Naar een architectuur van vereenvoudiging?

Victor Horta’s lezingen over Amerikaanse architectuur in de jaren twintig

Auteurs

  • Tom Packet
  • Caterina Verdickt
  • Lara Schrijver

DOI:

https://doi.org/10.48003/knob.122.2023.2.783

##submission.downloads##

Samenvatting

De Belgische architect Victor Horta (1861-1947) verbleef het grootste deel van de Eerste Wereldoorlog in de Verenigde Staten. Gedurende drie jaar, van december 1915 tot januari 1919, onderzocht hij daar hoe de Amerikaanse wolkenkrabbers, gestandaardiseerde woningen en ingenieuze stedenbouw als model konden dienen voor een modern, naoorlogs België.

In zijn memoires was Horta echter erg summier over zijn bespreking van de Amerikaanse architectuur, en de mogelijkse invloed die zijn reis heeft gehad op zijn naoorlogs werk. Dit artikel onderzoekt daarom voor de eerste keer de verschillende lezingen die Horta in de jaren twintig over het onderwerp heeft gegeven. Horta’s voordrachten laten namelijk goed zien hoe hij de Amerikaanse architectuur begon te zien als een model voor de toekomst. Serieproductie, standaardisatie en schaalvergroting werkten in de Amerikaanse architectuurpraktijk een vereenvoudiging van ontwerp in de hand – een oplossing die Horta ook voorstelde in het door de oorlog geruïneerde België.

Om dit te illustreren beschrijven de auteurs in dit artikel hoe Horta’s klassiekere vormentaal van de jaren twintig, zoals zichtbaar in zijn paviljoen voor de Exposition internationale des Arts décoratifs et industriels modernes uit 1925, verwant was aan de architectuur in de Verenigde Staten. Het toont daarnaast aan hoe Horta een belangrijke rol heeft gespeeld in het propageren van de Amerikaanse architectuur in België, en ook een pioniersrol heeft gespeeld in de introductie van enkele van haar voornaamste principes, zoals hoogbouw.

Biografieën auteurs

Tom Packet

T. Packet MA studeerde Kunstwetenschappen en Archeologie aan de Vrije Universiteit Brussel (VUB), waar hij een masterproef schreef over het verblijf van Victor Horta in de Verenigde Staten van 1915 tot 1919. Momenteel werkt hij aan de VUB aan een doctoraat over Belgisch-Amerikaanse architecturale uitwisseling tijdens het interbellum.

Caterina Verdickt

Dr. C. Verdickt schreef haar masterproef over Belgische kunstenaars in Groot-Brittannië tijdens de Eerste Wereldoorlog en promoveerde op The Realm of Silence. Consequences of the artistic migration towards Great Britain during the Great War on post war Belgian interior design. Zij is hoofd collectie bij het Vlaams Architectuurinstituut en was co-curator van de tentoonstelling ‘Kunst in ballingschap. Vlaanderen, Wales en de Eerste Wereldoorlog’ (2002).

Lara Schrijver

Prof. dr. ir. L. Schrijver is hoogleraar architectuurtheorie aan de faculteit Ontwerpwetenschappen van de Universiteit Antwerpen. Ze is tevens redactielid van het Bulletin KNOB. Haar meest recente boek gaat over het werk van Ungers en Koolhaas in de jaren zeventig.

De auteurs droegen het volgende aan dit artikel bij. Tom Packet: idee-ontwikkeling, dataverzameling, archiefonderzoek Horta en schrijven; Caterina Verdickt: idee-ontwikkeling en -bijsturing, dataverzameling, context van kennismigratie begin twintigste eeuw en redactie; Lara Schrijver: idee-ontwikkeling en -bijsturing, architectuurtheoretische context Verenigde Staten en redactie.

Referenties

A. Jackson, ‘Orient and Occident’, in: P. Greenhalgh (red.), Art Nouveau, 1890-1914, Londen 2000, 101-113; P. Greenhalgh, ‘Le Style Anglais. English Roots of the New Art’, in: P. Greenhalgh (red.), Art Nouveau, 1890-1914, Londen 2000, 127-145; A. Van Loo, ‘Het ontstaan van de art nouveau 1890-1914’, in: A. Van Lo (red.), Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, Antwerpen 2003, 33-39.

Voor een bespreking van linken tussen het werk van Horta en Eugène Violletle- Duc: A. Cools en R. Vandendaele, Les croisades de Victor Horta, Brussel [1985], 8, 16-17; D. Dernie en A. Carew- Cox, Victor Horta, Londen 1995, 15-17; F. Aubry, Horta ou la passion de l’architecture, Gent 2005, 142-143.

F. Strauven, ‘Victor Horta’, in: Nationaal Biografisch Woordenboek, XXI, Brussel 2014, 487-489.

Y. Oostens-Wittamer, Horta en Amérique: décembre 1915-janvier 1919, Hamburg/Brussel 1986; T. Packet, Horta in Amerika. Het verblijf van Victor Horta in de Verenigde Staten van 1915 tot 1919, Brussel 2021.

C. Verdickt, The realm of silence. Consequences for the Belgian artistic migration towards Great Britain during the Great War on post war Belgian interior design, Antwerpen 2018; P. Uyttenhove, ‘The Garden City education of Belgian planners around the First World War’, Planning Perspectives 5 (1990) 3, 271-283.

D. Albrecht, Designing dreams. Modern architecture in the movies, Santa Monica (CA) 2000; D.T. Rodgers, Atlantic crossings. Social politics in a progressive age, Cambridge (MA) 1998.

F. Asselbergs (red.), Americana. Nederlandse architectuur 1880-1930, Amsterdam 1975; N. Stieber, ‘Learning from “Mendicant America”. H.P. Berlage’s encounter with the American city’, in: M. Pollak, The education of the architect. Historiography, urbanism, and the growth of architectural knowledge, Cambridge (MA) 1997, 197-323; J. Reichardt, ‘Reis door een land vol wonderen. Architect Willem Marinus Dudok op lezingentournee door Amerika, 19 september-18 december 1953’, Bulletin KNOB 118 (2019) 4, 1-19; H. van Bergeijk, (red.), Amerikaanse dromen. Frank Lloyd Wright en Nederland, Rotterdam 2008; E. Veldman, ‘Van ontmoeting tot interpretatie. Amerika, Berlage en Frank Lloyd Wright’, masterscriptie, Universiteit Utrecht 2014; M. van Stralen, ‘Kindred spirits. Holland, Wright, and Wijdeveld’, in: A. Alofsin (red.), Frank Lloyd Wright. Europe and Beyond, Berkeley (CA), 1999, 45-65.

Zoals opgemerkt in: F. Aubry, J. Vandenbreeden en F. Vanlaethem, Art nouveau, art deco & modernisme, Tielt 2006, 346: ‘Werd de aantrekkingskracht van de Verenigde Staten bestudeerd voor Frankrijk, Duitsland en Rusland, dan geschiedde dit voor België nog niet.’

C. Dulière en V. Horta, M.moires, Brussel 1985.

C. Conrardy, ‘Victor Horta’, Le Document 3 (1925) 34, 119: ‘Notons pourtant que le maître qui séjourna en Amérique durant la grande guerre, […], est devenu un amateur fervent des architectes de là-bas.’

Packet 2021 (noot 4), 186-192. Het manuscript van deze lezing: Archieven van het Hortamuseum (HM), Texte d’une conférence donné en Belgique sur le city planning.

Le Vingti.me Siécle, 7 maart 1920, 1; La Gazette de Charleroi, 8 maart 1920, 1; zie ook het samenvattende manuscript: HM, XVII.21, Conférence Académie de Belgique, 4 mars 1920. Het bulletin van de Koninklijke Academie maakt wel melding van de lezing, maar geeft geen uitgebreid verslag: Académie royale de Belgique, Bulletin de la Classe des Beaux-Arts 1920, nr. 1-3, 17.

Een officieel verslag van de lezing verscheen in: L’Indépendance Belge, 22 april 1920, 1. Een identiek verslag verscheen ook als: ‘L’architecture du Skyscraper américain’, Bulletin de la Société belge des Ingénieurs et des Industriels 1 (1920) 3, 162-164.

HM, XXV.4, Causeries de Horta concernant les gratte-ciel au point de vue monumental et urbain, 1930. Het gaat om een uitgetypte versie van Horta’s discours. Zijn voorbereidend manuscript voor die dag bevindt zich in: HM, XVII.10, Notes sur les immeubles à étages.

Zie de individuele onderdelen in Horta’s memoires: Dulière en Hortam 1985 (noot 9), 127-138; en de bijkomende analyse ervan in: Oostens-Wittamer 1986 (noot 4), 4-5, 52-124; Packet 2021 (noot 4), 130-161.

Hij doet dat in 1917 tijdens een interview: ‘Arts should not be separated, says Belgian architect’, The New York Times, 4 maart 1917, 4.

Bulletin de la Société belge des Ingénieurs et des Industriels 1 (1920) 3, 162; maar ook tijdens een interview met The Salt Lake Herald-Republican, 4 september 1918, 10: ‘He says we have looked too much to Europe for inspiration […] and that if we become distinctively American we will go further in our arts than Europe has.’ Horta weet dit gebrek aan trots aan het feit dat veel Amerikaanse architecten in Europa hadden gestudeerd (en zich dus spiegelden aan Europese denkbeelden), zie: Oostens-Wittamer 1986 (noot 4), 83-84.

Horta’s perceptie van de Verenigde Staten sluit aan bij de bredere Europese beeldvorming over Amerika: W. Wagner, ‘The Europeans’ image of America’, in: K. Kaiser en H.-P. Schwarz (red.), America and Western Europe. Problems and prospects, Lexington 1979, 19-32.

Hij plaatst het ‘moderne Amerika’ zo vaak tegenover een ‘pittoresk Europa’, zie: Oostens-Wittamer 1986 (noot 4), 84; L’Indépendance belge, 22 april 1920, 1.

Die perceptie is vooral ontstaan na de tentoonstelling ‘Horta en Amérique’, die in 2017 liep in het Brusselse Autriquehuis; zie bijvoorbeeld: ‘Vreselijk, al die skyscrapers. Expo belicht Horta’s Amerikaanse jaren’, De Standaard, 9 februari 2017.

Bovenstaande elementen komen het sterkst tot uiting in Horta’s eerste lezing ‘Ce que les villes américaines nous enseignent’, zoals opgepikt door: De Schelde, 28 november 1919, 2; Het Laatste Nieuws, 28 november 1919, 3; L’Etoile belge, 28 november 1919, 3; De Nieuwe Gazet, 29 november 1919, 1; La Meuse, 22 mei 1920, 2. Zie ook het originele manuscript: HM, Texte d’une conférence donné en Belgique sur le city planning.

Dulière en Horta 1985 (noot 9), 128-129. Ook in 1930 ging hij hierop in: HM, XXV.4, ‘Causeries de Horta concernant les gratte-ciel’, 13.

Horta heeft het onder andere over State Planning Conferences (op Staatsniveau) en Interurban Conferences (op intercommunaal niveau): HM, Texte d’une conférence donné. En Belgique sur le city planning; getranscribeerd in: Oostens-Wittamer 1986 (noot 4), 90-91.

HM, XXV.4, Causeries de Horta concernant les gratte-ciel 1930 (noot 14), 12, 14.

HM, XXV.4, Causeries de Horta concernant les gratte-ciel, 1930 (noot 14), 9-11.

P. Saliga (red.), The sky’s the limit. A Century of Chicago Skyscrapers, New York 1990, 60.

Horta’s opvatting over wolkenkrabbers als ‘kubistische massa’s’ werd opgepikt door: L’Indépendance belge, 22 april 1920, 1: ‘Mais c’est Chicago qui construisit les premiers gratte-ciel lesquels n’avaient pas plus de vingt étages. Véritables masses cubiques, ils n’avaient pas de silhouettes; chaque étage a la même hauteur, chaque fenêtre est pareille […].’ Zie ook: Dulière en Horta 1985 (noot 9), 129-130; Oostens-Wittamer 1986 (noot 4), 85: ‘[…] aussitôt que les bâtiments changeaient de dimensions et sous les lois de la nécessité montaient à des hauteurs vertigineuses et s’étendaient sur des surfaces considérables les mêmes architectes ont dû abandonner toute notre ornementation etc…’

Sullivan beschreef in 1892 in zijn traktaat Ornament in architecture hoe gebouwen vooral uitdrukking vonden via massa en proportie en minder via ornament (‘ornament is an intellectual luxury, not a necessity’): H.-W. Kruft, A history of architectural theory. From Vitruvius to the present, New York 1994, 358-359.

HM, XXV.4, Causeries de Horta concernant les gratte-ciel, 1930 (noot 14), 6-7: ‘Comme vous le voyez, la tour s’élève au-dessus de cet énorme cube, et vous vous rendez compte du superbe effet architectural par rapport au premier sky-scraper de Chicago.’ Om dit punt te sterken, toonde Horta in 1920 het Singer Building naast het ‘blokvormige’ Equitable Building (1915), zie dia 22 en 23 in: HM, XVII.21, Notes sur l’architecture américaine.

Horta vertelde bijvoorbeeld dat dagelijks wel 30.000 passanten het Woolworth bezochten, dat er wekelijks 5.000 ramen gekuist moesten worden, dat Cass Gilbert had beschikt over een onbeperkt budget en dat men er in de restaurants vaak gratis kon consumeren wanneer men er een gekend gezicht was. Zie: HM, XXV4, Causeries de Horta concernant les gratte-ciel, 1930 (noot 14), 8-10. Op 31 januari 1916 had Cass Gilbert Horta uitgenodigd voor een diner in Manhattan, zie: Packet 2021 (noot 4), 141.

HM, XXV4, Causeries de Horta concernant les gratte-ciel, 1930 (noot 14), 8-10, 13. Over neogotische Amerikaanse architectuur, zie: C. Loth en J.T. Sadler, The only proper style. Gothic architecture in America, Boston-New York 1975; L.A. Reilly en K. D. Murphy (red.), Skyscraper gothic. Medieval style and modernist buildings, Baltimore 2017.

HM, XXV4, Causeries de Horta concernant les gratte-ciel, 1930 (noot 14), 16.

Felixarchief Antwerpen, ‘Finaal verslag van de voorbereidende commissie voor de verbreding van de Meirbrug’, 14 december 1928, 3: ‘[…] het gebouw hetwelk de Schoenmarkt gaat beheersen ook door zijn vorm eigenlijk het hele architectonische aspect van de Meir in gunstige zin. zal beïnvloeden omdat juist een hoogte-accent aan het einde van een grote verkeersweg stedenbouwkundig van grote waarde is.’

D. Van de Vijver, ‘Hygiene in Belgian architecture. The case of Victor Horta’, in: R. Carvais e.a. (red.), Nuts & bolts of construction history. Culture, technology and society, Parijs 2012, 327-328.

V. Horta, Le sky-scraper. Esquisse de rapport, Brussel 1930, 6.

Horta bracht dit terug naar de Amerikaanse pioniersperiode waarbij onontgonnen stukken land of nieuwe Staten werden opgedeeld in simpele blokvormige percelen: HM, Texte d’une conférence donné en Belgique sur le city planning, pagina A (verso) & B (recto): ‘Le carré devint la forme logique et rationnelle, petit à petit il domina les moeurs, comme dans les nôtres c’est le triangle qui domine’; hij verwijst later in het manuscript ook naar het plan van Philadelphia, één van de eerste Amerikaanse steden die in 1682 door William Penn werden ontwikkeld volgens een strak dambordpatroon.

L. Van der Swaelmen, ‘Les deux “pôles” de l’urbanisme’, La Cit. 2 (1921) 4, 86.

Kruft 1994 (noot 28), 352.

Kruft 1994 (noot 28), 347-353.

Oostens-Wittamer 1986 (noot 4), 84.

Oostens-Wittamer 1986 (noot 4), 85-86.

De Schelde, 28 november 1919, 2; L’Indépendance belge, 22 april 1920, 1.

Over Horta’s contact met Thomas Hastings: Packet 2021 (noot 4), 134-136, 192; over Thomas Hastings en de Panama-Pacific International Exposition: M.A. Hewitt (red.), Carrére & Hastings Architects, New York 2006, 229-232;Horta’s impressies van de tentoonstelling in zijn memoires: Dulière en Horta 1985 (noot 9), 137; zijn vermelding van de Tower of Jewels: HM, XVII.21, L’architecture américaine, 2.

S. Pierron en V. Horta, ‘L’architecture de demain. Les idées de Victor Horta’, Le Home (1920), 2, 5; Oostens-Wittamer 1986 (noot 4), 86; Dulière en Horta 1985 (noot 9), 135-136, 138-139. Zie ook: L’Indépendance belge, 22 april 1920, 1: ‘Le skyscraper est un grand squelette en fer: il est dû à l’ingénieur, qui impose sa conception à l’architecte; et le maçon, le menuisier habillent cette armature métallique. La division du travail permet d’aller vite, […].’

‘Maisons économiques en béton’, Revue du B.ton Arm. 4 (1922) 8-9, 605.

Pierron en Horta 1920 (noot 44), 2, 5. Zie ook de besprekingen van het interview in: F. Strauven, ‘De Koninck and the legacy of Horta. From the Hotel Dubois to the Dotremont House’, in: M. Culot e.a., Louis Herman De Koninck. Architecte des années modernes, Brussel 1989, 103-104; Aubry 2005 (noot 2), 103-104.

Le Soir, 2 april 1913, 1; L’Indépendance belge, 4 april 1913, 2; 14 april 1913, 2; 21 april 1913, 3.

F. Aubry, ‘Het oeuvre van Victor Horta in het interbellum’, in: W. Adriaenssens e.a., Art deco architectuur Brussel 1920-1930, Brussel 1996, 99-102; F. Strauven, ‘Van art nouveau tot art deco’, in: F. Aubry en J. Vandenbreeden (red.), Horta. Van art nouveau tot modernisme, Gent 1996, 209-224.

W. Adriaenssens, ‘Een studie van de Belgische bijdrage aan de Exposition internationale des arts décoratifs et industriels modernes de Paris, 1925’, masterscriptie, Vrije Universiteit Brussel, 1997, 70-71.

Horta tekende ze waarschijnlijk voor 23 april 1924 (de datum van zijn aanstelling als hoofdarchitect van het Belgisch paviljoen), zie: Adriaenssens 1997 (noot 49), 69, 71-73, 79.

Adriaenssens 1997 (noot 49), 72.

Pierron en Horta 1920 (noot 44), 5.

S. Pierron, ‘Victor Horta’, Savoir et Beaut. 4 (1924) 7, 193; Conrardy 1925 (noot 10), 119; C. Conrardy, ‘Le Pavillon d’honneur de la Belgique’, La Cit. 5 (1926) 11, 207-209; Fonclause, ‘Le Pavillon de la Belgique’, La Construction modern 41 (1926) 22, 255.

Horta reflecteert vooral over de rol van beeldhouwkunst en (handgemaakte) ornamenten in de toekomstige architectuur ‘voor de massa’: Oostens- Wittamer 1986 (noot 4), 84-85.

Horta was ontevreden over de friezen van Pieter Braecke. Het monumentale beeld van Marcel Wolfers liet hij enkele dagen na de opening van het paviljoen van de toren verwijderen; zie: Adriaenssens 1997 (noot 49), 85-86, 89; en: Aubry 1996 (noot 48), 103-104.

Pierron 1924 (noot 53), 195-196, L. Hautecoeur, ‘Les Pavillons étrangers à l’Exposition des Arts décoratifs’, Architecture 38 (1925) 15, 217-218.

Verdickt 2018 (noot 5), 185; J. Vandenbreeden, ‘Art Deco’, in: Aubry 2006 (noot 8), 260. Over Horta’s passage in Chicago: Packet 2021 (noot 4), 168-169.

Al in 1920 stelt hij in dat opzicht: ‘On peut naturellement cacher [le fer et le béton] sous n’importe quel vêtement; mais l’oeil et la raison ne seront satisfaits que le jour où ces matériaux révèleront à l’observateur l’architecture qui leur est intimement et logiquement appropriée.’ Hij zag hier later van af wegens mankementen in de uitvoering, waardoor het materiaal verdween onder een dun laagje pleisterwerk.

J. Vandenbreeden, ‘Het Paleis voor Schone Kunsten. Naar een stedenbouwkundige architectuur’, in: Aubry 1996 (noot 48), 164, 167, eindnoot 37. Voor meldingen van ‘Maya’ of ‘Azteekse’ invloeden in de façade van het Paleis voor Schone Kunsten en Horta’s paviljoen uit 1925: S. Jacobs, ‘Le Palais des Beaux-Arts de Victor Horta’, in: A. Hustache, S. Jacobs en F. Boenders, Victor Horta. Le Palais des Beaux-Arts de Bruxelles, Brussel 1996, 47-50; F. Borsi en P. Portoghesi, Victor Horta, Brussel 1970, 96.

Aubry 1996 (noot 48), 100-101. Aubry merkt terecht op dat Horta in zijn reisnota’s geen melding maakt van Frank Lloyd Wright.

C. Conrardy, ‘L’architecture américaine’, La Cit. 3 (1922) 7, 143-144, 146.

L’Etoile belge 13 oktober 1919, 2.

Horta’s houding doet daarmee denken aan de mening van de kunstcriticus Hippolyte Fierens-Gevaert, die al in 1913 stelde dat ‘de werkelijk begaafde modernisten respect hadden voor de oude meesters’; zie: Verdickt 2018 (noot 5), 29.

Gepubliceerd

2023-06-15

Citeerhulp

Packet, T., Verdickt, C., & Schrijver, L. (2023). Naar een architectuur van vereenvoudiging? Victor Horta’s lezingen over Amerikaanse architectuur in de jaren twintig . Bulletin KNOB, 122(2), 20–35. https://doi.org/10.48003/knob.122.2023.2.783

Nummer

Sectie

Artikelen

##plugins.generic.plaudit.displayName##