Het Plan Zuid in woorden. Veranderende stedebouwkundige begrippen en een onbekende plankaart
DOI:
https://doi.org/10.7480/knob.111.2012.4.353##submission.downloads##
Samenvatting
Looking at H.P. Berlage’s famous Plan Zuid (‘South Plan’) for Amsterdam by examining the notions that were used and are still being used to describe his design, we gain new insights into the design, into the notions themselves and into the way in which historic plans and their explanations are to be seen in their interrelatedness. From studying Berlage’s Explanatory Memorandum it immediately becomes clear that the well-known plan that is usually depicted does not reflect the original design. In this presentation map of the Office of Public Works from 1917 the emphasis is on uniform buildings, leaving the public space in a unelaborated state.
The original plan from March 1915 has a different focus with more attention to a detailed public space, including street profiles and directives for special buildings in special places. This plan is also more in line with the accompanying bird’s-eye views and with Berlage’s own writings on urbanism. By looking at the designed phenomena of the original plan (the referents), all of the notions from Berlage’s Explanatory Memorandum have been examined, divided into three categories: public spaces, buildings and the city and its elements. Notions used by contemporaries were also looked at (synchronic) and a comparison was made with the present (diachronic).
Berlage’s design was based on a hierarchical street network, which he developed in profiles with different spatial characteristics defined at four levels: ’(breede) verkeersweg’/‘(broad) traffic road’, ‘straalvormige hoofdstraat’/‘radial main street’, ‘ringvormige hoofdstraat’/‘concentric main street’ and ‘woonstraat’/‘domestic street’. The most conspicuous of these are the 60 m wide ‘verkeerswegen’/‘traffic roads’ or ‘Parkwegen’/’Parkways’, which were already also called ‘boulevards’ or ‘lanen’/‘avenues’ at the time. The notions of ‘weg’/‘road’ and ‘straat’/‘street’ were almost interchangeable in practice, as it turned out. For his few urban waterways Berlage consistently used the word ‘gracht’/‘canal’— which at the time was less associated with the urban profile—even though his contemporaries also used the more neutral word ‘kanaal’/’waterway’.
The remaining public spaces, such as ‘park’ and ‘plein’/’square’ were less important and also less interesting as notions. The housing consisted of three classes: ‘ééngezinshuizen›/ ‘single family houses’, ‹tweegezinshuizen›/’two family houses’ and ‹volksklassehuizen›/ ’working class houses’. In the latter two categories one ‘huis’/‘house’ contained several ‘woningen’/‘apartments’. Various synonyms were used for these notions. By contrast, the many public buildings were designated in more unequivocal terms. Berlage also included ‘bijzondere bebouwing’/ ‘special buildings’ with ‘a certain monumentality’ and he argued in favour of ‘blokbouw’/’block building’, a notion that could refer to ‘building in closed blocks’, but especially to ‘building in large architectural units’. As to the city elements it is interesting to note that in Berlage’s day the words ‘wijk’/’quarter’ and ‘buurt’/’neighbourhood’ were synonyms, whereas nowadays they indicate a difference in scale, possibly under the influence of modernist urbanism.
The research into Plan Zuid has demonstrated that notions are always in flux. In terms of synchrony especially the partly overlapping notions are interesting, as are those notions about which there is no consensus yet. In terms of diachrony especially those notions stand out in which an almost imperceptible change in meaning has occurred. Those notions in particular have led to the general conclusion that in studying historic explanations of plans one must always consciously look at the contemporary meaning and the referents of the words that are used, if one is to interpret them correctly.
Referenties
Op taalkundige gronden kiest de auteur ervoor bij de spelling van het woord 'stedebouw(kunde/-ig(e))' de Woordenlijst der Nederlandse taal (het Groene Boekje) uit 1996 en 2005 niet te volgen. Volgens de auteur betreft het eerste lid van de samenstelling het woord 'stede' (en niet het meervoud van het woord 'stad'), dat in algemene zin 'plaats' betekent en een meervoud op zowel -n als -s kent. Vanwege deze tweede meervoudsvorm zou de samenstelling 'stedebouw' geen tussen-n moeten krijgen.
Belangrijke standaardwerken zijn: M. Bock, 'Stedebouw', in: P. Singelenberg, M. Bock en K. Broos, H.P. Berlage, bouwmeester 1856-1934, Den Haag 1975; F.F. Fraenkel, Het Plan Amsterdam-Zuid van H.P. Berlage, Alphen aan den Rijn s.a. [1976]; J. Castex, J.-Ch. Depaule en Ph. Panerai, De rationele stad. Van bouwblok tot wooneenheid, Amsterdam 2003, 92-142, oorspronkelijke uitgave: Formes urbaines. De l'îlot à la barre, Parijs 1977; C. van der Hoeven en J. Louwe, Amsterdam als stedelijk bouwwerk. Een morfologiese analyse, Nijmegen 1985, 102-123; S. Polano, 'Uitbreidingsplan voor Amsterdam-Zuid', in: S. Polano (red.), Hendrik Petrus Berlage. Het complete werk, Alphen aan den Rijn 1988, 165-168; V. van Rossem, 'Berlage: beschouwingen over stedebouw 1892-1914', in: Polano 1988, 46-66 (Van Rossem 1988a); V. van Rossem, 'Architectuur en stad in 1913: de overstap van bouwkunst naar stedebouw', in: J. de Vries (red.), Nederland 1913. Een reconstructie van het culturele leven, Haarlem 1988, 132-154 (Van Rossem 1988b); K. Gaillard en B. Dokter (red.), Berlage en Amsterdam Zuid, Rotterdam 1992.
In dit artikel wordt een begrip derhalve voorgesteld als een driehoek met als hoekpunten: (1) de woordvorm, (2) de betekenis en (3) de referent, zoals gangbaar sinds de taalkundige theorieën van o.a. G. Frege en C.S. Peirce en deels van F. de Saussure.
L. Zwiers (hoofdred.), Bouwkundig woordenboek. Deel 1, A-K. Deel 2, L-Z, Amsterdam 1916; H.P. Berlage, 'Stedenbouw', in: Zwiers 1916, 2, 398-402 (Berlage 1916a).
Voor de herkomsten en betekenisontwikkelingen is gebruikgemaakt van: Woordenboek der Nederlandsche taal, Den Haag 1864-1998, ook beschikbaar op: http://gtb.inl.nl; P.J. van Malssen jr. (red.), Van Dale's Groot Woordenboek der Nederlandsche taal. Vijfde, geheel opnieuw bewerkte uitgave, 's-Gravenhage/Leiden 1914; C.A. den Boon en D. Geeraerts (red.), Van Dale Groot woordenboek der Nederlandse taal. Veertiende, herziene uitgave, Utrecht/Antwerpen 2005; M.L.A.I. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T.H. Schoonheim en N. van der Sijs (red.), Etymologisch Woordenboek van het Nederlands. 4 delen, Amsterdam 2003-2009, ook beschikbaar op: http://www.etymologiebank.nl.
H.P. Berlage, 'Amsterdam en Venetië. Schets in verband met de tegenwoordige veranderingen van Amsterdam', Bouwkundig Weekblad 3 (1883), 228. Zie ook: Bock 1975 (noot 2), 51-54.
C. Sitte, Der Städtebau nach seinen künstlerischen Grundsatzen, Wenen 1889; Nederlandse vertaling: De stedebouw volgens zijn artistieke grondbeginselen, Rotterdam 1991.
H.P. Berlage, 'De Kunst in Stedenbouw', Bouwkundig Weekblad 12 (1892) 15, 87-91; 17, 101-102; 20, 121-124; 21, 126-127.
J. Stübben, Der Städtebau, Darmstadt 1890, herdruk: Wiesbaden 1980.
H.P. Berlage, 'Bouwkunst en Impressionisme', Architectura 2 (1894) 22, 93-95; 23, 98-100; 24, 105-106; 25, 109-110.
Van Rossem 1988a (noot 2), 48, 52.
H.P. Berlage, 'Architectonische toelichting tot het plan van uitbreiding der Stad Amsterdam tusschen Amstel en Schinkel', in: Gemeenteblad van Amsterdam, Amsterdam 1904, Afdeling 1, 1720-1725.
In de normaal afgedrukte plankaart (zie bijvoorbeeld Bulletin KNOB 111 (2012) 2, 99) is het onderscheid tussen de gebieden met aaneengesloten bebouwing, open bebouwing en plantsoenen in verschillende grijstinten of arceringen zo slecht te zien, dat het in sommige besprekingen zelfs over het hoofd is gezien. Daarom is hier de bewerking van J. Stübben afgedrukt, zie: J. Stübben, 'Die südliche Stadterweiterung von Amsterdam', Deutsche Bauzeitung 52 (1918) 14, 66.
Zo zou het ontwerp te veel leunen op Sitte en zelfs 'middeleeuwsch' zijn, zie: J.H.W. Leliman, 'De uitbreiding van Amsterdam,' De Bouwwereld 3 (1904) 45, 353-356; 46, 361-366; 47, 373-376; 48, 381-383; 49, 387-390, 376. Dat dit grotendeels onterechte kritiek was wordt aangetoond in: Van Rossem 1988a (noot 2), 52: 'Het plan heeft eigenlijk niets gemeen met een middeleeuwse stad, want het wordt gedomineerd door open bebouwing […]. En geheel anders dan bij Sitte […] bepaalt het groen hier het stadsbeeld. De basisgedachte van dit uitbreidingsplan is dan ook in het geheel niet van Sitte afkomstig, maar is Engels van origine. […] Alleen voor het – ondergeschikte – probleem van gesloten bebouwing nam Berlage zijn toevlucht […] tot […] Sitte […].'
Gemeenteraad Amsterdam, 'Uitbreidingsplan voor dat gedeelte der Gemeente, hetwelk gelegen is in en nabij den Binnendijkschen Buitenvelderschen polder tusschen Amstel en Schinkel. Voortzetting der behandeling', Gemeenteblad van Amsterdam, Amsterdam 1905, Afdeling 2, 14-57.
De ontwikkeling van Berlages denkbeelden tussen 1892 en 1914 wordt uitvoerig behandeld in: Van Rossem 1988a (noot 2); Van Rossem 1988b (noot 2).
Van Rossem 1988a (noot 2), 54.
A.E. Brinckmann, Platz und Monument. Untersuchungen zur Geschichte und Ästhetik der Stadtbaukunst in neuerer Zeit, Berlijn 1908, herdruk: Berlijn 2000.
De lezingen 'Stedenbouw' werden in combinatie met een toelichting op het Haagse ontwerp gepubliceerd als: H.P. Berlage, 'Het uitbreidingsplan van 's-Gravenhage', Bouwkunst 1 (1909) 4, 97-120; 5, 121-144. De nadruk op geometrie komt ook tot uitdrukking in: H.P. Berlage, Grundlagen und Entwicklung der Architektur, Rotterdam 1908.
W.C. Behrendt, Die einheitliche Blockfront als Raumelement im Stadtbau. Ein Beitrag zur Stadtbaukunst der Gegenwart, Berlijn 1911.
A.E. Brinckmann, Deutsche Stadtbaukunst in der Vergangenheit. Mit 39 Lageplänen und 78 Ansichten, Frankfurt am Main 1911, tweede druk: Frankfurt am Main 1921, herdruk: Braunschweig 1985.
H.P. Berlage, 'Stedenbouw', De Beweging 10 (1914) 3, 226-247; 4, 1-17; 5, 142-157; 6, 263-279; ook beschikbaar op: http://www.dbnl.org.
Op de Internationale Stedebouwtentoonstelling had Berlage ontwerpen van de City-Beautiful-beweging gezien, zoals het monumentale plan van D.H. Burnham voor Chicago uit 1909 (dat ook werd geïllustreerd met vogelvluchttekeningen). Berlage was hier zeer lovend over, waarbij hij duidelijk afstand nam van Sitte, zie: H.P. Berlage, Amerikaansche reisherinneringen, Rotterdam 1913, 7-11.
Berlage 1914 (noot 22), 277.
Berlage 1914 (noot 22), 149, 145.
Polano 1988 (noot 2), 167.
Stadsarchief Amsterdam, 5180, Archief van de Secretarie; Afdeling Publieke Werken, inv. nr. 7529, no. 969.
De geometrie van het ontwerp wordt uitvoerig besproken in: Fraenkel 1976 (noot 2), 32-52.
Hiervoor nam Berlage het winnende prijsvraagontwerp van J.F. Repko uit 1915 over (met toestemming), zie: H.P. Berlage, 'Memorie van Toelichting behoorende bij het Ontwerp van het Uitbreidingsplan der Gemeente Amsterdam', De Bouwwereld 15 (1916) 10, 75-77: 75.
H.P. Berlage, 'Memorie van Toelichting behoorende bij het Ontwerp van het Uitbreidingsplan der Gemeente Amsterdam', De Bouwwereld 15 (1916) 9, 65-68; 10, 75-77; 11, 84-86 (Berlage 1916b); tevens in: Gemeenteblad van Amsterdam, Amsterdam 1917, Afdeling 1, 901-914; tevens in: Fraenkel 1976 (noot 2), 97-106.
Berlage 1916b (noot 30), 67, 68, 76, 76.
Het betreft een met waterverf ingekleurd doek in een houten lijst met een afmeting van 111 bij 191 centimeter, aanwezig in het Collectiecentrum (depot) van het Amsterdam(s Historisch) Museum. In Fraenkel 1976 (noot 2) ontbreekt deze kaart opvallend genoeg, maar er staan wel verschillende voorstudies voor afgedrukt, inclusief de positie van het stadswapen en de profielen daar links van.
Stadsarchief Amsterdam, 5180, Archief van de Secretarie; Afdeling Publieke Werken, inv. nr. 7639, no. 3039; Stadsarchief Amsterdam, 5213, Archief van de Dienst Publieke Werken, dossier 310, no. 5535 en no. 9268. Deze wijzigingen staan echter niet centraal in dit artikel.
'Uitbreiding Plan-Zuid', Algemeen Handelsblad, 21 februari 1916, avondblad, 9-10; 'Het uitbreidingsplan Zuid der gemeente Amsterdam', Bouwkundig Weekblad 36 (1916) 44, 328; Berlage 1916b (noot 30), 67. Ook op de vroegste kaart in de Collectie Kaarten Stadsgedeelten van het Amsterdamse Stadsarchief loopt deze straat nog rechtdoor, zie: Stadsarchief Amsterdam, 10033, Kaarten van stadsgedeelten, nr. 1337 (ook bekend als 232_07 en E3708).
Stadsarchief Amsterdam, 5213, Archief van de Dienst Publieke Werken, dossier 47, no. 9671.
'Ihre Profilierung und Bepflanzung ist leider nicht angegeben', in: Stübben 1918 (noot 13) 68.
B en W Amsterdam, 'Plan van uitbreiding voor het zuidelijk gedeelte der Gemeente. Voordracht van Burgemeester en Wethouders', in: Gemeenteblad van Amsterdam, Amsterdam 1917, Afdeling 1, 889-930; Gemeenteraad Amsterdam, 'Nieuw plan van uitbreiding voor het zuidelijk gedeelte der Gemeente. Behandeling', Gemeenteblad van Amsterdam, Amsterdam 1917, Afdeling 2, 1967-2056.
Stadsarchief Amsterdam, 5180, Archief van de Secretarie; Afdeling Publieke Werken, inv. nr. 7571, no. 3829.
D. Mulder, 'Op stadspeil in de polder: Wijk F in de Amsterdamse stadsuitbreiding. Over het ontstaan en de ontwikkeling van een buurtje in de Pijp', Bulletin KNOB 111 (2012) 2, 108-109.
Berlage 1916b (noot 30), 65.
Berlage 1909 (noot 19), 114; Berlage 1914 (noot 22), 242.
'Het traditionele grachtenprofiel is verloren gegaan,' merkt V. van Rossem terecht op, in: Gaillard en Dokter 1992 (noot 2), 18.
Zwiers 1916, 1 (noot 4), 468.
Van Malssen 1914 (noot 5), 468. Etymologisch kan 'gracht' via de Oudnederlandse vorm 'graft' worden teruggeleid tot dezelfde bronvorm als 'graven', zie: http://www.etymologiebank.nl.
Mogelijk was dit woord in Berlages tijd nog erg verbonden aan slingerende waterlopen, bijv. rond oude bolwerken; rechtlijnige singels deden pas hun intrede in de modernistische stedebouw.
Den Boon en Geeraerts 2005 (noot 5), 1173. Daarnaast bestaan onderscheidende samenstellingen als 'slotgracht' en 'vestinggracht'.
'Het uitbreidingsplan Zuid. Een nieuwe wandelweg', De Amsterdammer, 24 maart 1917, 2074, 10.
Van Malssen 1914 (noot 5), 886; Zwiers 1916, 1 (noot 4), 598; Den Boon en Geeraerts 2005 (noot 5), 1542.
Berlage 1916b (noot 30), 65-67, 86.
De parkway werd in 1866 geïntroduceerd door de Amerikaanse landschapsarchitect F.L. Olmsted en architect C. Vaux voor hun ontwerp van een landschappelijke toegangsweg geschikt voor 'plezierritjes', naar het ook door hen ontworpen Prospect Park in Brooklyn, New York (de huidige Eastern Parkway). Vanaf 1875 verschenen in vele Noord-Amerikaanse steden parkways, en hun aantal werd in de twintigste eeuw alleen maar groter met de toename van het autobezit. Zie verder: V.J. Meyer, F.O.T. de Josselin de Jong, M.J. Hoekstra, Het ontwerp van de openbare ruimte. De kern van de stedebouw in het perspectief van de eenentwintigste eeuw, Deel 2. Amsterdam 2006, 44-45, 174-176.
Berlage 1916b (noot 30), 65.
Berlage 1916a (noot 4), 400.
Het woord 'weg' hangt etymologisch gezien samen met 'bewegen', zie: http://www.etymologiebank.nl; zie ook: Van Malssen 1914 (noot 5), 1970-1971; Zwiers 1916 (noot 4), 2, 564; Den Boon en Geeraerts 2005 (noot 5), 3932-3933. Voor 'straat' zie: Van Malssen 1914 (noot 5), 1725; Zwiers 1916 (noot 4), 2, 424; Den Boon en Geeraerts 2005 (noot 5), 3279.
Zie bijvoorbeeld het opnieuw kritische commentaar in: J.H.W. Leliman, 'Het uitbreidingsplan Amsterdam-Zuid', De Bouwwereld 16 (1917) 33, 253-256; 34, 261-263; 43, 345-346.
B en W Amsterdam 1917 (noot 37), 892; Gemeenteraad Amsterdam 1917 (noot 37), 1996. De Gezondheidscommissie duidt de 'verkeerswegen' in zijn geheel aan als 'wandelwegen', zie: B en W Amsterdam 1917 (noot 37), 920-922.
De Amstellanen werden na de Tweede Wereldoorlog omgedoopt in Churchilllaan, Rooseveltlaan en Stalinlaan, de laatste in 1956 in Vrijheidslaan, zie: J.A. Wiersma, De naam van onze straat. Geschiedenis en verklaring van de straatnamen in Amsterdam, Amsterdam 1987. Het woord 'laan' had tot 1900 overigens nog een negatieve connotatie, zie: Meyer, De Josselin de Jong, Hoekstra 2006 (noot 50), 83-84.
Berlage 1916b (noot 30), 75.
Berlage 1916b (noot 30), 75-76.
Berlage 1916b (noot 30), 77.
Bijvoorbeeld bij de behandeling in de gemeenteraad, zie: B en W Amsterdam 1917 (noot 37), 898, 921; Gemeenteraad Amsterdam 1917 (noot 37), 1972, 1980, 1996, 1998, 2022, 2035, 2037, 2049.
Berlage 1916b (noot 30), 65, 66, 75, 76, 86.
Berlage 1914 (noot 22), 143.
Van Malssen 1914 (noot 5), 1434-1435; Zwiers 1916, 2 (noot 4), 218; Den Boon en Geeraerts 2005 (noot 5), 2589.
Het woord 'verkeersplein' is voor het eerst aangetroffen in 1902, maar komt pas geregeld voor vanaf 1916, zie: http://kranten.kb.nl. Het ontbreekt in: Van Malssen 1914 (noot 5); Zwiers 1916 (noot 4). Het staat uiteraard wel in: Den Boon en Geeraerts 2005 (noot 5), 3689-3690.
Berlage 1916b (noot 30), 67-68.
Berlage 1909 (noot 19), 123, 129, 130, 132, 134, 138; Berlage 1914 (noot 22), 267.
Berlage 1916b (noot 30), 67-68.
Berlage 1916a (noot 4), 67-68.
Van Malssen 1914 (noot 5), 812-813; Zwiers 1916, 1 (noot 4), 544; Den Boon en Geeraerts 2005 (noot 5), 1372-1373.
Van Malssen 1914 (noot 5), 2004; Zwiers 1916, 2 (noot 4), 576; Den Boon en Geeraerts 2005 (noot 5), 4006.
Zie o.a.: B en W Amsterdam 1917 (noot 37), 894-897.
De klasse-indeling is bijvoorbeeld veranderd in 'sociale huur', 'vrije sector' en 'koop'.
Hierbij speelt de louter Nederlandstalige betekenisuitbreiding naar 'flatgebouw' mogelijk een rol, zie: http://www.etymologiebank.nl.
Berlage 1916b (noot 30), 75-76.
De grote openbare gebouwen werden bijna nergens gerealiseerd. Op veel plekken verrezen na de oorlog hotels, zoals het Apollo Hotel in plaats van het kunstenaarshuis, het Hilton Hotel in plaats van de Academie van Beeldende Kunsten en het Okura Hotel in plaats van het volkshuis.
Berlage 1916b (noot 30), 76.
Berlage 1916b (noot 30), 77, 84-86.
Door gemeenteraadsleden wordt bij de behandeling vooral (kritisch) gesproken over (de hoeveelheid) 'gesloten bebouwing', zie: Gemeenteraad Amsterdam 1917 (noot 37), 1974-1975, 1984, 1991-1992, 2020-2021, 2029-2030, 2035, 2051. De directeur van Publieke Werken, A.W. Bos, neemt de betekenis 'bouwen met grote architectonische eenheden' wel over in zijn lezing over het Plan Zuid, zie: A.W. Bos, 'Uitbreidingen van Amsterdam. Voordracht gehouden in de Vergadering van de Afdeeling voor Bouw- en Waterbouwkunde van 7 juli 1916', De Ingenieur 31 (1916) 50, 969.
Berlage 1916b (noot 30), 85.
Berlage 1914 (noot 22), 149-155; Berlage 1916a (noot 4), 399.
H.P. Berlage, 'Bij de Afbeeldingen. Amsterdam zuid', De Nieuwe Amsterdammer (1915) 47, 6; tevens in: Singelenberg, Bock en Broos 1975 (noot 2), 63.
Gaillard, Dokter 1992 (noot 2), 30.
Berlage 1909 (noot 19) 121; Berlage 1914 (noot 22), 3, 9, 265.
Berlage 1916b (noot 30), 68.
Voor 'buurt' zie: Van Malssen 1914 (noot 5) 363; Den Boon en Geeraerts 2005 (noot 5), 564. Voor 'wijk' zie: Van Malssen 1914 (noot 5), 1989; Den Boon en Geeraerts 2005 (noot 5), 3974. Zie ook: http://gtb.inl.nl. Beide woorden ontbreken vreemd genoeg in: Zwiers 1916 (noot 4). Etymologisch is de overeenkomstige betekenis van de woorden goed te begrijpen. 'Buurt' is een verkorting van 'gebuurte', dat oorspronkelijk 'groep huizen' betekende ('buur' duidde aanvankelijk een 'huis' of 'bouwsel' aan), en dit is ook de oudste betekenis van het woord 'wijk', dat ontleend is aan het Latijnse vīcus (verwant met villa 'huis, woning'). Zie: http://www.etymologiebank.nl.
A. Bos, De stad der toekomst, de toekomst der stad. Een stedebouwkundige en sociaal-culturele studie over de groeiende stadsgemeenschap, Rotterdam 1946.
De rationalistische Berlage stond juist op gespannen voet met de architecten van de Amsterdamse School, zie: G. Vermeer, B. Rebel en V. Stissi, Historische gids van Amsterdam. Stadsuitbreidingen 1860-1935, Amsterdam 2010, 168-169; M. de Klerk, 'De invloed van dr. Berlage of [sic] de ontwikkeling der Nederlandsche bouwkunst', Bouwkundig Weekblad 36 (1916) 44, 322; H.P. Berlage, 'De Klerk', Architectura 27 (1923) 38, 230.
Gepubliceerd
Citeerhulp
Nummer
Sectie
Artikelen
Licentie
Copyright (c) 2012 MaartenJan Hoekstra
Dit werk wordt verdeeld onder een Naamsvermelding 4.0 Internationaal licentie.