Van vóór Mansart tot na mansarde. De Nederlandse gebroken kap in internationale context

Auteurs

  • Dik de Roon

DOI:

https://doi.org/10.7480/knob.117.2018.1.2027

##submission.downloads##

Samenvatting

Mansard roofs get only an occasional mention in modern Dutch works on the history of building construction. The successful spread of mansard roofs came in two waves: in the seventeenth century, with an extension into the eighteenth, and in the second half of the nineteenth century. This article deals with both periods and addresses the question of how the development of this roof type in the Netherlands compares with that in neighbouring countries, concluding with its application in private houses in Amsterdam in the second half of the nineteenth century.

Although the country of origin cannot be definitively determined, France’s leading part in the development and spread of this roof, in both the seventeenth and eighteenth centuries, is undisputed. The earliest documented example dates from 1546, long before the birth of François Mansart (1598-1666), who popularized the roof and so gave it his name. The reasons for preferring mansard roofs to the much older saddle roofs are both functional and architectural in nature.

In the seventeenth century, large buildings with mansard roofs started to appear in England and Scotland, possibly under French influence; in Germany, after one or two early examples, the mansard roof gained ground from 1700 onwards. From the very beginning there was a wide variety of structures and roof pitches. Interestingly, the Germans preferred a steeper upper slope than the French and their roofs were often structurally heavier than their French counterparts. The mansard roof appeared early on in the Netherlands; it is possible that the broken roof on the Amsterdam Bushuis from 1550 is the earliest example. Under the Republic, despite a few seventeenth-century specimens, the mansard roof only really started to take off in the course of the eighteenth century, notably on large and prominent buildings.

In the nineteenth century the mansard roof was used on a large scale on urban residential buildings. Once again, France was the instigator of a wave of mansard roofs that on this occasion spread rapidly to many parts of the world. In Paris in particular this resulted in a roofscape dominated by the mansard roof. Towards the end of the nineteenth century, the first rapidly and cheaply built housing blocks started to spring up in Amsterdam. In many of the urban expansion schemes such blocks were given continuous roofs with a ridge line parallel to the building line. Although a light-weight structure was used for the mansard roof in the second half of the nineteenth century, probably to save on material and costs, there were many variations in appearance.

Characteristic features of the mansard roof gradually disappeared between 1860 and 1920, until a virtually vertical structure with a flat roof remained.

Referenties

Mansardedaken worden ook wel aangeduid met de minder bekende term vlieringkap. H.J. Zantkuijl, Bouwen in Amsterdam, het woonhuis in de stad, Amsterdam 1993, 46-47.

www.documentatie.org/B/B----/B---m/Mansardedak.htm (geraadpleegd op 24 februari 2017).

R. Stenvert, Kerkkappen in Nederland 1800-1970, Zwolle 2013, 103; J.G. Wattjes, Constructie van gebouwen. Hand- en leerboek betreffende dakconstructies en dakbedekkingen, deel 4, Amsterdam 1920, 241.

H. Janse, Houten kappen in Nederland, 1000-1940 (Bouwtechniek in Nederland 2), Delft/ Zeist 1989, 320.

P. Hoffsummer, ‘The Roof Shape’, in: P. Hoffsummer (red.), Roof Frames from the 11th to the 19th Century. Typology and Development in Northern France and in Belgium. Analysis of CRMH Documentation, Architectura Medii Aevi III, Turnhout 2009, 148-161, hier 159-160.

Zijn landgenoot en architectuurtheoreticus Jacques-François Blondel (1705-1774) is medeverantwoordelijk voor de foute benaming. P. Zalewski, ‘Das “Mansarddach” und seine Ursprünge in Frankreich und Deutschland. Umstände, Experimente, Protagonisten’, in: P. Zalewski (red.), Dachkonstruktionen der Barockzeit in Norddeutschland und im benachbarten Ausland, Petersberg 2009, 14-28, hier 15; Hoffsummer 2009 (noot 5), 159. Vgl. R. Anselmetti, ‘Das Mansarddach in der Stadt Basel’, in: Thomas Lutz en Gerhard Wesselkamp (red.), Dächer der Stadt Basel, Bazel 2005, 251-282.

Opvallend genoeg komt de benaming Mansarde niet voor in Architecture: méthode et vocabulaire (réalisé par Jean-Marie Pérouse de Montclos), 2 dln, Parijs 1972, deel 1. Het wordt als ‘toit brisé’ genoemd (met als voorbeeld de hoofdvleugel van Versailles): ‘Toit présentant deux pentes différentes sur le même versant, séparées par une arête saillante, la ligne de brisis.’ (p. 112). Met dank aan F. Schmidt.

Zalewski 2009 (noot 6), 15. Die periode valt grofweg in de toepassingsperiode van het kromstijlgebint in de Nederlanden (ca. 1350-1650). In Amsterdam werd dit kromstijlgebint in het tweede kwart van de zeventiende eeuw vrijwel niet meer toegepast, terwijl het vooral in de landelijke houtbouw gebruikelijk bleef. D. de Roon, ‘Dekbalkgebinten in woonhuizen van Noordwest-Nederland’, in: V. van Rossem, G. van Tussenbroek en J. Veerkamp (red.), Amsterdam. Monumenten & Archeologie 10, Amsterdam 2011, 39-53, hier 45.

H. Seamann, Dachwerke, über den Wefischen Residenzbauten der Barockzeit im Kontext des höfischen Bauwesens. Untersuchungen in den ehemaligen Residenzstädten Hannover, Celle, Osnabrück, Wolfenbüttel und Braunschweig, Petersberg 2014, 118-119.

Seamann 2014 (noot 9), 117.

Verscheidene van dergelijke gebouwen worden beschreven door J.P. Babelon, Demeures Parisiennes sous Henri IV et Louis XIII, Parijs 1991, bijvoorbeeld 97, 110, 137, 144, 158.

I.M. Breedveldt Boer, Tekenen en vasseren. Het bedrijf van Jan Peter van Baurscheit (1699-1768) en de architectuur in het tweede kwart van de achttiende eeuw, proefschrift Universiteit Utrecht, Utrecht 2003, 120.

Patrick Hoffsummer refereert aan de Franse architect Henri Deneux (1874-1969), die speelde met de vraag waarom Parijse kerken als de Saint-Nicolas-du-Chardonnet (herbouwd in de zeventiende eeuw) of de Notre-Dame–des-Blancs-Manteaux (1685) mansardedaken kregen. Hoffsummer 2009 (noot 5), 160.

Zalewski 2009 (noot 6), 17.

J.-F. Blondel, Architecture Françoise ou réceuil des plans, elevations, coupes et profiles des Eglises, palais et plusiers autres Endroits de France, Bâtis nouvellement par les plus habiles architects élevés et mesurés exactement sur les lieux, 4 dln, Parijs 1752-1756. Met name de vele doorsnedetekeningen van mansardedaken getuigen van deze ontwikkeling.

Ook in de latere literatuur (uitgezonderd in leerboeken omstreeks 1900) werd hierover niets aangetroffen.

M.b.t. tot Frankrijk: Hoffsummer 2009 (noot 5), 159.

Tot op zekere hoogte lijken die termen uitwisselbaar, maar ‘gambrel roofs’ zouden bijna altijd geveleinden hebben, terwijl ‘mansard roofs’ vaak omlopend zijn of de vorm van schilddaken zouden hebben. Doorgaans wordt ‘gambrel’ gebruikt om een gebroken dak in de meer eenvoudige bouwkunst aan te duiden, terwijl in de voorname architectuur ‘mansard roof’ gebruikelijk is. Vriendelijke mededeling Peter Guillery, research associate Bartlett School of Architecture.

https://sites.google.com/site/historicaltimelines/home/john-hope-s-house-inedinburgh-1680 (geraadpleegd 24 april 2017). Volledige titel: Manière de bastir pour touttes de personnes, Parijs 1647, uitgebreide editie van publicatie met dezelfde titel uit 1623. P. Le Muet, Maniere de bien bastir pour toute sortes de personnes, Parijs 1623.

https://sites.google.com/site/historicaltimelines/home/john-hope-s-house-inedinburgh-1680 (geraadpleegd 24 februari 2017).

https://sites.google.com/site/historicaltimelines/home/john-hope-s-house-inedinburgh-1680 (geraadpleegd 24 februari

.

Het heeft zijn huidige uiterlijk vooral te danken aan de ingrepen geïnstigeerd door hertog Ralph Montagu († 1709), die het landhuis in 1683 erfde. https://en.wikipedia.org/wiki/Boughton_House (geraadpleegd 24 februari 2017).

G. van Tussenbroek, ‘Dachwerke des 17. und 18. Jahrhunderts in Amsterdam. Tradition und Erneuerung’, in: P. Zalewski (red.), Dachkonstruktionen der Barockzeit in Norddeutschland und im benachbarten Ausland, Petersberg 2009, 105-123, 108.

Van Tussenbroek 2009 (noot 23), 108.

Janse 1989 (noot 4), 259.

Voor een beschrijving van de geschiedenis rond de bouw van deze kap en de ontwerpen ter verbetering zie P. Vlaar dingerbroek, Het paleis van de Republiek. Geschiedenis van het stadhuis van Amsterdam, Zwolle 2011, 150-157.

Breedveldt Boer 2003 (noot 12), 118-119.

Vriendelijke mededeling Pieter Vlaardingerbroek.

Breedveldt Boer 2003 (noot 12), 126-127.

K. Ottenheym, W. Terlouw en R. van Zoest (red.), Daniel Marot. Vormgever van een deftig bestaan, Amsterdam 1988, 106.

De opmerking dat stadsbouwmeester Abraham van der Hart de eerste zou zijn geweest die de mansardekap in Amsterdam toepaste, namelijk boven de middenbeuk van de Hersteld Evangelisch Lutherse kerk aan de Kloveniersburgwal, gebouwd onder zijn supervisie in 1792, verdient – nog afgezien van de zeventiende-eeuwse voorbeelden – nuancering. Zantkuijl 1993 (noot 1), 46.

J. Pijzel-Dommisse, ‘1700-1750’, in: C.W. Fock (red.), Het Nederlandse interieur in beeld 1600-1900, Zwolle 2001, 180-259, hier 184.

C.C.G.Quarles van Ufford, Catalogus van overwegend Amsterdamse architectuuren decoratieontwerpen uit de achttiende eeuw, Utrecht 1972, 27 en 77.

E.F. Koldeweij, ‘1750-1800’, in: Fock 2001 (noot 32), 260-341, hier 264.

Zantkuijl 1993 (noot 1), 46.

F. Schmidt, Paleizen voor prinsen en burgers. Architectuur in Nederland in de achttiende eeuw, Zwolle 2006, 94-96; Th.H. von der Dunk, Een Hollands heiligdom, Amsterdam 2007, afb. 13 en 14.

R. Stenvert e.a., Monumenten in Nederland. Zuid-Holland, Utrecht 2004, 233.

Zalewski 2009 (noot 6), 15-18.

Seamann 2014 (noot 9), 118-119.

Zalewski 2009 (noot 6), 15-18.

Zalewski 2009 (noot 6), 15-18.

B. Adam, ‘Das Ausreiterhaus der Ritterakademie in Lüneburg und die Verbreitung des Mansart-daches in Norddeutschland’, in: Wuppertal, das Bergische Land und der Hausbau im 19. Jahrhundert. Jahrbuch für Hausforschung Band 55, Marburg 2014, 517-526, hier 517.

Ph. Caston, ‘Historic Roof Trusses between 1500 and 1700 in Germanspeaking Central Europe. Documentation, Analysis and Development’, in: M. Dunkeld e.a. (red.), Proceedings of the Second International Congress on Construction History, vol. 1, Cambridge 2006, 579-597.

Het korfbooggewelf meet 19 x 32,6 meter en steekt tot 3,5 meter in de dakconstructie. M. Schuller, ‘Historische Bautechnik und Bauorganisation. Ergebnisse moderner Bauforschung’, in Bauforschung und ihr Beitrag zum Entwurf, Zürich 1993, 67-68.

Seamann 2014 (noot 9), 117.

Seamann 2014 (noot 9), 119.

Seamann 2014 (noot 9), 121.

Zalewski 2009 (noot 6), 14. M.b.t. de Baltische staten: B. Noldus, Trade in Good Taste. Relations in Architecture and Culture between the Dutch Republic and the Baltic World in the Seventeenth century, Turnhout 2004, 86-114 en K. Neville, Nocodemus Tessin the Elder. Achitecture in Sweden in the Age of Greatness, Turnhout 2009, 14-15, 36-37, 93-101, 110-111, 136-139 en 152-153.

I. Pey, Bouwen voor gezeten burgers. Herenhuizen en villa’s in de nieuwe stadswijken van Utrecht, Groningen en Nijmegen (1874-1901), Zwolle/Zeist 2004, 187.

M. Wagenaar, Stedebouw en burgerlijke vrijheid. De contrasterende carrières van zes Europese hoofdsteden, Bussum 1998 (2e dr. 2001), 197.

Wagenaar citeert Haussmann over o.a. de verplichte gevellijn in nieuw te bouwen Parijse bouwblokken. Wagenaar 2001 (noot 50), 197. Boven die gevellijn werd in gehele bouwblokken een extra woonlaag onder het mansardedak gerealiseerd.

Pey 2004 (noot 49), 188.

A. van der Valk, Amsterdam in aanleg. Planvorming en dagelijks handelen 1850-1900, proefschrift Planologisch en Demografisch Instituut van de Universiteit van Amsterdam, Amsterdam 1989, 149. Amsterdamse bouwverordening 1858, artikel 11.

Van der Valk 1989 (noot 53), 151.

L. Zwiers, Burgerlijke bouwkunde. Houtconstructies. Handboek voor ambachtslieden, onderbazen, opzichters en a.s. architecten, Amsterdam 1907, 276.

Zwiers 1907 (noot 55), 276-285.

Zoals dat van meet af aan in de Duitse adaptatie het geval was, maar ook zoals gebruikelijk in de traditionele landelijke architectuur in Engeland en Noord-Amerika.

R. Stenvert, ‘Dak met plat van papier. Het ontstaan van het platte dak’, in: Monumenten en bouwhistorie. Jaarboek monumentenzorg 1996, Zwolle 1996, 113-120. Zinktoepassing en meer over dakbedekking op daken met lage hellingshoek en platte daken.

A. Knotter, Economische transformatie en stedelijke arbeidsmarkt. Amsterdam in de tweede helft van de negentiende eeuw, Zwolle 1991, 93.

J. Smit, ‘“Uit de groote schande van den revolutiebouw”. Over de moeizame waardering van laatnegentiende-eeuwse woningarchitectuur”, Bulletin KNOB 111 (2012) 2, 83-98, hier 83-87.

M. Wagenaar, ‘De stad ontworpen. Stadsontwerp tussen wens en werkelijkheid’, in: M. Bakker e.a. (red.), Amsterdam in de tweede Gouden Eeuw, Bussum/Amsterdam 2000, 9-35, hier 15.

Archief Monumenten en Archeologie, Amsterdam. Het Amstelhotel werd ontworpen door C. Outshoorn (1810-1875) en verhoogd door D.A.N. Margadant (1849-1915).

Opengewerkte lattenwanden die de zolder verdelen in bergruimten voor de onderliggende woningen.

Een exacte getalsverhouding tussen beide zolderfuncties is niet meer af te leiden, doordat vele van deze zolders in de twintigste eeuw zijn heringericht, bijna zonder uitzondering tot woonruimte.

Smit 2012 (noot 60), 92.

Vanaf 1859 werden vergunningstekeningen verplicht, zij geven het nodige inzicht in die periode. Vriendelijke mededeling Jos Smit.

De Beeldbank van het Stadsarchief Amsterdam bevat tientallen tekeningen die hiervan getuigen.

Beeldbank Stadsarchief Amsterdam, afb. 005220902033.

Beeldbank Stadsarchief Amsterdam, afb. 005220902513 en 5221BT907891.

Beeldbank Stadsarchief Amsterdam, afb. 5221BT912958.

Beeldbank Stadsarchief Amsterdam, afb. 5221BT907518.

Beeldbank Stadsarchief Amsterdam, afb. 010056915207.

Beeldbank Stadsarchief Amsterdam, afb. 005220901684.

Met dank aan C.P. Krabbe.

Met dank aan D. Derksen en G. van Tussenbroek.

Beeldbank Stadsarchief Amsterdam, afb. 5221BT906150 en 5221BT906324.

Beeldbank Stadsarchief Amsterdam, afb. 5221BT907702.

Stenvert 1996 (noot 58).

Janse 1989 (noot 4) besteedt nauwelijks meer dan een halve bladzijde aan mansardekappen.

Gepubliceerd

2018-03-01

Citeerhulp

de Roon, D. (2018). Van vóór Mansart tot na mansarde. De Nederlandse gebroken kap in internationale context. Bulletin KNOB, 117(1), 28–48. https://doi.org/10.7480/knob.117.2018.1.2027

Nummer

Sectie

Artikelen

##plugins.generic.plaudit.displayName##