Nederlands onderzoek naar de buitenplaats en het landschap

Stand van wetenschap en vooruitblik

Auteurs

  • Hanneke Ronnes

DOI:

https://doi.org/10.48003/knob.120.2021.4.729

Samenvatting

Een van de onmiskenbare trends in het huidige buitenplaatsenonderzoek is de toegenomen aandacht voor de landschappelijke context van buitenplaatsen. De vanzelfsprekende nadruk op het hoofdhuis en de tuin maakt steeds vaker plaats voor een benadering die ook de wijdere omgeving (dorp, natuur, stad, infrastructuur, boerderijen, kerken, andere buitenplaatsen) in het onderzoek betrekt of als onderwerp heeft. Dit artikel schetst de opkomst van deze benadering en biedt een overzicht van de verschillende invalshoeken. Landschappelijke studies onderscheiden onder meer buitenplaatsenregio’s, vestigingslocaties, het productielandschap, de buitenplaats en infrastructuur of het politieke of mentale landschap. Hoewel de aandacht voor het landschap een van de belangrijkste recente ontwikkelingen is in onderzoek naar de buitenplaats, valt op dat de meeste studies voornamelijk beschrijvend van aard zijn. Dit artikel bepleit een steviger methodologisch en theoretisch fundament; een taak waaraan toekomstige onderzoekers zich hopelijk zullen wijden.

Biografie auteur

Hanneke Ronnes

Prof. dr. H. Ronnes is historicus, archeoloog en antropoloog en werkt bij Cultuurwetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam. Zij is bijzonder hoogleraar (Leerstoel Van der Wyck-de Kempenaer) bij Landschapsgeschiedenis en Kunstgeschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen. (h.ronnes@uva.nl / h.ronnes@rug.nl)

Referenties

Met dank aan Steffen Nijhuis en Michiel Purmer.

Hoewel de scheidslijn tussen studies naar het buitenplaatslandschap en die naar tuinen soms moeilijk te trekken valt, richt ik me in deze bijdrage primair op het landschap en laat ik het onderzoek naar de buitenplaatstuin buiten beschouwing.

H. van der Wyck, De Nederlandse buitenplaats. Aspecten van ontwikkeling, bescherming en herstel, Alphen aan den Rijn 1983, 519, 531 (gebaseerd op zijn proefschrift uit 1974).

W.J. van Tent, ‘De buitenplaatsen historisch-geografisch gezien’, in: Jaarboekje Nederlandse Kastelenstichting, z.p. 1976, 41-54.

J. Renes, ‘Kastelen in het landschap’, in: W.M.H. Hupperetz e.a. (red.), Middeleeuwse kastelen in Limburg. Verschijningsvormen van het kasteel, zijn adellijke bewoners en hun personeel, Venlo 1996, 61-76.

J. Kolen, De biografie van het landschap. Drie essays over landschap, geschiedenis en erfgoed, proefschrift, Vrije Universiteit 2005; J. Kolen, H. Renes en R. Hermans (red.), Landscape biographies. Geographical, historical and archaeological perspectives on the production and transmission of landscapes, Amsterdam 2015.

Hij deed dit heel nadrukkelijk in: H.L. Janssen, ‘Archaeology of the medieval castle in the Netherlands. Results and prospects for future research’, in: J.C. Besteman e.a. (red.), Medieval archaeology in the Netherlands, Assen 1989, 219-264 (hier geparafraseerd 256-259). Zie ook: H.L. Janssen, Het kasteel centraal. Een integrale benadering van een materieel object, Utrecht 1992, 20-21.

D. Austin, ‘The castle and the landscape. Annual lecture to the Society for Landscape Studies, May 1984’, Landscape History 6 (1984) 1, 69-81.

D. Austin, ‘Private and public. An archaeological consideration of things’, in: H. Hundsbichler e.a. (red.), Die Vielfalt der Dinge. Neue Wege zur Analyse mittelalterlicher Sachkultur. Internationaler Kongress, Krems an der Donau, 4. bis 7. Oktober 1994. Gedenkschrift in memoriam Harry Kühnel, Wenen 1998, 163-206. Tadhg O’Keeffe beargumenteerde op vergelijkbare wijze dat er net zoveel buitenplaatsen of kastelen bestaan als er toeschouwers zijn: ‘Concepts of “castle” and the construction of identity in medieval and post-medieval Ireland’, Irish Geography 34 (2001) 1, 69-88.

O.H. Creighton, Castles and landscapes. Power, community and fortification in medieval England, Londen-Oakville 2002; O.H. Creighton en R.A. Higham, ‘Castle studies and the “landscape” agenda’, Landscape History 26 (2004) 1, 5-18; O.H. Creighton, Designs upon the land. Elite landscapes of the Middle Ages, Woodbridge 2009.

M. Johnson, Behind the castle gate. From Medieval to Renaissance, Londen 2002.

H. van der Wyck, Overijsselse buitenplaatsen, Alphen aan den Rijn 1983, en Atlas Gelderse buitenplaatsen. De Veluwe, Alphen aan den Rijn 1988.

Zie bijvoorbeeld: C.M. Steenbergen e.a., De Polderatlas van Nederland. Pantheon der Lage Landen, Bussum 2009; W. Reh, C.M. Steenbergen en D. Aten, Zee van land. De droogmakerij als atlas van de Hollandse landschapsarchitectuur, Wormer 2007.

Een ander voorbeeld is de scriptie van Annerie van Daatselaar waarin zij minutieus het heerlijkheidslandschap behorend bij kasteel Doorwerth reconstrueert zoals dat bestond in verschillende periodes: A. van Daatselaar, Getekend. Perspectief op de beleving van de kasteelnederzetting op basis van landschapsbiografisch onderzoek naar de heerlijkheid Doorwerth in de periode 1601-1965, masterscriptie Rijksuniversiteit Groningen 2020.

R. van Luttervelt, De buitenplaatsen aan de Vecht, De Bilt 1943 en H. Tromp en J. Six, De Buitenplaatsen van ’s-Graveland: Een verkenning, Zeist 1975. Het proefschrift van Van Luttervelt wijkt enigszins af van de andere publicaties binnen dit genre: door buitenplaatsarchitectuur te vergelijken met de stadsarchitectuur in Amsterdam gaat deze studie nadrukkelijk verder dan een beschrijving. De inventarissen van kastelen en buitenplaatsen van verschillende provincies, zoals B. Olde Meierink (red.), Kastelen en ridderhofsteden in Utrecht, Utrecht 1995; W. Hupperetz, B. Olde Meierink en R. Rommes, Kastelen in Limburg. Burchten en landhuizen (1000-1800), Utrecht 2005, hebben eveneens een regionale benadering, al is deze gebaseerd op de huidige provinciegrenzen in plaats van historische buitenplaatszones.

B. Olde Meierink, ‘Buitenplaatslandschappen’, Kasteel & Buitenplaats 19 (2017) 58, 22-29.

E. Storm-Smeets, ‘Het ontstaan van Gelders Arcadië. Landgoederenzone van de Veluwezoom’, Gelders Erfgoed (2012) 1, 14-17 (hier geciteerd 17).

D. Spiekhout, Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht. De ontwikkeling van bisschoppelijke burchten, adellijke huizen en versterkingen in relatie tot het landschap en de samenleving in Noordoost-Nederland tussen 1050 en 1450, proefschrift, Universiteit Groningen 2020; G. Verschuure-Stuip, Welgelegen, Analyse van Hollandse buitenplaatsen in hun landschappen (1630-1730), Delft 2019.

P. van Cruyningen, Landgoederen en landschap in de Graafschap, Utrecht 2005.

M. van den Broeke, Het pryeel van Zeeland. Buitenplaatsen op Walcheren 1600-1820, Hilversum 2016. Zie ook andere studies van Van den Broeke.

P. Brusse en W. Mijnhardt (red.), Towards a new template for Dutch history. Deurbanization and the balance between town and countryside, Zwolle 2011.

Y. Kuiper, ‘Country houses and estates in Dutch urban and rural history, 1600-1900, in: J. Finch. K. Dyrmann en M. Frausing (red.), Estate landscapes in northern Europe, Aarhus 2019, 193-230. Zie ook, in voorbereiding, Gerrit van Oosteroms proefschrift Boerderij en buitenplaats in Amstellands Arcadia. De relatie tussen landbouw en vermaak op de Hollandse buitenplaats in de lange achttiende eeuw (1670-1830), Rijksuniversiteit Groningen, over deze fase waarin buitenplaatsen rondom Amsterdam weer agrarische bedrijven werden.

J.E. Abrahamse, Wegh der Weegen. Ontwerp, aanleg en ontwikkeling van de Amersfoortseweg 1647-2010, Amsterdam 2011.

P. Bijster en Th. Spek, ‘Snelwegen voor de koning. Onderzoek naar koningswegen op de Veluwe voor Willem III (1650-1702)’, Het Nederlands landschap. Tijdschrift voor landschapsgeschiedenis (2019) 3, 35-45.

H. Ronnes en M. Haverman, ‘A reappraisal of the architectural legacy of King-Stadholder William III and Queen Mary II. Taste, passion and frenzy’, The Court Historian 25 (2020) 2, 158-177.

F.A.J. Krabbendam, Sporen door landgoederen. Een nieuwe realiteit. Spoorwegen, landgoederen en landgoedeigenaren in Midden- en Oost-Nederland (1832-1917), masterscriptie Rijksuniversiteit Groningen 2020.

Het proefschrift van Willemieke Ottens (nog te verschijnen), probeert deze twee benaderingen bij elkaar te brengen. In haar studie van de landgoederen Leuvenus en de Bannink besteedt zij aandacht aan zowel politiek-maatschappelijke ontwikkelingen, als aan het fysieke buitenplaatslandschap: W. Ottens, Leuvenum en de Bannink. Landgoederen in de twintigste eeuw, proefschrift Rijksuniversiteit

Groningen.

M.K.T.M. Glaudemans, Amsterdams arcadia. De ontdekking van het achterland, Nijmegen 2000.

J. Huizinga, Nederland’s beschaving in de zeventiende eeuw, Haarlem 1941; P. Burke, Venice and Amsterdam. A Study of seventeenth-century Elites, Londen 1974; R. van der Laarse, ‘Amsterdam en Oranje. De politieke cultuur van kasteel en buitenplaats in Hollands Gouden Eeuw’, in: Y. Kuiper, B. Olde Meierink en E. Storms-Smeets (red.), Buitenplaatsen in de Gouden Eeuw. De rijkdom van het buitenleven in de Republiek, Hilversum 2015, 66-95. Y. Kuiper, ‘The rise of the country house in the Dutch Republic. Beyond Johan Huizinga’s narrative of Dutch civilisation in the 17th century’, in: J. Stobart en A. Hann (red.), Material culture and consumption, Swindon 2016, 11-23; Y. Kuiper, ‘Onderzoek naar de buitenplaats in de Gouden Eeuw. Een vogelvluchtperspectief’, in: Kuiper, Olde Meierink en Storms-Smeets 2015, 12-41.

W. Verstegen, Vrije wandeling. Het parlement, de fiscus en de bescherming van het particuliere Nederlandse Natuurschoon. De Natuurschoonwet tussen 1924 en 1995, Groningen 2017, 129.

M. Purmer, Het landschap bewaard. Landschap en erfgoed bij Natuurmonumenten, Hilversum 2018; M. Purmer, ‘Valbijl of vangnet? Natuurmonumenten, de adel en de verwerving van landgoederen en buitenplaatsen, 1905-1980’, Virtus 27 (2020), 9-32. Zie ook: E. van der

Laan-Meijer en M. Purmer, Landgoed De Braak. Twee eeuwen cultuur- en natuurbeleving, Gorredijk, 2020.

S. den Dulk, Verlangen naar groene wandelingen. De wording van het stadspark in Nederland 1600-1940, proefschrift, Universiteit van Amsterdam 2021. Martijn Noordermeer laat in zijn scriptie Het museale buiten. Over de zoektocht naar authenticiteit in het arcadische landschap rond Kasteel Groeneveld in de twintigste eeuw, masterscriptie, Rijksuniversiteit Groningen 2020, het geleidelijke proces waarin Groeneveld grotendeels wordt opgeslokt door Baarn mooi zien.

E. Storm-Smeets, ‘From elite to public landscapes. The case of the Klarenbeek estate in Arnhem, 1880-1950’, Virtus 23 (2016), 147-168.

E.A. de Jong, ‘Taking Fresh Air, 1600-1750. Walking in Holland in the Early Modern Period’, in: M. Conan (red.), Performance and appropriation. Profane rituals in gardens and landscapes, Washington 2007, 19-40. De Jong leverde ook een belangrijke bijdrage aan de analyse van de restauratie- en ontwerpgeschiedenis van buitenplaatsenlandschappen. Zie bijvoorbeeld, met C. Bertram, Landscapes of the imagination. Designing the European. Tradition of garden and landscape architecture/Landschappen van verbeelding. Ontwerpen aan de traditie van de West-Europese tuin- en landschapsarchitectuur, Rotterdam 2008, en zijn overzichten (ook met C. Bertram) van het werk van Michael van Gessel, zoals: Michael van Gessel. Landscape architect, Rotterdam 2008, en ‘Natuurlijke Verwantschap. Over tuin- en landschapsarchitectuur’, in: I. Baan e.a. (red.), Perspectief. Maakbare geschiedenis, Rotterdam 2007, 18-46.

In De Jongs werk lijkt Donna Haraway met haar kritiek op de veronderstelde binaire oppositie tussen natuur en cultuur nooit ver weg.

De Jong 2007 (noot 34), 34-36. Ook Ben Olde Meierink wijst op de aandacht in de achttiende eeuw voor buitenplaatsbiotopen in prentwerken, gravures en arcadia’s: Olde Meierink 2017 (noot 16), 26-27.

D. Koren, ‘Een eeuwenlange strijd tegen droogte en teloorgang. Uiteenlopende waarden en betekenissen van het Curaçaose plantagelandschap, Tijdschrift voor Historische Geografie 5 (2020) 3, 131-151; D. Koren, ‘Slavernijverleden werpt schaduw vooruit. Werelderfgoedstatus voor plantagesysteem West-Curaçao?’, Tijdschrift voor Historische Geografie 5 (2020) 3, 152-168.

S. Nijhuis, ‘Landschappelijke authenticiteit. Het landschap als levend systeem, geschiedenis en ruimtelijke beleving’, Bulletin KNOB 119 (2020) 4, 32-37; S. Nijhuis, ‘GIS -based landscape design research. Stourhead landscape garden as a case study’, Architecture and the built environment (2015) 13; S. Nijhuis, P. Thissen, E. Storms-Smeets, Resilient estate landscapes Gelderland. Past – present – future (nog te verschijnen), 2021.

F. Hoebens en Th. Oberndorff (red.), Kasteel en landschap in Limburg, Utrecht 2013.

Zie bijvoorbeeld: R. van Immerseel en P. Verhoeff, Statig Beetsterzwaag. Parklandschap rond een Fries dorp, Utrecht 2016; Y. Kuiper, Dekema State Jelsum. Biografie van een landgoed, Gorredijk 2020; H. Ronnes, ‘The quiet authors of an early modern palatial landscape. Transformation without reconstruction at King William’s Het Loo’, in: Kolen, Renes en Hermans 2015 (noot 6), 205-233.

Johnson 2002 (noot 11), 3.

Gepubliceerd

2021-12-19

Citeerhulp

Ronnes, H. (2021). Nederlands onderzoek naar de buitenplaats en het landschap: Stand van wetenschap en vooruitblik. Bulletin KNOB, 120(4), 24–32. https://doi.org/10.48003/knob.120.2021.4.729

Nummer

Sectie

Artikelen

##plugins.generic.plaudit.displayName##