ook de twee andere ruimtes, de ‘Voorkamer’ (vestibule) en de ‘Bibliotheekkamer’ waren bij deze gelegenheid ingericht als eetzaal; Moquette 1910 (noot 2), 128.

Moquette 1910 (noot 2), 128.

Stadsarchief Rotterdam, 4080, Prenten en tekeningen, Prenten en tekeningen, 1550-2000, inv.nr. RI-1413-13 Plattegrond van de grote zaal van feestgebouw Doele voor het Alliantiefeest tussen Frankrijk (24 april 1786).

B. ter Molen-den Outer, ‘Een alliantiefeest te Rotterdam en de inrichting van de feestzaal volgens de beschrijving van Nicolaas Muys’, Nederlands Kunsthistorisch Jaarboek (NKJ)/ Netherlands Yearbook for History of Art 31 (1980), 423-438.

R. Meischke en H.J. Zantkuijl, ‘De positie van C.G.F. Giudici te Rotterdam en zijn stadhuisplan uit 1781’, Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond 107 (2008) 1, 20-33; G. Medema, ‘“Tot Luijster en sieraad van een vermaarde koopstadt”. Terugkerende ambities voor een nieuw Rotterdams stadhuis in de achttiende eeuw’, Rotterdams Jaarboekje 7 (2009), 131-154.

G.H. Medema, In zo goede order als in eenige stad in Holland; het stedelijk bouwbedrijf in Holland in de achttiende eeuw, Utrecht 2008, 67-106, 211-218. Zie verder voor opdrachtgeverschap en besturing ook; T.H. von der Dunk, Een Hollands heiligdom. De moeizame architectonische eenwording van Nederland, Amsterdam 2007; F. Schmidt, Passion and control. Dutch architectural culture of the eighteenth century, Farnham, Surrey 2016.

Voor de architectuur van Giudici: Wiersum 1934 (noot 6); Verheul 1938 (noot 6); H. de Jong, ‘De “admiraliteit van de Maze” te Rotterdam’, Marineblad 58 (1948), 232-244; H. Hardenberg, ‘Het handelshuis Osy’, Rotterdams Jaarboekje, 6e reeks II (1954), 154-176; Paula van der Heiden en Krijn van den Ende, Huis Nolet. Bouwkunst als ambitie, Bussem 2023. Voor de prijsvraag voor het stadhuis in Groningen, zie: Thomas von der Dunk, De eerste prijs. Twee eeuwen stadhuis van Groningen. De eerste Nederlandse architectuurprijsvraag en de bouw van het ontwerp van Husly, Amsterdam 2010, 111-115.

Architectuurprijsvragen zoals die voor het stadhuis waren een effectieve manier om opkomend ontwerptalent te mobiliseren. Zie: T.H. von der Dunk, ‘De Bataafse omwenteling en de bouwkunst. De betekenis van het jaar 1795 voor de Nederlandse architectuur. Een eerste balans’, Bijdragen en mededelingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden 111/3 (1996), 327.

Medema 2011 (noot 13), 168-169; Wiersum 1934 (noot 6), 38.

Zie noot 6. Dit besluit kan tevens vanuit praktisch oogpunt zijn gehonoreerd. Op deze manier kon hij zijn ontwerpen en de ontwikkelingen opvolgen.

Von der Dunk 1996 (noot 54), 327; Medema 2011 (noot 13), 168-169.

Eerder werd verondersteld dat Giudici’s werk kon aansluiten bij Franse voorbeelden, zoals Rijsbergen in 1993 betoogde. Zie B.A.M Rijsbergen. ‘Giudici’s “ontwerp tot vergrooting der stadt Assen”. Een stedenbouwkundig plan uit de tijd van Lodewijk Napoleon’, Bulletin KNOB 91 (1993) 6, 185-187. Later concludeerden Meischke en Zantkuijl echter dat zijn architectuur ook nauw aansloot op Engelse ontwerpen, mogelijk wegens belangrijke Engelse connecties. Zie: Meischke en Zantkuijl 2008 (noot 51), 20-33.

In Frankrijk verschenen vanaf het midden van de achttiende eeuw tot in het begin van de negentiende eeuw talrijke publicaties met illustraties en theorieën over architectuur. Sommige van deze werken vonden hun weg naar andere delen van Europa, waaronder de Nederlanden. Voor zover bekend reisde Giudici na zijn aankomst in de Nederlanden in 1770 niet (meer) naar Frankrijk. Zijn toegang tot Franse architectuurtheorieën en -vormgeving verliep dan via de verspreide publicaties, die een mogelijke bron van inspiratie vormden. Zie hiervoor: Rijsbergen 1993 (noot 58).

J.F. de Neufforge, Recueil élémentaire d’architecture contenant plusieurs études des ordres d’architecture d’après l’opinion des Anciens et le sentiment des Modernes, différents entrecolonnements propres à l’ordonnance des façades, divers exemples de décorations extérieures et intérieures à l’usage des monuments sacrés, publics et particuliers, composé par le sieur Neufforge, architecte. I volume – II volume, Parijs 1757-1758.

Wiersum 1934 (noot 6); Verheul 1938 (noot 6); Meischke en Zantkuijl 2008 (noot 51); Medema 2008 (noot 52); Medema 2009 (noot 51); Von der Dunk 2007 (noot 52).

Door achttiende-eeuwse schrijvers werden deze Franse arsenalen nog bewonderd als uitdrukking van Lodewijk XIV’s macht als heerser over de zeeën. Zie: M. Figeac, ‘Les arsenaux français vus au travers des récits de voyage à l’époque des Lumières’, in: C. Le Mao (red.), Les arsenaux de marine du XVIe siècle à nos jours, Parijs 2021, 419-433. Een ander voorbeeld is Greenwich Hospital van Christopher Wren en Nicholas Hawksmoor, dat vanaf 1696 werd gebouwd. Dit monumentale complex was strikt genomen niet van de marine, maar bedoeld voor gepensioneerde matrozen. Het lag stroomafwaarts van Londen aan de Thames en was nadrukkelijk gericht op de rivier.

S.P. McCaffray, ‘From Admiralty Meadow to Palace Square. Evolution of the city center in eighteenth-century St. Petersburg’, Canadian-American Slavic Studies 50 (2016) 2, 142-158, doi.org/10.1163/22102396-05002003.

Gepubliceerd

2025-07-17

Citeerhulp

Hurx, M., & Kooijman, A. (2025). Het Paleis aan de Maas : Giudici’s nieuwe zeemagazijn van de Rotterdamse Admiraliteit (1785-1788). Bulletin KNOB, 124(2), 20–46. https://doi.org/10.48003/knob.124.2025.2.856

Nummer

Sectie

Artikelen

##plugins.generic.plaudit.displayName##