‘Waar het volk is, is de nering’: Bewinkelingspatroon en winkelarchitectuur in Amsterdam, circa 1550-1850

Auteurs

  • Clé Lesger Universiteit van Amsterdam

DOI:

https://doi.org/10.7480/knob.114.2015.2.1001

##submission.downloads##

Samenvatting

This essay provides an overview of the evolution of the location and appearance of Amsterdam shops in the period from around 1550 to 1850. With the aid of a new technique (Space Syntax Analysis) it has been established that shops selling luxury goods were located in highly accessible areas within the Amsterdam street network. In practice this meant in the vicinity of Dam Square, the old riverbanks either side of the River Amstel, and along the radial streets running from the city gates and outlying districts into the city centre. Because the street pattern of the early modern part of Amsterdam changed very little, existing accessibility patterns and thus also the retail function of the old shopping streets endured. Even today those old retail development patterns are still apparent. Shops selling food and other daily necessities were – in line with existing location theories – dispersed across the city.

For centuries Amsterdam shops had an open character reminiscent of market stalls. Shopkeepers placed their wares on the stoop, on window ledges and on folded-down lower shutters, or they hung the goods from the well-nigh ubiquitous awnings. This practice was hardly surprising since the front part of the house was usually poorly lit, and steps, cellar doors, cellar shops and other obstacles prevented pedestrians from walking close to the facades. As such, the facade and the stoop served as the shopkeeper’s display case. It was not until the late seventeenth century and more especially during the eighteenth century that the shops on the main shopping streets started to place their wares inside the building, thereby following the example of shops in London and Paris and responding to the welltodo clientele’s desire for privacy. This transition was aided by the introduction of timber mullion and transom windows with large panes of clear glass, the removal of awnings and the clearing of obstacles on the stoop. In addition, from the late eighteenth century there were technological innovations in interior lighting (Argand oil lamp and gas lamp), while the second half of the eighteenth century saw the emergence of the first ‘real’ shopfronts with accentuated entrances.

With the relocation of the merchandise from the facade and the stoop to the shop space behind the facade, the furnishing of this space gained in importance. The sometimes exceedingly austere sixteenth- and seventeenth-century interiors, especially in the shops selling luxury goods on the main shopping streets, started to give way to interiors with beautifully decorated counters, cabinets and display cases. From the beginning of the nineteenth century, and once again influenced by London and Paris, the vital link with the public in the street was maintained via projecting shop windows and later by flat display windows and lavish lighting of the shop interior. At the same time, the first examples of the chain store made their appearance in Amsterdam.

Biografie auteur

Clé Lesger, Universiteit van Amsterdam

Dr. C. Lesger studeerde economische en sociale geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam en promoveerde in 1990 op het proefschrift Hoorn als stedelijk knooppunt. Stedensystemen tijdens de late middeleeuwen en vroegmoderne tijd. Hij houdt zich vooral bezig met de vroegmoderne tijd en publiceerde over  handel en kooplieden, de sociaal-ruimtelijke structuur van vroegmoderne steden en de economische geschiedenis van Amsterdam. Hij is verbonden aan de Afdeling geschiedenis van de Universiteit van Amsterdam.

Referenties

Deze bijdrage is gebaseerd op het on­derzoek dat ten grondslag ligt aan: C. Lesger, Het winkellandschap van Amsterdam. Stedelijke structuur en winkel­bedrijf in de vroegmoderne en moderne tijd, 1550-2000, Hilversum 2013. Ik dank twee anonieme referenten en de redactie van dit tijdschrift voor hun opmerkingen en suggesties bij een eerdere versie van dit artikel.

Het kohier is uitgegeven in: J.G. van Dillen (red.), Amsterdam in 1585. Het kohier der capitale impositie van 1585, Amsterdam 1941.

Zie voor een overzicht van de theorie op het gebied van detailhandelslocaties en verwijzingen naar literatuur Lesger 2013 (noot 1), 21-25.

C. Lesger, Handel in Amsterdam ten tijde van de Opstand. Kooplieden, commerciële expansie en verandering in de ruimtelijke economie van de Nederlanden, ca. 1550-ca. 1630, Amsterdam/Hilversum 2001, § 6.3 voor de Amsterdamse kooplieden aan het einde van de zestiende eeuw; R.E. van der Leeuw-Kistemaker, Wonen en werken in de Warmoesstraat van de 14de tot het midden van de 16de eeuw, Amsterdam 1974 voor een uitvoerige analyse van de bewoners van de Warmoesstraat omstreeks het midden van de zestiende eeuw.

M. Fokkens, Beschrijvinge der wijdt-vermaarde koop-stadt Amstelredam, van haar eerste beginselen, oude voor-rechten` en, haar tegenwoordigen standt, Amsterdam 1662; T. van Domselaer, Beschryvinge van Amsterdam, haar eerste oorspronk ` tot dezen tegenwoordige jare 1665, is voorgevallen, Amsterdam 1665.

Het was daar, aldus Van Domselaer 1665 (noot 5), vol van ‘open winkels, van alderley slach van waren’. Met een ‘open winkel’ werd een in het voorhuis gehouden winkel aangeduid.

O. Dapper, Historische beschryving der stadt Amsterdam, waerin de voornaemste geschiedenissen` vertoont worden, Amsterdam 1663, 453. Zie tevens Joh.C. Breen, ‘Topografische geschiedenis van den Dam te Amsterdam’, Jaarboek Amstelodamum 7 (1909) 99-196, 148.

Zie S.A.C. Dudok van Heel, ‘Regent families and urban development in Amsterdam’, in: P. van Kessel en E. Schulte (red.), Rome – Amsterdam. Two growing cities in seventeenth-century Europe, Amsterdam 1997, 124-145, 140 voor leegstand aan de St. Antoniesbreestraat en J.E. Abrahamse, De grote uitleg van Amsterdam. Stadsontwikkeling in de zeventiende eeuw, Bussum 2010 voor de grote stadsuitbreidingen van de zeventiende eeuw.

Ik heb gebruikgemaakt van UCL Depthmap, versie 8.15.00c. Dit programma hanteert als rekeneenheid de hoek die nodig is om van het ene straatsegment bij een volgend te komen. De resultaten van deze ‘segment angular analysis’ vertonen de meeste overeenkomst met de wijze waarop mensen zich in de praktijk door het stedelijk landschap bewegen. De hier gehanteerde analyse is beperkt tot het stratennetwerk binnen de stad en houdt dus geen rekening met de toegangswegen (over land en over water) naar de stad.

Zie voor vastgoedprijzen aan verschillende straten Fokkens 1662 (noot 5), vooral 60-62 en 93.

Boedelinventarissen worden aangetroffen in Stadsarchief Amsterdam, Desolate Boedelkamer (archief 5072).

De prent zelf is in of kort voor 1614 gemaakt naar een verloren gegaan schil­derij uit het midden van de zestiende eeuw. De scène valt te plaatsen in 1533/34, wanneer wederdopers massaal naar Münster (het Nieuw Jeruzalem) trekken in afwachting van de wederkomst van Jezus.

J.C. Waal, ‘Oude winkelluyfels te Am­sterdam’, De Winkelier, Officieel orgaan van de Algemeene Winkeliersvereeniging te Amsterdam 23 (1923), 337-344, 341.

Zie Stadsarchief Amsterdam, Desolate boedelkamer, inv.nr. 571, 157v-161 (20 januari 1646) en inv.nr. 622, 208v-211 (26 november 1699). In winkels waren lichtkronen dus blijkbaar eerder in gebruik dan in voorhuizen met uitsluitend een woonfunctie. Vergelijk C.W. Fock, ‘1600-1650’, in: C.W. Fock (red.) Het Nederlandse interieur in beeld 1600-1900, Zwolle 2001, 16-79, 43-44 en C.W. Fock, ‘1650-1700’, in: idem, 81-179, 109. Zie voor het gebrek aan licht in Amsterdamse huizen K. Muizelaar en D. Phillips, Picturing men and women in the Dutch Golden Age. Paintings and people in historical perspective, New Haven/Londen 2003, 56-61.

In de grachtengordel was de breedte van de stoep vastgesteld op maximaal vier voet (circa 115 cm): Binnenstad 235 (augustus 2009) als gepubliceerd op www.amsterdamsebinnenstad.nl.

In een kant- en stoffenwinkel in de Warmoesstraat blijken er enkele op de vliering te staan. ‘[G]eschilderde kasjens om op de vensters te zetten’, heette het daar. En in het voorhuis werd opgetekend: ‘een glaase en houte kas op het venster’. Stadsarchief Amsterdam, notarieel archief (5075), inv.nr. 5628, akte van 30.11.1706, 977-1011, 991-992.

Dat hoeft niet te verbazen, want vooral in de eerste helft van de zeventiende eeuw exploiteerden sommige winkeliers naast hun winkel ook een marktkraam. L. Danielsen in de St. Annenstraat ‘uythangende de vergulde spiegel’ dreef in het voorhuis inderdaad een winkel in spiegels, maar tevens bevatte de boedel een kraam met drie zijlen. Stadsarchief Amsterdam, Desolate boedelkamer, inv.nr. 572, 61v-67 (13 juni 1646).

Fokkens 1662 (noot 5), 92. Het aantal van 220 huizen is redelijk nauwkeurig. Omstreeks het midden van de zestiende eeuw staan er 207 huizen in de Warmoesstraat, maar gezien de bevolkingsgroei en toenemende spanning op de vastgoedmarkt is het niet onwaarschijnlijk dat na die tijd enkele panden zijn gesplitst. Het cijfer van 207 bij Van der Leeuw-Kistemaker 1974 (noot 4), 12.

Zie J. van Lennep en J. ter Gouw, De uithangteekens, in verband met geschiedenis en volksleven beschouwd, deel 1, Amsterdam 1868, 115 e.v..

Stadsarchief Amsterdam, Desolate boedelkamer, inv.nr. 570, 253-283v (6 juli 1644). Zie over bedden in deze periode Fock 2001 (noot 14), 40.

H.J. Zantkuijl, Bouwen in Amsterdam. Het woonhuis in de stad (een boek in af­leveringen), Amsterdam 1975-1992, 210. Technisch was het vervaardigen van de grotere ruiten in de roedenramen geen probleem. Zie voor de wens tot meer licht in huis tevens J. Pijzel-Dommisse, ‘1700-1750’, in: Fock 2001 (noot 14), 181-259, 187 en 194.

Zantkuijl 1975-1992 (noot 21), 216.

Zie de uitgebouwde etalagekasten aan de Strand in Londen omstreeks 1790 als afgebeeld in N. Cox, The complete tradesman. A study of retailing, 1550-1820, Aldershot 2000, 69.

Uit een vergelijkbare door Frans Buffa uitgegeven prent voor het zuidelijk deel van de Kalverstraat (bij de Munt) blijkt dat de modernisering daar veel minder ver was voortgeschreden. Daar treffen we nog volop uithangtekens, pothuizen en ook de traditionele stoepbanken. De verklaring is uiteraard dat dicht bij de Dam de commerciële potentie van locaties het grootst was, de vastgoedprijzen het hoogst en de drang tot innovatie het sterkst.

Zie voor glastechnologie Zantkuijl 1975-1992 (noot 21), 198 en de afbeeldingen in R.W. Douglas en S. Frank, A history of glassmaking, Henley-on-Thames 1972, hoofdstuk 6. In grote winkels als die van Bahlman aan de Nieuwendijk had men blijkens een beschrijving door Gerrit Lamberts omstreeks 1830 zelfs een ‘spiegelglazen wand’. Stadsarchief Amsterdam, Collectie Handschriften, inv.nr. 77.

Dit te meer omdat de belangrijkste bron van kunstlicht, het haardvuur, in winkels ontbrak.

E. Berkers, ‘Een nieuw licht’, in: H. Lintsen en M. Bakker (red.), Geschiedenis van de techniek in Nederland. De wording van een moderne samenleving 1800-1890 III, Textiel; Gas, licht en elektriciteit; Bouw, Den Haag/Zutphen 1993, 91-105, 98.

Geciteerd bij D. Kouwenaar, Tussen Dam en Muntplein. De levensgeschiedenis van de Kalverstraat, [Den Haag] 1950, 82-83. In Nederland stond de Argandlamp ook bekend als Engelse lamp.

Tot die tijd waren de aansluitkosten en de kosten van de lichtarmaturen voor velen nog te hoog. Bovendien gaf het gaslicht een grote hoeveelheid warmte af en had het tot de jaren veertig, toen men technieken ontwikkelde om het te zuiveren, vaak een onaangename geur die veroorzaakt werd door de verbranding van onzuiverheden uit de steenkool.

Zie bijvoorbeeld het door de tekenaar Gerrit Lamberts op rijm voorgedragen verslag van een wandeling door Amsterdam. Daarin sprak hij van ‘lichtend kolengaz’ en dichtte hij: ‘Als d’avond scheemring daalt dan opent ge Uwe kranen; En ‘t licht komt zich een weg in onze winkels banen’ (Stadsarchief Amsterdam, Collectie Handschriften, inv.nr. 77, wandeling van Koningsplein naar Heiligeweg).

Zie Lesger 2013 (noot 1), hoofdstuk 2, in het bijzonder tabel 2.2.

Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (dbnl.org), De verzen en enige proza-gedeelten der blyde inkomst van Maria de Medicis. Dit betreft de vertaling van Caspar Barlaeus, Medicea Hospes uit 1638.

Zie Abrahamse 2010 (noot 8).

Zie de bijdragen in J.H. Furnée en C. Lesger (red.), The landscape of consumption. Shopping streets and cultures in Western Europe, 1600-1900, Houndmills 2014.

Geciteerd bij J.C. Streng, Vrijheid, gelijkheid, broederschap en gezelligheid. Het Zwolse Sint Nicolaasgilde tijdens het ancien régime, Hilversum 2001, 43.

Een uitzondering is E. Steegen, Klein­handel en stedelijke ontwikkeling. Het kramersambacht te Maastricht in de vroegmoderne tijd, Hilversum 2006.

Gepubliceerd

2015-06-01

Citeerhulp

Lesger, C. (2015). ‘Waar het volk is, is de nering’: Bewinkelingspatroon en winkelarchitectuur in Amsterdam, circa 1550-1850. Bulletin KNOB, 114(2), 65–83. https://doi.org/10.7480/knob.114.2015.2.1001

Nummer

Sectie

Artikelen

##plugins.generic.plaudit.displayName##