Een timmerman zal tot zijn proeve maken…
DOI:
https://doi.org/10.7480/knob.108.2009.1.153##submission.downloads##
Samenvatting
Between 1500 and 1800 preparing a masterpiece for carpenters, just as for other crafts, was a requirement in the Netherlands in order to be acknowledged as a free-working apprentice or master. Although this status is not always mentioned explicitly, mastership was exclusively related to the authority to train apprentices and the permission to contract for work. In order to be admitted to the guild, carpenters had to make a cross window, one or more trusses or a staircase. Depending on place and point of time, the assignment could differ considerably. The nature of the masterpiece indicates which pieces or architectural elements were considered a criterion of quality, although the description of the masterpiece was usually concise. In the 18th century oak cross-bar windows were still prescribed everywhere, whereas in practice the pine sash window was generally applied. The truss with wall posts and braces was still prescribed in many towns, but these supports had passed into disuse since the beginning of the 17th century, because the beams were directly supported by the walls. In the course of the 17th century straight flights of stairs and perrons replaced the spiral staircases prescribed by the guilds until well into the 18th century but no longer built in practice.
In case of roofs and staircases it increasingly concerned a theoretical test, i.e. a test in draughtsmanship and geometry. The primary assignment of an architect consists in the early combination of drawing a wooden facade and preparing building specifications (Antwerp 1543), a method still functioning up to the present moment. The concept of “architect” is absent in the jargon of the guild system, both among carpenters and among masons.
Knowledge of modern building forms and techniques hardly occurred in the examination package of craftsmen. However, since the 17th century there was an increasing emphasis on drawing and calculating, which may explain why a carpenter could develop into an architect under certain circumstances.
Consequently, as opposed to the bricklayer/stonemason who in the Middle Ages could be master of the entire work, it has been customary up to this day that a carpenter acts as general foreman, administers the drawings in the site hut and supervises the dimensions.
The position of the guilds changed between 1500 and 1800. It is remarkable that until well into the eighteenth century age-old guilds’ privileges were appealed to, while at the same time it was found that the related low fines did not offer the protection desired. It seems that the influence of the guilds was decreasing as the town council increasingly started to represent the interests of governors, administrators and traders, who were more remote from handiwork and practice. In the 18th century conflicts and petitions with respect to the guilds get an abstract, legal character, pushing the contents of the work into the background. In combination with the outdated character of the masterpieces and the ever-increasing admission fees the bankruptcy of the guild system was apparent well before 1795.
Referenties
Stadsarchief Antwerpen, Gilden en Ambachten, GA 4341, akten 15
maart 1543.
Westfries Archief Hoorn, Toegangsnummer 0507, Timmermans of
St. Josepggilde, B1.
Groninger Archieven, toegangsnummer 1325, inv.nr. 40, 1.
In een enkel geval diende bij het afleggen van de proef even veel aan het gilde en de stad betaald te worden. Te Deventer in 1592: unde vort soe mannijghenn dach alse hij aver dese voerbenoemde stückenn is warckennde van sijne prove soe mannijghe 4,5 stüvers des daghes, vann stede gelt tot behoff vant gijlde halff ter stadt, Stads- of Atheneumbibliotheek Deventer, Gilden L 0254, 290-4, Concept-statuten van het gilde van de timmerlieden, metselaars, kistenmakers, leiendekkers en ladenmakers.
Zie bijvoorbeeld F.C. Berkenvelder, ‘De Gilden te Zutphen en Zwolle tot 1600’, Zutphen 1994, nr. 2, 25-34 e.a.
Dit zijn alleen plaatsen waar omschrijvingen de timmerproef werden aangetroffen. Er zijn meer archieven bezocht, bijvoorbeeld die van Schiedam en Weert waar de proef met zekerheid omschreven wordt maar door de staat van de stukken niet/nauwelijks leesbaar. In Schiedam bevinden zich daarentegen wel enkele afschriften van Rotterdamse ordonnantiën die in de laatstgenoemde stad ontbreken. In het Gelders Archief Arnhem en het Stadsarchief Zwolle moeten de proeven ergens opgetekend staan maar zijn in de geraadpleegde originelen niet gevonden. Mw. M.A. van der Eerden-Vonk was zo vriendelijk in de archieven van Wijk bij Duurstede en Rhenen te zoeken naar bouwvak-proeven, maar trof daar niets aan. De proeven van het steenbikkersgilde, waartoe de metselaars behoorden, waren snel te vinden in het Utrechtse Archief maar timmerlieden worden daar niet genoemd. Pas later is geconstateerd dat die ter plaatse ‘bijlhouwers’ genoemd worden. Enthousiast door de rijk gevulde, geautomatiseerde inventaris van het Zeeuws Archief (toegangsnr. 990.6) bleken deze stukken in Middelburg ‘fysiek niet aanwezig’, c.q. verloren te zijn geraakt. Het nabije Arnemuiden biedt daarentegen op internet complete transcripties van de ordonnanties der timmerlieden (P.J. Feij, www.arnehistorie.com/bronnen).
Gemeentelijke Archiefdienst Bergen op Zoom, archieven van de ambachten, SA 3022.
Stadsarchief Amsterdam, 1477. Ordonnantien en willekeuren van het Josephs Gild der stad Amsterdam, Amsterdam 1750 [gedrukt in dat jaar], nr. 1 t/m 10 uit 1524, 1532, 1533, 1564, 1579, e.v. t/m 1793.
Ibidem, Gilde-brieven 1524 [= no.1], 10.
H. Janse, Vensters, Nijmegen 1971, 51.
Het Utrechts Archief, toegangsnr. 720-1, inv. nr. 461-2, 53. In deze stedelijke administratie van de gilde-ordonnantiën trof ik (loopt tot 1713) geen latere verandering van de proef aan.
Gemeentearchief Roermond, OAR 1018, Timmerluijden, Cuijper, Ramekers Ampts Brieff, 356, Ende is bij den mrn. vanden Timmerluijden over commen, dat voortaen de gesellen, die haer ampte zullen willen koopen ende oefenen sullen moeten maecken een versteken Cruysgespan met sijne gelaesen Raemen ter oordeel van de mrn. in oorcont hebb. Ich secrt. dese ten versoucke van de respective mrn. voorschr. geteeckent actum Roermonde den 27en o.bris 1650.
Streekarchivariaat NW Veluwe, nr. 1745, deel II d.d. 20.2.1706. Het cryptisch geformuleerde met een gebont huijs kan toch nog op een tweede verplicht onderdeel wijzen, namelijk een gebint voor een huis.
Item als de proefmaicker de cosyn voldaen zal hebben, dan zal hij de maet vande vensteren nemen, ende als hij die genoemen zal hebben dan zal hy die cosyn voors uuyt malcanderen doen ende die uuyt een laten tot dat die voors vensteren gemaeket zullen zyn, Ende zal dan die gesworenen ende oudermans untbueden, metten voors knecht vanden ambachte, dat zynde proeve inden anderen inne leggen ende besien oft die dan passen zullen ende oft de proeve zal mogen passeren of by zoo verre hy des nijet en conde gedaen nae prijseringe vande gesworens ende oudermans van desen ambachte zoo zal hy zoo lange moeten leeren, tot dat hy de proeve voors of ander gelyck werck ter pryseninge vande gesworens ende oudermans zal connen doen. Item dese vensteren zullen gewrocht worden van goet drooch wagenschot met spiegels op zyn versteck midden met een rychel dair inne, waer van de buyten staitken[stijlen ?] dick zullen zyn twee duymen. Stadsarchief Breda, Afdeling II-112, Inventarisnr. 7 en 8, concept en uitgewerkte vorm van acte 16 december 1602 Poincten en articulen van de tymmerliden ambacht.
Zie noot 7.
Hoorn, Westfries Archief, toegangsnr. 0507, Timmermans of St. Josephgilde, B 1.
Ibidem, B2.
De interpretatie van dit proefstuk is lastig omdat de volgorde en samenhang van onderdelen niet geheel logisch is. In de praktijk is de bovenste gebintbalk onder de zoldervloer tevens als voetbalk of ‘spanroede’ van de kap op te vatten maar hier wordt e.e.a. kennelijk gescheiden uitgevoerd: Item sal noch die voorsz. timmermans proufknecht toeleggen een spanroede soe wydt als de vsz. balck lanck is met ij, iij of meer voeten verdiepinge nae den eysch vanden wercke met een vlierbynt daerinne ende een scheerbynt opten voorsz. spanroede, ende die carbelen daer inne bedragen met pennen ende gaten in malcanderen sluytende mitsgaders den vlierbynt met zyn blockeels ende tzelue tot oerdele vand vrsz. proufmrs. wel gedaen zynde sal ontf. zyn arbeyts loen end eist qualycken gewrocht sal bethaelen die schade ende borge stellen als voren.
De blokkeels, in de huidige betekenis van het woord, horen eerder bij het onderste schaargebint, tenzij men bedoelt dat de stijlen van het tweede gebint op blokkelen staan die op hun beurt aan iedere zijde op dubbele flieringen rusten (suggestie G. Berends).
Hoorn, Westfries Archief, toegangsnr. 0507, Timmermans of St. Josephgilde, B 6. Deze kopie van 1614 voert mogelijk terug tot een onvolledig bewaard gebleven ampliatie van 1597.
Stedelijk Archief Zutphen, 73a, Artikelen betreffende de timmermansproef, af te leggen door H.B. Dellemijn 1797. Met aantekeningen betreffende de verkoop van het gilde.
Zeeuws Archief, Inventaris van de Archieven van de gemeente Arnemuiden. Register van verordeningen op de ambachtsgilden inv.nr. 1019 P.J. Feij. www.arnehistorie.com/bronnen/GAschiptim.htm
Groninger Archieven, Extract uit Request boek der Stad Groningen Iovis den 2. Novemb 1769, z.p. achterin gedrukt boekje Ordonnantie der H. Heeren Borgemeesteren ende Raadt in Groningen Op het Wercken en te doene Proeve der Meester Timmer-Luyden ende Steen-Metzelaren, mitsgaders derzelver Knegten, ende haare Daghuiren, Groningen 1732.
Groninger Archieven, toegangsnummer 1325, inv.nr. 47, z.p. achterin boekje.
Stadsarchief Breda, Afdeling II-112, Concept ambachtsbrief voor de timmerlieden en metselaars, 1559.
Stads- of Atheneumbibliotheek Deventer, Gilden L 0254, 290-4, Concept-statuten van het gilde van de timmerlieden, metselaars, kistenmakers, leiendekkers en ladenmakers, beschrijving af te leggen proeven, waarschijnlijk uit 1592 (in marge geschreven).
Stedelijk Archief Zutphen, Viergekroonden gilde, inv.nr. 73a.
Regionaal archief Alkmaar, OA Alkmaar, inv.nr. 1970, ordonnantie 25 juli 1804, art. 8.
Gemeentearchief Tholen, Archief van het St. Josephgilde, nr. 643 d.d. 2.10.1804.
H. Janse, Trap en trede, Zeist/’s-Gravenhage 1995, 18.
Sint Joseph komt het meest voor bij de timmerlieden maar soms zijn er andere patroonheiligen, bijvoorbeeld de apostel Thomas in Nijmegen of Onze Lieve Vrouw in Middelburg.
Zo blijkt uit het Regionaal Archief Leiden, in.nr. 509, 1110 uit 1615. Jan Dröge, bouwhistoricus te Leiden meldt dat het in 1615 gebouwde en in 1856 afgebroken gildehuis van de timmerlieden een fries had met centraal de figuur van St. Joseph maar op de uiteinden de Vier Gekroonden, de patroonheiligen van de metselaars (beeldbank Regionaal Archief 29612, 29613 en 29614).
Gemeentelijke Archiefdienst Bergen op Zoom, archieven van de ambachten, SA 3022, oude p. 82 en ter aanvulling de handgeschreven 18de-eeuwse versie in SA 3040 Keure Voor de Timmerlieden, Metselaars, Stoeldraijers Ambacht Met den Aenkleve Van dien.
Stedelijk Archief Zutphen, inv.nr. 73, regest nr. 2012. Zie ook R. Schreuder- van Gelder, ‘Het gilde van de viergekroonden‘, Zutphen 1994-2, 35-37.
Dank voor het attenderen aan G. Berends te Zeist.
In 1612 en 1638 verwijzend naar een ampliatie van 1 mei 1598. Noord-Hollands Archief Haarlem, toegangsnr. 2155, inv.nr. 44Y.
Renovatie, ampliatie en Alteratie Van de Ordonnantie Van het St. Josephs gilde Binnen de Stadt Haerlem, Haarlem 1711, art. IV en V.
Der karbelen over de tant lang vyf voeten, moeten met het bedraghloot bedragen werden met anderhalve duyms Pennen ende gaten wel suyver in een gewrogt.
Noord-Hollands Archief Haarlem, toegangsnummer 1105, LI timmermans of St. Josephgilde, nr. 315.
Westfries Archief Hoorn, toegangsnr. 0507, B7, kasboek 1754- 1820.
Zie noot 8.
Gemeentearchief Goes, Inventaris Gilden archieven Goes, inv.nr. 100 en 101 dd. 9 september 1654.
Het Utrechts Archief, toegangsnr. 702-1, inv.nr. 461-2, 52-53.
Keure of ordonnantie voor het St. Josephs gilde Binnen de Stad Delft, Delft 1782, art. 20-21.
Groninger Archieven, toegangsnr. 1325, inventarisnummer 47, 68-69.
E.J. Haslinghuis en H. Janse, Bouwkundige termen. Verklarend woordenboek van de westerse architectuur- en bouwhistorie, Leiden 1997, 487.
Het Utrechtse Archief, toegangsnr. 702-1, inv.nr. 461-2, 75.
Stadsarchief Antwerpen, GA 4341: Te wetene wel ende werckelyck, een gebint te bindene vanden spanroeyen int velt met eenen crabbeele op huer derde onder ende bouen geerent gesteken op zyn tanden. Ende te maeckene een cruysvenster viercant gestopt In een steenen gat gebroken wel ende werckelyck gewrocht.
Stadsarchief Antwerpen GA 4341: Inden eersten een cruysvenstere met twee colommen buyten gelyst ende versteken ende de vensteren binnen op zyn botzeel versteken ende buyten geringhet(?), waertoe een vanden dekens ende oudermans (tot wiens proffyte tzelue wesen sal) hem sal moeten leueren thout daertoe dienende ende behoorende sonder zynen cost. Ten anderen sal hy moeten verdeylen eenen houten geuelt daermen hem de mate aff geuen sal ende daer aff maken een cele off besteck van houte soo dat behooren sal, Ende ten derden sal hy moeten betrecken int groote, eenen weyndelgraet dienende ten twee steden met zyn bordessche ende daer aff een bert maken daertoe dienende, ende bewysen zynen insycht hoe hy zyn spille draeyen wille, welcke proeuen alzoo by hem gemaect ende byden dekens ende oudermans vanden ambachte gevisiteert ende gepasseert.
Chr. J. Kolman, ‘Houten gevels in het Nederlandse stadsbeeld (14de-18de eeuw)‘, R.C. Hekker en Chr.J. Kolman, “Ten voordele en cieraat van dese stad“. Studies over houten huizen in Nederlandse steden, ‘s-Gravenhage 1989, 84 en R. Tijs, Tot Cieraet deser Stadt. Bouwtrant en bouwbeleid te Antwerpen van de middeleeuwen tot heden, Antwerpen 1993, 100-123.
Dit heb ik niet kunnen verifiëren. Volgens een gedrukt plakkaat van 9 maart 1746, aanwezig in Stadarchief Antwerpen onder GA 4341, zou er een ordonnantie van 13 juli 1718 bestaan waarin de proef ter sprake komt.
D. J. de Vries, ‘Beproefde gevels’, Bulletin KNOB 106(2007), 148- 156.
Groninger Archieven, toegangsnummer 1325, inv.nr. 44, 17 r-v.
Groninger Archieven, toegangsnr. 1325, inv.nr. 47, 18-19, art. 9.
Groninger Archieven, toegangsnummer 1325, inv.nr. 44, 16r.
Groninger Archieven, toegangsnr. 1325, inv.nr. 47, 27, art. 20 en 21.
Keure of Ordonantie voor het St. Josephs Gilde Binnen de stad Delft en Jurisdictie van dien, Delft 1782, 8.
Regionaal Archief Alkmaar, OA Alkmaar, inv. Nr. 1970, Ordonnantie op de Timmermans- Schrijnwerkers, Witwerkers, kleinbontwerkers en straatenmakers neering binnen Alkmaar, 25 juli 1804 (in marge), art. 8.
Regionaal Archief Alkmaar, OA Alkmaar, inv. Nr. 1970, Stukken betreffende het timmermanscollege, Ontwerp en Reglement waar op binnen de stad alkmaer het St. Josphs oft Timmermans Gild zoude kunnen werden opgeright, art. 6C (lijkt latere kopie, op rug staat dun in potlood 1696/292).
Het Utrechts Archief, toegangsnr. 702-1, inv.nr. 461-2, 75.
Hoewel nauwkeurig omschreven waarbij in 1657 de eis kwam deze uit te tekenen: De Vroetschap der Stadt Utrecht gehoort t advijs van(den) heeren oudt ende jegenwoordige Cameraars op de zegnisse van die vant Steenbickers gildt heeft der Metselaers proeve die gearesteert in deser voegen, dat naementlich die ’t gildt sal willen winnen, een grondt sal moeten teijckenen van een schuijns ende scheele booch van 3. off 3ó voeten, de binnenste kant wijt 1ó backsteen hooch, ende 1ó diep, mitsgaeders schijns ende scheel op de diepte vanden booch vier duijm. Ende den booch te maken van 3. off 3ó voet, de binnenkant wijdt, dat die correct op de vz. Grondt past van 1ó backsteen hooch, ende 1ó diep, de schuijnte ende scheelte als voorB. op de diepte vanden booch vier duijm, daer voor aenmakende een Architraef opt nevenstaende fatsoen, van achteren recht ende schoon gewerkt.(23 januari 1657) Verstaende dat het doen soo van dese als van(den) Steenhouwers ende leijdeckers proeven van nu voortaen geschieden sal inde kasmatten van Sterckens, ende niet elders, op pene van millite. Actum den 30sten April 1660 (Het Utrechts Archief, toegangsnr.702-1, inv.nr.461-I, 675).
Het Utrechts Archief, toegangsnr. 702-1, inv.nr, 461-1, Ordonnantie van ’t Steenbickers Gildt, p. 659-669, Extract uijt de redutien van (den) vroetschap der Stadt Utrecht, ‘sMaendaeghs den XIIIden febrij. 1654.
G.A. Leeuwarden, Stadsbibliotheek B444, Gilde Articulen voor de meesteren Metselaars en Steenhouwers binnen Leeuwarden, Leeuwarden 1750, art. VIII, p. 6.
A. Erzey, Architectura of Bouw-konst, Amsterdam 1777, 19.
Ibidem, 107.
D.J. de Vries, ‘Jelis Knijff en Jelis Jelissen, kistenmaker in Zwolle en beeldsnijder in Kampen’, Bulletin KNOB 100(2001), 72-82, 75.
Gelders Archief Arnhem, toegangsnr. 2001-15, 1884, St. Josephs Gilde-boeck, vernieuwt ende der naemen van de Meesters als oock der leerlingen, alles ordentlick met een Register Aen-gewesen gedaan int Iaer onses Heeren MDCXLIII. Herman Breckerveld Maeckt ende Schreef dit uijt Liefde vant’ Gilde.
Ibidem, er boven staat: I. corint c.3 V.10.
Door conservator Norbert E. Middelkoop van het Amsterdams Historisch Museum die hierover binnenkort publiceert.
Interpretatie en suggestie voor vertaling met vriendelijke dank aan ir. G. Berends te Zeist en drs. S. Surdèl te Leiden.
Gepubliceerd
Citeerhulp
Nummer
Sectie
Artikelen
Licentie
Copyright (c) 2009 Dirk Jan de Vries
Dit werk wordt verdeeld onder een Naamsvermelding 4.0 Internationaal licentie.