Bastiaan de Greef en Willem Springer, architecten van een veranderende stad (1856-1890)

Auteurs

  • Guido Hoogewoud

DOI:

https://doi.org/10.7480/knob.111.2012.2.93

##submission.downloads##

Samenvatting

In 1856 alderman for Public Works Isaäc Warnsinck (1811-1857) reorganized the municipal building company of Amsterdam, the Stadsfabriekambt. He appointed three principal officials according to their expertise: the city engineer, the city architect and the managing director of Public Works. This intervention was necessary, because due to lack of money and inefficient organisation, Amsterdam was not capable of maintaining the existing city, let alone of preparing itself to a new development. Amsterdam had been reduced to a mere shadow of itself and the water city with its stock of buildings was the only tangible proof of lost power and esteem. Consequently, intervention was urgent, for in the new era of pre-globalization with colonialism and the formation of European nations as important actors Amsterdam became a link in a new network of commercial connections on land and sea. Regular services connected the North-Sea Canal to the Suez Canal, while through the continental railway network the city was within four hours’ distance from Paris.

Amsterdam became a major industrial and financial centre, initiated by the free market. The public authorities limited themselves to regulations and maintaining public order, but the administrative machinery had to be reinforced and expanded. New public buildings were necessary as indispensable facilities in a growing city. Bastiaan de Greef (1818-1899), who was appointed city architect in 1856 and his assistant Willem Springer (1815-1907), appointed in 1858, knew the city and the Stadsfabriekambt, where they had become acquainted with hydraulic engineering and civil architecture in combination with their schooling at the academy of art. The maintenance and new construction of all the buildings in the city was entrusted to them. The bridges that had to be lowered because of the tram were also part of it, realized with new materials and techniques, the design of which was to define the nineteenth-century appearance of Amsterdam to a great extent. In his designs of schools, police stations and fire stations the city architect expressed his public task in the cityscape; initially in unused buildings (the barracks at Prinsengracht) or on empty sites. Since the Education Act of 1857 school buildings became a new phenomenon with architectural meaning in the cityscape.

Publication of the nineteen schools built between 1861 and 1873 led to national publicity. The Leprozenhuis (leper house) was available for the new university, but although extreme economy was required, in the design of the Physiological Laboratory De Greef raised the building with a view to increasing the beauty of the city. De Greef left a small number of signed drawings. Springer left four sketchbooks, which can be read as an anthology of the entire oeuvre. This makes attribution of a separate oeuvre to the architect or his assistant complicated. Moreover, Springer also had his sons Jan L(udovicus) and Jan B(ernard) assist him at his office. Particularly the contribution of Jan L., the talented designer of the city theatre, raises questions. The duo De Greef – Springer has practically been written out of history. They were hidden behind the imposing career of city engineer J.G. van Niftrik, so that there was no place left for them in architecture historiography. In view of their significance in the transformation process of the city this is not justified.

Referenties

De auteur is bijzondere dank verschuldigd aan Freek Schmidt als projectleider en aan Marie-Thérèse van Thoor voor haar redactie.

E. de Amicis, Nederland en zijn bewoners, Utrecht 1990, 175. Uit het Italiaans vertaald door P. Lodeese en Ronald Fagel.

R. Aerts, ‘De publieke orde’ in: R. Aerts en P. de Rooy, Geschiedenis van Amsterdam, 1813-1900, Amsterdam 2006, 165.

Bedoeld is het tijdvak tussen 1870 en 1930, M. Bakker (red.), Amsterdam in de Tweede Gouden Eeuw, Amsterdam/Bussum 2000, 7.

J.G. van Niftrik, Mijne levensgeschiedenis, typoscript, s.a., s.l., Stadsarchief Amsterdam (SAA), bibliotheek, § 160, 69 en bijlage, 231- 240. De ondertekening met Ramaer zou er op kunnen wijzen dat een niet meer bestaand manuscript is bewerkt door ir. J.C. Ramaer (1852-1932), ingenieur van Rijkswaterstaat (1874-1918), bekend door de aanleg van het Merwedekanaal, H.W. Lintsen, ‘Ramaer, Johan Christoffel (1852-1932)’, in: Biografisch Woordenboek van Nederland.

J. E. Abrahamse, De grote uitleg van Amsterdam, stadsontwikkeling in de zeventiende eeuw, Bussum 2011.

C. A. van Swigchem, Abraham van der Hart 1747-1820, architect stadsbouwmeester van Amsterdam, Amsterdam 1965.

Stadsfabriekambt en Stadswerken en Gebouwen waren de gangbare namen. De naam Publieke Werken werd onder het Franse bewind ingevoerd bij de benoeming van de Commissaris van de Publieke Werken in 1808. In 1851 deed de wethouder Publieke Werken zijn intrede ten stadhuize. In 1873 werd Publieke Werken de naam voor de Dienst.

I. Jager, Hoofdstad in gebreke. Manoeuvreren met publieke werken in Amsterdam 1851-1901, Rotterdam 2002.

G. Hoogewoud, J. Kuyt en A. Oxenaar, Cuypers en Amsterdam, ’s-Gravenhage 1985; A.J.C. van Leeuwen, Pierre Cuypers, architect (1827-1921), Zwolle/Amersfoort/Zeist 2007.

Geschiedenis van Amsterdam, hoofdstad in aanbouw, 1813-1900, Amsterdam 2006, (deel III); Vincent van Rossem, ‘De stad gebouwd’, in: Bakker (noot 4), 55.

A. M. J. de Haan, ‘H. J. Koenen als wethouder van Amsterdam (1847-1851)’, Jaarboek Amstelodamum 42 (1948), 73-86.

H. J. Koenen, Voorlezingen over de Geschiedenis der Finantiën van Amsterdam, Amsterdam 1855, 97, 102, geciteerd bij Jager 2002 (noot 9), 69.

Isaäc Warnsinck (1811-1857), architect-adviseur cellulaire gevangenisbouw Justitie, 1845-1857, lid gemeenteraad Amsterdam (1851-1854), wethouder Publieke Werken (1854-1857), secretaris Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst; P. Hofland en B. Hesp, Leden van de Raad, De Amsterdamse Gemeenteraad 1814-1941, Amsterdam 1998, 302; C. van der Peet en G. Steenmeijer, De Rijksbouwmeesters, Rotterdam 1995, 666.

Rapport ‘Betreffende eenige wijzigingen in de organisatie van het personeel van de Publieke Werken’, SAA, 5079 (Gemeenteraad), inv. nr. 394, Munimenten bij raadsbesluiten nr. 25, 20 juni 1855.

Misschien is de ingreep van Warnsinck verklaarbaar door de geruchtmakende affaire-Rose in Rotterdam. Stadsarchitect W. N. Rose (1839–1858), belast met een zowel bouwkundige als waterbouwkundige portefeuille werd verantwoordelijk gehouden voor de verzakking van de Boompjeskade, H.E.M. Berens, W.N. Rose 1801-1877. Stedebouw, civiele techniek en architectuur, Rotterdam 2001, 41.

‘Instructie voor de ambtenaren belast met het toezigt over de Publieke Werken der stad’, art. 1 en 2, SAA, 5079, inv. nr. 747, Munimenten bij raadsbesluiten nr. 7, 18 januari 1856.

‘Instructie […]’ (noot 17), art. 3.

‘Instructie [...]’ (noot 17), art. 4.

SAA, 5079, inv. nr. 268, Notulenboek van den raad der stad Amsterdam, besloten gemeenteraadsvergaderingen, f. 220, 8 augustus 1855: ‘Naar aanleiding van de voordracht van 24 juli 1855 tot reorganisatie van het personeel bij de Publieke Werken, waarbij volgens het voorstel van den heer wethouder als hoofdbeginselen worden voorgedragen het doen vervallen der betrekking van Inspecteur en het aanstellen van drie Directeuren onder verschillende titel, naar den aard der aan hen op te dragen werkzaamheden.’

‘Instructie [...]’ (noot 17), art. 25.

C. Schade, Woningbouw voor arbeiders in het 19de-eeuwse Amsterdam, Amsterdam 1981, 145, 227.

‘Herinneringen van A.W. Weissman’, Jaarboek Amstelodamum 42 (1948), 108.

Voordracht concept-instructie, 7 december 1855, art. 4, naar aanleiding van de besloten raadsvergadering van 8 augustus 1855, SAA, inv. nr. 5079, 747, Munimenten bij raadsbesluiten nr. 7, 18 januari 1856.

S. Priester, ‘Willem Anthonie Froger, de hoveling van Amsterdam’, Ons Amsterdam 57 (2005), 17-21.

De Greef kreeg 27 stemmen, Froger kreeg er drie en Pierson twee. Th. Romein (1811-1881), de stadsarchitect van Leeuwarden, kreeg één stem. Dertien raadsleden stemden voor Pierson als directeur, Verheij kreeg negentien stemmen. 28 raadsleden stemden voor Van der Sterr als stadsingenieur.

Dit voorvoegsel werd door de wethouder uitdrukkelijk zo bedoeld: ‘De heer Warnsinck doet opmerken dat de titel aan den bedoelden ambtenaar te geven niet is Directeur van, maar bij de Publieke Werken, SAA, 5079, inv. nr. 747, Munimenten bij raadsbesluiten nr. 7, 18 januari 1856.

Sollicitatiebrief Bastiaan de Greef, 28 januari 1856, SAA, 5079, inv. nr. 403, Munimenten bij raadsbesluiten nr. 65.

A.W. Weissman, ‘Bastiaan de Greef Janszoon’, De Opmerker 34 (1899), 51, 404.

Catalogus van de uitmuntende bibliotheken [...] bijeengebracht door den weledelen heer B. de Greef en nagelaten door wijlen den weledelen heer J. van Maurik, Amsterdam, veiling R.W.P. de Vries, 1893. C. Bertram, Stille Gröβe, das Niederländische Interesse an Deutscher Architektur und Architekturforschung im 19. Jahrhundert, diss. Rijksuniversiteit Groningen, 2009, 392, noemt de 25 belangrijkste Duitse plaatwerken in de Nederlandse architectenbibliotheken. De bibliotheek van De Greef telde acht werken.

Weissman 1899 (noot 29), 404.

Cornelis Alewijn (1788-1839) studeerde ‘wiskundige en bouwkundige studiën’ aan de universiteiten van Utrecht en Göttingen, eerstaanwezend ingenieur der genie in Namen en Dendermonde, ingenieur der genie, verdedigde in 1831 de citadel van Antwerpen. Was Commissaris Stads Publieke Werken (1832-1839), P.C. Molhuysen en P.J. Blok (red.), Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek, Leiden 1927, IV, 29.

‘De Willemspoort is ontworpen door den toenmaligen directeur van het stadsfabriekambt Alewijn, maar de tekeningen zijn door De Greef vervaardigd en veilig mag worden aangenomen, dat ook het ontwerpen grootendeels zijn werk is geweest’, Weissman 1889 (noot 29), 404.

M. Beek, Drie eeuwen Amsterdamse Bouwkunst, Amsterdam 1984, 16.

Weissman 1889 (noot 29), 404.

Voor de verdere loopbaan van F.W. van Gendt: I. Finaly, Doorbroken barrières, Bussum, 1996.

Willem Springer was zoon van Jan Springer, timmerman en aannemer, Het Nieuw Nederlands Biografisch Woordenboek VII, 1170. De vader van Willem Springer was aannemer van publieke bouwkundige werken; Chr. Kramm, De levens en werken der Hollandsche en Vlaamsche kunstschilders, beeldhouwers, graveurs en bouwmeesters van den vroegsten tijd tot op onzen tijd, Amsterdam 1857-1864, III, 1553.

Sollicitatiebrief Willem Springer, ‘Ondergetekende Willem Springer, oud 42 jaren, van Protestantschen geloofsbelijdenis, geboortig van Amsterdam en thans gevestigd te Brielle, […]’, SAA, 5180, inv. nr. 299, secretarie Publieke Werken, nr. 163.

Voordracht van Willem Springer door wethouder Teding van Berkhout, SAA, inv. nr. 5180, 484, 16 maart 1858.

G. Hoogewoud, ‘De stadsarchitect (1856-1890), Bastiaan de Greef en Willem Springer’, Maandblad Amstelodamum 97 (2010) 2, 70-78.

M. de Roever, ‘De eerste onbewoonbaar verklaarde woningen’, Maandblad Amstelodamum 81 (1994), 101- 113.

A. van der Valk, Amsterdam in aanleg, planvorming en dagelijks handelen 1850-1900, Amsterdam 1989, 293-345.

Ir. Jan Kalff, directeur Publieke Werken (1873-1881), SAA, archief 1479, inleiding.

Van Niftrik s.a. (noot 5), § 158, 69.

James John Teding van Berkhout, 1814 -1880, wethouder Publieke Werken (1856-1866) als opvolger van Isaäc Warnsinck; Hofland en Hesp 1998 (noot 13), 123.

SAA, 5220, archief van Rooimeesters en Bouwopzichters, inleiding.

De uitgever Karel Hermann Schadd (1841-1913) richtte in 1872 de Amsterdamse Omnibus Maatschapij op. Deze onderneming onderhield met paard en koets een lijn Dam-Plantage. In 1875 werd het eerste paardenspoor aangelegd op de lijn Plantage-Leidseplein; H.J.A. Duparc, De Amsterdamse paardentrams, Haarlem 1997.

Van Niftrik s.a. (noot 5) § 287, 131; Gemeenteblad 1873, I, 851-866, voordracht 409, betreffende de verbetering van land- en waterwegen naar en in de stad: 1. de aanleg van het Amstel-Schinkelkanaal, 2. de waterwegen door de stad, 3. de landwegen door de stad, a. de wegen naar de hoofdtoegangen aan de zuidzijde van de stad, b. de verbindingswegen tussen de bovenbedoelde hoofdtoegangen, Gemeenteblad 1874, II, vergaderingen van 22 en 28 januari, 4 februari en 15 april 1874, 52-79, 88 -105.

R. Binnemans en G. van Cauwenbergh, Atlas van Antwerpen, Antwerpen 1991, 227.

De Amicis 1990 (noot 2),175.

SAA, B 00000029759, B 00000029760. Deze tekeningen maakten deel uit van de tekeningenverzameling van de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag. Van 1906-1915 was Jan L. Springer directeur van deze instelling.

Schetsboeken van Willem Springer, SAA, 30431/1-4.

‘De nieuwe overdekte Zeevismarkt op de Nieuwe-Markt en Geldersche Kade te Amsterdam medegedeeld door den heer W. Springer, assistent-architect aldaar’, Bouwkundige Bijdragen 18 (1871), 101-109, met platen V-VII. Springer schreef het ontwerp toe aan De Greef; het ontwerp staat in de aan hem toegeschreven schetsboeken.

‘De Vischmarkt te Amsterdam’, De Asmodée, 27 augustus en 3 september 1863, geciteerd bij Jager 2001 (noot 9), 297.

P. Hofland en M. Hoff, ‘De negentiende-eeuwse raadzaal in het Prinsenhof’, Maandblad Amstelodamum 83 (1996), 44-53.

Volgens Weissman was Willem Springer zeer verbolgen over zijn benoeming omdat hij deze betrekking door zijn zoon Jan Bernard vervuld had willen zien: V.W. van Gogh, ‘Herinneringen van A.W.Weissman’, Jaarboek Amstelodamum, 42 (1948), 87-145: 113.

Weissman 1899 (noot 29), 403.

G. Hoogewoud, ‘De Amsterdamse Beursprijsvraag’, Nederlands Kunsthistorisch Jaarboek 25 (H.P. Berlage 1856-1934. Een Bouwmeester En Zijn Tijd) (1974), 277-357.

F. Smit, Bruggen in Amsterdam, infrastructurele ontwikkelingen en brugontwerpen van 1850 tot 2010, Utrecht 2010.

Jager 2002 (noot 9), 34.

Smit 2010 (noot 59), 147, noemt de Schlossbrücke in Berlijn (Karl Friedrich Schinkel, 1819-1824) als inspiratiebron. Diens Sammlung Architektonischer Entwürfe, Neue Vollständige Ausgabe in 2 Bänden met 174 Tafeln, Berlin 1857/1858, was aanwezig in de bibliotheek van De Greef. Catalogus […] (noot 30), 4, nr. 231.

Bouwkundig Weekblad 4 (1884), 2, 12.

Pierre Elysée van den Bossche (1849-1921) en Willem Crevels (1855-1916): Y. Koopmans, Muurvast en gebeiteld, Rotterdam 1997, 60, 270.

‘Rapport aan het bestuur der Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst, ingediend door de Commissie benoemd inzake de Internationale Tentoonstelling van voorwerpen voor de huishouding en het bedrijf van den handwerksman, welke tentoonstelling is gehouden in het Paleis voor Volksvlijt te Amsterdam van 15 juli tot 4 oktober 1869’, Bouwkundige Bijdragen 20 (1873), 167-185.

Y. Spoelstra, G. Hoogewoud en J. van der Werf, Schoolvoorbeelden, inventarisatie van Amsterdamse schoolgebouwen 1850-1965, Bureau Monumenten en Archaeologie, Amsterdam 2003-2004.

De aula en senaatskamer zijn in 1961 gesloopt voor de uitbreiding van het collegezalencomplex.

SAA, 5079, inv. nr. 452, Munimenten bij raadsbesluiten 23, 21 juli 1865, naar aanleiding van het raadsbesluit van 24 augustus 1864 tot verbouwing van het Leprozenhuis.

Het gebouw is in 1969 gesloopt voor de aanleg van de IJtunnel. Ter plaatse ligt nu het gapend gat van het mr. Visserplein.

SAA, 5079, inv. nr. 44, notulen van de openbare vergaderingen, 27 januari 1865.

SAA, 5079, inv. nr. 452, Munimenten bij raadsbesluiten 23, 21 juli 1865.

SAA, 5079, inv. nr. 452, Munimenten bij raadsbesluiten 23, 21 juli 1865.

SAA, 334, Portugees-Israëlitische Gemeente, inv. nrs. 5003-5008, ontwerp van Willem Springer, behoort bij het rapport over de verbouwing van de vergaderzaal voor het Kerkbestuur [...] van 20 november 1872.

Bastiaan de Greef kreeg eervol ontslag op 19 juni 1890, zijn functie werd tijdelijk vervangen door Willem Springer tot de benoeming van Adriaan Willem Weissman op 11 maart 1891. Na de periode Weissman (1891-1894) werd assistent-architect Hendrik Leguyt (1840-1907) hoofd van de afdeling 'gebouwen' van de Dienst der Publieke Werken. In 1905 werd Leguyt opgevolgd door Jan Bernard Springer. Op 1 juli 1915 werd aan hem eervol ontslag verleend wegens gezondheidsredenen: SAA, 5215, Stadsarchitect, inleiding.

SAA, 5180, 1911, 886.

H. Boterenbrood en J. Prang, Van der Mey en het Scheepvaarthuis, ’s-Gravenhage 1989.

Gepubliceerd

2012-06-01

Citeerhulp

Hoogewoud, G. (2012). Bastiaan de Greef en Willem Springer, architecten van een veranderende stad (1856-1890). Bulletin KNOB, 111(2), 70–82. https://doi.org/10.7480/knob.111.2012.2.93

Nummer

Sectie

Artikelen

##plugins.generic.plaudit.displayName##