Future-proofing estate landscapes

A regional design approach for historical country estates in a landscape context

Authors

  • Steffen Nijhuis

DOI:

https://doi.org/10.48003/knob.120.2021.4.732

Abstract

Climate change and urbanization have substantial ramifications for the management and protection of cultural-historical landscapes. This is especially true for historical estate landscapes – landscapes whose character is defined by several historical castles, country houses (along with their gardens and parks), and landed estates – where climate change adaptation constitutes a major task. Issues of concern include an excess or shortage of water and changes to vegetation as a result of rising temperatures. That pressure is compounded by increasing urbanization and the associated recreational needs. These landscapes are also susceptible to spatial fragmentation due to urbanization, changes in ownership, changes in function, and so on. Combatting these pressures calls for a future-oriented design approach that deals sensitively with historically valuable landscape characteristics. It involves safeguarding the spatial quality of estate landscapes by striking a new balance between utility value (economic exploitation), amenity value (identity and familiarity), and future value (ecological sustainability). Such is the complexity of the task that a regional perspective is required in order to fully comprehend the cohesion and systemic relations between individual country estates and to develop a common basis for collaboration.

This article proposes a landscape-based regional design approach aimed at understanding and designing future-proof estate landscapes. It details a preservation-through-development strategy based on spatial development in sympathy with historical landscapes structures in a process of meaningful stakeholder involvement. Key to this process is collaboration and co-creation with owners, experts, policy advisers and others. Design-based research is employed as a method for addressing the complex spatial tasks facing estate landscapes in an integrated and creative manner. Spatial design, at every level of scale, becomes a instrument for working out development strategies and principles for context-specific landscape formation. But also for highlighting possible solutions that can contribute to the protection and development of historical estate landscapes. In other words, this is not about opposing change or locking up the existing landscape, but about creating new landscape qualities through well-designed new developments. This coincides with a collaborative process in which stakeholders jointly weigh the pros and cons, learn and come up with solutions. The combination of substance, involvement and process makes the landscape-based regional design approach a powerful method for increasing the resilience and adaptability of the estate landscape and in so doing making this landscape future-proof.

Author Biography

Steffen Nijhuis

Dr. S. Nijhuis is Research Leader of the Department of Urbanism and Associate Professor of Landscape Architecture at Delft University of Technology, Faculty of Architecture. (www.steffennijhuis.nl, s.nijhuis@tudelft.nl)

References

P. Hooimeijer, H. Kroon en J. Luttik, Kwaliteit in meervoud. Conceptualisering en operationalisering van ruimtelijke kwaliteit voor meervoudig ruimtegebruik, Den Haag 2001.

H.W.M. van der Wyck, De Nederlandse buitenplaats. Aspecten van ontwikkeling, bescherming en herstel, Alphen a/d Rijn 1983, 531-544; F.M. Maas, Van theekoepel tot caravan. De buitenplaats als bijdrage tot de landschapsvorming, Delft 1967; B. Olde Meierink, ‘Buitenplaatslandschappen’, Kasteel & Buitenplaats 19 (2017) 58, 22-29.

Voorbeelden zijn te vinden in: C.M. Steenbergen en W. Reh, Metropolitan landscape architecture, Bussum 2011; M. Fagiolo, ‘Systems of gardens in Italy. Princely residences and villas in Rome and Latium, Savoy Piedmont, Royal Bourbon Naples, and Bagheria, Sicily’, in: M. Benes en M. Lee (red.), Clio in the Italian garden, Washington 2011, 81-114; R. Baetens (red.), Het ‘soete’ buitenleven. Hoven van plaisantie in de provincie Antwerpen 16de-20ste eeuw, Antwerpen 2013; K. Dyrmann, J. Finch en M. Frausing (red.), Estate landscapes in Northern Europe, Aarhus 2019.

H. Renes, ‘Buitenplaatsenlandschappen in Nederland’, Bulletin KNOB 120 (2021) 4, 4-23.

M. Girouard, Life in the English country house. A social and architectural history, New Haven 1978.

Een voorbeeld is het (niet meer bestaande) zeventiende-eeuwse Honselersdijk waar de tuin een weerspiegeling was van het polderlandschap als ultieme uiting van controle over het water en de natuur, met Frederik Hendrik als de beschermer van ‘tuin’ Holland; zie hierover: V. Bezemer-Sellers, Courtly gardens in Holland 1600-1650, Amsterdam 2001.

Zie voor een uitwerking van de locatiekeuze voor historische buitenplaatsen: W.J. van Tent, ‘De buitenplaatsen historisch-geografisch gezien’, in: Jaarboekje Nederlandse Kastelenstichting 1976, 41-54; I. Koppert, Locatiekeuze voor historische buitenplaatsen. De invloed van het landschap, Wijk bij Duurstede 2015. Zie voor landschapsarchitectuur gekoppeld aan de landschappelijke context: J.T.P. Bijhouwer, Nederlandsche tuinen en buitenplaatsen, Amsterdam 1946; Maas 1967 (noot 2).

E.C.M. Ruijgrok, Maatschappelijke baten van instandhouding van complex historische buitenplaatsen, Rotterdam 2018.

Van der Wyck 1983 (noot 2), 519-530; Exemplarisch is de Gelderse situatie als beschreven in: P. Thissen, ‘Buitenplaatslandschappen in Gelderland. Interventies van overheden in verleden en heden’, Bulletin KNOB 120 (2021) 4, 47-61.

Van der Wyck 1983 (noot 2), 519.

Het idee dat het buitenhuis, tuin en park als ‘ensemble’ moeten worden bezien is niet nieuw, getuige studies zoals: J.C. Bierens de Haan, Rosendael. Groen Hemeltje op Aerd, Zutphen 1994. Deze benadering staat aan de basis van beleidsinstrumenten zoals de ‘buitenplaats-biotoop’, die bijvoorbeeld in het Zuid-Hollandse erfgoedbeleid wordt gebruikt.

H. Ronnes, ‘Nederlands onderzoek naar de buitenplaats en het landschap. Stand van wetenschap en vooruitblik’, Bulletin KNOB 120 (2021) 4, 24-32.

S. Nijhuis, ‘Landschappelijke authenticiteit. Het landschap als levend systeem, geschiedenis en ruimtelijke beleving’, Bulletin KNOB 119 (2020) 4, 32-37.

Nijhuis 2020 (noot 13), 34-35.

A. Fleischer, ‘The Beemster Polder. Conservative invention and Holland’s greatest pleasure garden’, in: L. Roberts e.a. (red.) The mindful hand. Inquiry and invention from the Late Renaissance to Early Industrialization, Assen 2007, 145-166.

M. Bobic, The role of time function in city, spatial structures and present, Aldershot 1990.

M. Samuels, ‘The biography of landscape’, in: D. Meinig (red.), The Interpretation of landscape, New York 1979, 51-88; A. Corboz, ‘The Land as Palimpsest’, Diogenes 31 (1983) 121, 21-34.

N. Roymans e. a., ‘Landscape biography as research strategy. The case of the South Netherlands Project’, Landscape Research 34 (2009) 3, 337-359.

M. Vroom, Lexicon van de tuin- en landschapsarchitectuur, Wageningen 2010, 374.

Planbureau voor de Leefomgeving, Grote opgaven in een beperkte ruimte. Ruimtelijke keuzes voor een toekomstbestendige leefomgeving, Den Haag 2021.

G. Fairclough, ‘New heritage, an introductory essay. People, landscape and change’, in: G. Fairclough (red.), The heritage reader, Londen 2008, 297-312.

J.T.P. Bijhouwer (1898-1974), hoogleraar landschapsarchitectuur in Wageningen, was een belangrijke wegbereider van deze aanpak, mede door zijn expertise in plantengeografie gericht op de natuurlijke verspreiding van planten in relatie tot de bodem. Zie: J.T.P. Bijhouwer, Geobotanische studie van de Berger duinen, Deventer 1926; J.T.P. Bijhouwer, Het Nederlandse landschap, Utrecht 1971.

Bijhouwer 1946 (noot 7).

H. Bleumink en J. Neefjes, Handboek beken en erfgoed. Beeklandschappen met karakter, Amersfoort 2018.

H. Renes, ‘Different methods for the protection of cultural landscapes’, in: H. Palang e.a. (red.), European rural landscapes: Persistence and change in a globalising environment, Dordrecht 2004, 333-344.

B. Walker en D. Salt, Resilience thinking. Sustaining ecosystems and people in a changing world, Washington, D.C. 2006.

T. Maas, J. van den Broek en J. Deuten, Living labs in Nederland. Van open testfaciliteit tot levend lab, Den Haag 2017; G. Schliwa en K. McCormick, ‘Living labs: users, citizens and transitions’, in: J. Evans, A. Karvonen en R. Raven (red.), The experimental city, London 2017, 163-178.

Maas, Van den Broek en Deuten 2017 (noot 27), 8.

Voor Gelderland: Provincie Gelderland, Duurzaam erfgoed met toekomst. Vier jaar project KaDEr, Arnhem 2021; H. Zijlstra, S. Nijhuis en W. Quist (red.), Karakteristiek en duurzaam erfgoed Gelderland, Arnhem 2021 (in voorbereiding); S. Nijhuis, P. Thissen en E. Storms-Smeets, Resilient estate landscapes Gelderland, Amsterdam 2022 (in voorbereiding). C. Folke, ‘Resilience’, Ecology and Society 21 (2016) 4, 44.

J.T. Boekholt, Bouwkundig ontwerpen. Een beschrijving van de structuur van bouwkundige ontwerpprocessen, Eindhoven 1984, 27.

R. Hamel, Over het denken van de architect: een cognitief psychologische beschrijving van het ontwerpproces bij architecten, Amsterdam 1990.

S. Nijhuis en J. de Vries, ‘Design as research in landscape architecture’, Landscape Journal 38 (2019) 1-2, 87-103; S. Nijhuis, J. de Vries en A. Noortman, ‘Ontwerpend onderzoek’, in: W. Simons en D. van Dorp (red.), Praktijkgericht onderzoek in de ruimtelijke planvorming. Methoden voor analyse en visievorming, Wageningen 2017, 256-283.

Nijhuis en De Vries 2019 (noot 33); Nijhuis, De Vries en Noortman 2017 (noot 33).

L. Grocott, Design research & reflective practice. The facility of design-oriented research to translate practitioner insights into new understandings of design, Melbourne 2010.

Published

2021-12-19

How to Cite

Nijhuis, S. (2021). Future-proofing estate landscapes: A regional design approach for historical country estates in a landscape context. Bulletin KNOB, 120(4), 62–74. https://doi.org/10.48003/knob.120.2021.4.732

Issue

Section

Articles

Plaudit