The reconstruction of Amerongen Castle (1673-1685)
DOI:
https://doi.org/10.7480/knob.110.2011.1.107Downloads
Abstract
The proceedings during the reconstruction of Amerongen castle in the years 1673-1685 were exceptionally well-documented thanks to the extensive correspondence of the client Godert Adriaan van Reede with his wife Margaretha Turnor, his son, his secretary and his friend Johan Maurits van Nassau-Siegen, and thanks to some well-preserved reports and drawings of the building contractor Hendrick Schut. From the start the client had probably formed a idea of his new castle; its design, however, was supervised by Schut, who was also the building contractor and master carpenter of the work, assisted by the master mason Cornelis van Rietvelt and the stone mason Jan Prang. In February 1673 the castle was set fire to by French troops and completely destroyed. From September 1673 Van Reede himself was in the Netherlands for a few years and could therefore prepare the reconstruction in person and supervise the start of the work. First it was mostly a matter of clearing rubble and chiselling off all the still usable bricks. In spite of permanent financial problems he succeeded in keeping up the pace.
In the autumn of 1676, two years after the commencement of the work, the shell of the building was completed. While the interior was worked at in stages during the subsequent years, from 1679 the stable building and the two staff residences were also erected on the outer bailey. With the placing of the marble chimneys in the large hall in 1685 the work was largely completed. Although the old foundations were used for the reconstruction, a completely new building, with a new plan was created, to some extent based on the example of The Hague Mauritshuis. Instead of a complex of four wings around an inner courtyard, a closed three-nave building block was constructed. This switch to a completely different type of house fits in with a wider tradition in the development of castle architecture in the Province of Utrecht in the seventeenth century.
The history of Amerongen castle shows that such a monumental building was the result of an intensive cooperation between craftsmen and clients, while both parties also consulted their own advisers: Schut and Van Rietvelt appear to have held consultations with Adriaan Dortsman in Amsterdam from time to time, while Van Reede and his wife were advised by their son and by Johan Maurits van Nassau-Siegen, who in his turn may have conferred with Maurits Post. In the preparatory phase various versions of the design circulated, in which different ideas for the spatial composition were demonstrated. Once the construction had started, there were constant consultations about all parts of the work, again by showing various versions on which everyone could give his or her opinion.
References
A.W.J. Mulder, Het kasteel Amerongen en zijn bewoners, Maastricht 1949. H.M.J. Tromp, B. Zijlstra, Kasteel Amerongen (Nederlandse Kastelen Stichting, Nieuwe Reeks 14), Zutphen 1985. B. Zijlstra, K. Ottenheym, D. Pezarro, H. Tromp, ‘Sulcken hecht werck het is’, Kasteel Amerongen Bulletin (april 1988), 4-14. D. Pezarro, Mijn heer en liefste hartje. De brieven van Margaretha Turnor (1613-1700), Amerongen 1992. M. Knuijt, ‘Amerongen’, in: B. Olde Meierink e.a., Kastelen en ridderhofsteden in Utrecht, Utrecht 1995, 114-119. F. Gaasbeek, ‘Boscultuur. De esthetische aspecten van bosbouw op de landgoederen Zuilenstein en Amerongen’, Jaarboek Oud Utrecht (2000), 52-102.
Het betreft de briefwisseling tussen Margaretha Turnor en haar echtgenote Godart Adriaan van Reede en de brieven van hun secretaris Doorslagh aan Van Reede in Het Utrecht Archief (HUA), Archief Huis Amerongen, de briefwisseling tussen Van Reede en Johan Maurits van Nassau-Siegen in het Koninklijk Huisarchief (KHA), een serie ontwerptekeningen voor het huis (HUA, Archief Huis Amerongen) en enkele eigentijdse verslagen over de toestand na de brand en voor de aanpak van de wederopbouw (HUA, Archief Huis Amerongen).
T. Hoekstra (red.), Middachten. Huis en heerlijkheid, Utrecht 2002.
F. de Gou, ‘De huizen van de Van Reede’s van Amerongen in ’s-Gravenhage’, Die Haghe (1983), p.45; dit huis was in het tweede kwart van de zeventiende eeuw ingrijpend verbouwd door Arent van ’s-Gravesande (G.H.P. Steenmeijer, ‘Tot cieraet ende aensien deser stede’. Arent van ’s-Gravesande, architect en ingenieur (ca. 1610-1662), Leiden 2005, 46-47.
Mulder 1949, 52-53.
G. van Tussenbroek, ‘Michiel Matthijsz Smids (Rotterdam 1626 - Berlijn 1692). Keurvorstelijk bouwmeester in Brandenburg’, Bulletin KNOB 103 (2004), 23-47.
Brief van Margaretha Turnor aan haar echtgenoot d.d. 15 mei 1673 (HUA, Huis Amerongen, inv.2.2.1.07.1, nr. 2723). De kasteelvrouwe verzocht hem bovendien om in Breda navraag te doen naar een zending Parmezaanse kaas uit Berlijn die ze nog niet had ontvangen.
HUA, Huis Amerongen, inv. 2.1.1.3.4.1. nr.1458. De vorst van Anhalt kon niet achterblijven na deze genereuze geste uit Berlijn, en zegde toe 100 eiken en 4000 glasschijven te schenken (ibidem). Drie jaar later bleken de bomen uit Anhalt echter nog steeds niet gekapt (HUA, Huis Amerongen, inv. 2.2.1.07.1. nr.2724, bericht van bouwmeester Smids d.d. 28 april 1677).
I.H. van Eeghen, ‘Hendrick Geurtsz. Schut (1622-1695), houtkoper, kistenmaker, timmerman, architect’, Jaarboek Amstelodamum 63 (1971), 87-103. R. Meischke, H.J. Zantkuijl, P. Rosenberg, Huizen in Nederland. Amsterdam, Zwolle 1995, 65, 68, 104.
Van Rietvelt verhuisde later naar Utrecht, mogelijk in verband met de werkzaamheden in Amerongen. In 1679 maakte hij een reis naar Zweden, waar hij blijkbaar ook bij een verder onbekend bouwproject betrokken was. B. Noldus, Trade in Good Taste. Relations in Architecture and Culture between the Dutch Republic and the Baltic World (Architectura Moderna 2), Turnhout 2004, 35, 177.
Van dit verslag is een kopie uit 1904 bewaard (HUA, Huis Amerongen, inv. 2.1.1.3.4.1. nr. 1458). De verblijfplaats van het origineel is onbekend. Ook gepubliceerd bij Mulder 1949, 60, 171.
E. Ruempol, ‘Het huis te Amerongen’, Buiten (1908), 40.
Van dit verslag is een kopie uit 1904 bewaard (HUA, Huis Amerongen, inv. 2.1.1.3.4.1. nr. 1458). De verblijfplaats van het origineel is onbekend. Ook gepubliceerd bij Mulder 1949, 60, 171.
‘Met Mr. Cornelis van Rietvelt opgenomen de muren van ’t verbrande Huijs tot Amerongen dewelcke sullen afgebroocken, de steen afgebickt, en schoongemaeckt, en vervolgens aen tassen geset werden om weder te verwercken, de puijn uijtgekrooijen ter plaetse daer men het sal wijsen” (notitie van Schut d.d. 29 september 1674). (HUA, Huis Amerongen, inv. 2.1.1.3.4.1. nr. 1458).
J.J. Terwen, ‘The Buildings of Johan Maurits’, in: E. van den Boogaart et al. (eds.), Johan Maurits van Nassau-Siegen 1604-1679. A humanist Prince in Europe and Brazil, Den Haag 1979, 54-141. J.J. Terwen, K.A. Ottenheym, Pieter Post (1608-1669). Architect, Zutphen 1993, 28-29, 76-87.
G.A.C. Blok, ‘De architect Maurits Pietersz. Post en de tuin van het Mauritshuis’, Jaarboek Die Haghe (1940), 60-117. Zijlstra, Ottenheym, Pezarro, Tromp 1988, 4-14.
Koninklijk Huisarchief (KHA), Briefwisseling Godart van Reede – Johan Maurits van Nassau-Siegen. Brief van Van Reede d.d. 3 februari 1676.
KHA, Briefwisseling Godart van Reede – Johan Maurits van Nassau-Siegen brief Johan Maurits aan van Reede d.d. 9 augustus 1677.
KHA, Briefwisseling Godart van Reede – Johan Maurits van Nassau-Siegen. Brief van Van Reede d.d. 19 oktober 1677.
KHA , Briefwisseling Godart van Reede – Johan Maurits van Nassau-Siegen. Brief van Van Reede d.d. 30 augustus 1678.
KHA, Briefwisseling Godart van Reede – Johan Maurits van Nassau-Siegen. Brief van Johan Maurits aan Van Reede d.d. 3 september 1678.
“Memorie of besteck hoedanigh men het groot huijs soude konnen timmeren, te weten met vier torens, ider toorn in form als den aftersten ouden tooren”, d.d. 30 september 1674 (HUA, Huis Amerongen, inv. 2.1.1.3.4.1. nr. 1458). De hypothese van Mulder, dat het hier om een notitie van Van Reede zelf gaat, is niet houdbaar, zoals ook Van Eeghen al opmerkte (Mulder 1949, 58-59. Van Eeghen 1971). Deze memorie is, evenals het voorbereidende stuk van een dag tevoren (zie noot 14) een professionele berekening van de benodigde hoeveelheden bakstenen, zoals aannemers die bij aanbestedingen moesten kunnen maken. Hierbij is heel precies rekening gehouden is met de verschillende muurdikten per verdieping, met de openingen voor deuren en vensters en de dikte van de gewelven. Dit soort rekenwerk hoort niet tot de bezigheden van adellijke architectuuramateurs.
HUA, Huis Amerongen, inv. 2.1.1.3.4.1, nr. 1465.
“Memorie of besteck hoedanich men het groot huijs soude konnen timmeren”, d.d. 30 september 1674 (zie noot 22). Schut gebruikt hier steeds de Rijnlandse voet (à 31,4 cm).
Ibidem. Volgens de memorie moest de keldervloer 5 voet hoger komen te liggen dan de normale waterstand oftewel 10 voet boven het fundament.
H.W.M. van der Wyck, De kasteeltekeningen van Roelant Roghman I, Alphen a/d Rijn 1989, 36 (nr.16).
A. Palladio, I Quattro Libri dell’Architettura, Venetië 1570, Boek 2, 57.
Ook in het leerboek van Palladio komen overigens enkele voorbeelden voor van villa’s met vierkante hoektorens, zoals diens Villa Pisani in Lonigo en Villa Thieni in Cigogna. Palladio 1570, Boek 2, 47, 62.
Voor de ridderhofsteden in de zeventiende eeuw, zie R. van Drie, ‘Het begrip ridderhofstad in de 16de en 17de eeuw’, in: B. Olde Meierink e.a. (red.), Kastelen en ridderhofsteden in Utrecht, Utrecht 1995, 41-50. R.E. de Bruin, ‘Leven als een edelman. Kasteelbezit van Utrechtse burgers en patriciërs, Jaarboek Oud Utrecht 2009, 67-108.
B. Olde Meierink, ‘Architectuur van kastelen en ridderhofsteden na de middeleeuwen’, in: B. Olde Meierink e.a. 1995, 30-40. B. Olde Meierink, ‘Der grosse Turm: ein Adelssymbol?’ in: G. von Büren e.a. , Burgen und Schlösser in den Niederlanden und in Nordwestdeutschland, München 2004, 177-186. K.A. Ottenheym, ‘Turm oder Portico? Die neue Schlösser des Utrechter Adels im 17. Jahrhundert’, in: S. Hoppe, M. Müller, N. Nussbaum (eds.), Stil als Bedeutung in der nordalpinen Renaissance. Wiederentdeckung einer methodischen Nachbarschaft, Regensburg 2008, 376-399.
HUA, Huis Amerongen, inv. 2.1.1.3.4.1. nrs. 1459, 1560, 1461, 1462, 1471, 1472.
B. Noldus, ‘De introductie van het Hollands classicisme in Zweden, aan de hand van twee woonhuizen van de familie De Geer’, Bulletin KNOB 98 (1999), 152-164 (hier speciaal 161). B. Noldus, Trade in Good Taste. Relations in Architecture and Culture between the Dutch Republic and the Baltic World in the Seventeenth Century, Turnhout 2004, 163-169.
Ingetekend in de plattegrond van de hoofdverdieping, HUA, Huis Amerongen, inv. 2.1.1.3.4.1, nr. 1460.
HUA, Huis Amerongen, inv. 2.1.1.3.4.1, nr. 1464, met de trap in het westen, in de plaats van de zaal. De andere tekening, met een brede bordestrap in de noordzijde, is alleen van foto’s bekend (Mulder 1949, 167, afb. III), huidige verblijfplaats onbekend.
Letterlijk: de plaats voor de bankjes. Waarschijnlijk gaat het hier om opslagruimte. P.P. Rubens, Palazzi di Genova, Antwerpen 1622, fig.10.
Zowel Dortsman als Schut ondertekende in 1676 bijvoorbeeld de verklaring van enkele Amsterdamse bouwmeesters waarin werd gesteld dat ook betaald diende te worden voor tekenwerk van afgelaste bouwprojecten. Verder ondertekenden ook Philips en Justus Vingboons dit document, evenals Jochem Schuym, Cornelis van Duyn, Jilis van der Vin en Jan Willems Krabbedam (K.A. Ottenheym, Philips Vingboons (1607-1678), architect, Zutphen 1989, 150-151). Voor Rietvelts reis naar Zweden in 1679: zie noot 10.
Brief van secretaris Doorslagh aan Van Reede d.d. 14/24 oktober 1676. HUA, Huis Amerongen, inv. 2.1.1.3.4.1, nr.1458.
Brief van Margaretha Turnor aan Van Reede d.d. 16 november 1676 (HUA, Huis Amerongen, inv. 2.2.1.07.1, nr. 2724).
Brief van secretaris Doorslagh aan Van Reede d.d. 5 mei 1677 (HUA, Huis Amerongen, inv. 2.1.1.3.4.1. nr. 1458)
Brief van Margaretha Turnor aan Van Reede d.d. 3 oktober 1676 (HUA, Huis Amerongen, inv. 2.2.1.07.1, nr. 2724).
Brief van secretaris Doorslagh aan Van Reede d.d. november 1676 (HUA, Huis Amerongen). Mulder 1949, p.69.
Brief van Margaretha Turnor aan Van Reede d.d. 4 november 1676 (HUA, Huis Amerongen, inv. 2.2.1.07.1, nr.2724).
Brief van secretaris Doorslagh aan Van Reede d.d. 30 mei 1677 (HUA, Huis Amerongen). Mulder 1949, 73.
G. Berends, Bouwhistorische rapporten bij de restauratie van kasteel Amerongen, 1989-1992 (collectie RCE, Amersfoort). G. Berends, ‘De oorspronkelijke kruiskozijnen van kasteel Amerongen’, RDMZ Restauratie Vademecum 1991/ 22, RVblad 02-1 t/m 6. G. Berends, ‘De oudste schuifraamkozijnen’, RDMZ Restauratie Vademecum 1993/ 31, RVblad 03-1 t/m 10. Voor de ontwikkeling van het schuifvenster zie H.J. Louw, ‘The origin of the sash-window’, Architectural History 26 (1983), 49-72.
Ph. Vingboons, Tweede deel van de Afbeeldsels der voornaemste gebouwen, Amsterdam 1674. I.H. van Eeghen, Een Amsterdams Grachtenboekje uit de zeventiende eeuw. Het plaatwerk van Cornelis Danckerts, Amsterdam 1963.
Keizersgracht 672 is nu beter bekend als ‘Museum Van Loon’. M.N. van Loon, I.H. van Eeghen, R. Meischke, Het huis met de paarse ruiten en de familie van Loon in Amsterdam, Alpen a/d Rijn 1984.
Brief van Margaretha Turnor aan Van Reede, d.d. 28 april 1677 (HUA, Huis Amerongen, inv. 2.2.1.07.1, nr. 2724).
R. Meischke, H.J. Zantkuijl, P. Rosenberg, Huizen in Nederland. Zeeland en Zuid-Holland, Zwolle 1997, 99.
P. Vlaardingerbroek, ‘Gewelfde stucgangen. De vroegste voorbeelden van stucplafonds in Amsterdam’, in: E. Koldeweij (red.), Stuc. Kunst en techniek, Zwolle/Amersfoort 2010, 260-269.
Na de grote brand in het Mauritshuis in 1704 is de scheidingswand tussen de voorhal en het trappenhuis niet herbouwd, zodat deze sindsdien één ruimte vormen.
A. Viersen, ‘De vloerconstructie van de Grote Zaal van Kasteel Amerongen’, in: E. Koldeweij (red.), Over de vloer. Met voeten getreden erfgoed, Zwolle/Amersfoort 2008, p.116-125.
Mulder 1949, 84-85.
H.W. Hoppenbrouwers, G.B. Janssen, T. Woerdman, De Slangenburg. Kasteel, park en bewoners, Doetinchem 1989.
Zoals blijkt uit de datering en signatuur, die in 2008 bij de restauratie van het schilderij aan het licht kwamen. Bericht van A. Schlotter en L. Gerretsen op de website van Huis Amerongen d.d. 19 december 2008 (www.kasteelamerongen.nl/restauratie/restauratieblog/plafondstuk/godin_aurora).
Voor de kunstenaarsfamilie Van Nijmegen zie I. Breedveldt Boer, Plafonds in Nederland 1300-1800, Zeist 1991, 71-79.
De oude situatie is nog te zien op een potloodschets van Victor de Stuers uit 1886. A.J.C. van Leeuwen, De maakbaarheid van het verleden. P.J.H. Cuypers als restauratie-architect, Zeist/ Zwolle 1995, 196.
Brief van Margaretha Turnor aan Van Reede d.d. 2 juni 1677 (HUA, Huis Amerongen, inv. 2.2.1.07.1, nr. 2724). Er is in het verleden wel gezegd dat Margaretha hier doelde op een stucplafond in Soestdijk als voorbeeld voor de zaal op de bel-etage van Amerongen. Maar zij vergelijkt nadrukkelijk het schilderen van “het booven groot salet” van Amerongen met het “groot salet op Soesdijck”. Die zaal op Soestdijk was oorspronkelijk voorzien van een hoog, houten gewelf met kooflijst, vergelijkbaar met die van de Statenzaal van Holland (de huidige zaal van de Eerste Kamer). H.M.J. Tromp, ‘Het huijs te Soestdijck’. Het koninklijk paleis Soestdijk historisch gezien, Zutphen/ Amsterdam 1987, 114-117.
HUA, Huis Amerongen, inv. 2.1.1.3.4.1, nr.1458. De vier schetsen waarnaar Hoet in deze notitie verwijst, zijn niet bewaard.
Van Leeuwen 1995, 195-200.
Brief van Margaretha Turnor aan Van Reede d.d. 16 december 1676 (HUA, Huis Amerongen, inv. 2.2.1.07.1, nr. 2724).
KHA, Briefwisseling Godart van Reede – Johan Maurits van Nassau-Siegen. Brief van Van Reede d.d. 19 oktober 1677.
KHA, Briefwisseling Godart van Reede – Johan Maurits van Nassau-Siegen. Brief van Van Reede d.d. 30 augustus 1678.
C.W. Fock, ‘1650-1700’, in: C.W. Fock (red.), Het Nederlandse interieur in beeld 1600-1900, Zwolle 2001, 81-111.
Brief van Van Reede-Ginkel aan zijn vader d.d. 19 december 1676 (HUA, Huis Amerongen, inv. 2.2.1.07.1, nr. 2732).
De verbouwing van Middachten is in vele opzichten te zien als een verbeterde versie van Amerongen. Ook hier werd de oude binnenplaats volgebouwd met een centraal trappenhuis en kwam er een grote zaal aan de achtergevel en twee flankerende appartementen langs de zijgevels. Het probleem van de verlichting van het binnenste van het huis, waarvoor in Amerongen de dwarsgang was aangelegd, werd in Middachten op intelligente wijze opgelost door de koepel boven het trappenhuis. Overigens was ook Hendrick Gerritsz. Schut aanvankelijk (tot zijn dood in 1695) als aannemer en houtleverancier bij dit project betrokken, evenals de oude zaakwaarnemer van de familie in Amsterdam, Adriaan Temminck. zie K.A. Ottenheym, ‘De herbouw van kasteel Middachten, 1695-1698’, in: T. Hoekstra (red.), Middachten. Huis en heerlijkheid, Utrecht 2002, 21-47
Published
How to Cite
Issue
Section
Articles
License
Copyright (c) 2011 Bulletin KNOB
This work is licensed under a Creative Commons Attribution 4.0 International License.