Het bedrijfsterrein als paspoort
Fotocollecties van twee Belgische naoorlogse aannemers doorgelicht
DOI:
https://doi.org/10.48003/knob.122.2023.3.791##submission.downloads##
Samenvatting
Binnen verschillende academische disciplines die zich op de (historische) bouwpraktijk richten, groeit de aandacht voor aannemers en hun medewerkers. Anders dan binnen de klassieke architectuurhistorische benadering worden hun aandeel en hun zeggenschap steeds vaker voorwerp van onderzoek. Na de Tweede Wereldoorlog werd het werkterrein van de aannemer gaandeweg gekenmerkt door productiviteit, specialisatie en industrialisatie, wat het professionele karakter van deze nijverheidstak grondig wijzigde. Maatschappelijke evoluties en de heersende idee van een allesomvattende welvaartstaat brachten van boven- en van onderaf veranderingen teweeg in deze traditioneel sterk conjunctuurgevoelige sector. In die context rees de diversiteit in de aannemerswereld, waarbij hun profiel en identiteit vandaag echter vaak ongekend blijven. Daarnaast hebben aannemers en hun medewerkers, in tegenstelling tot bijvoorbeeld architecten, doorgaans minder informatief en vaak fragmentair bronnenmateriaal nagelaten.
Dit artikel probeert het potentieel van alternatief bronnenmateriaal aan te tonen door via een analyse van bedrijfsfoto’s het profiel en de identiteit van twee Belgische naoorlogse aannemers te doorgronden. Aannemers Van Coillie uit Oostende (1919-1976) en Van Laere uit Kruibeke (1938-1989) creëerden tijdens hun bestaan twee aanzienlijke fotocollecties, die recent door het Vlaams Architectuurinstituut (VAi) zijn ontsloten. Hierbij gaat specifiek aandacht uit naar een serie foto’s uit de jaren zestig en zeventig die de hoofdvestigingen van de bedrijven in beeld brengen. Deze bedrijfsterreinen en -gebouwen vormden het hart van de ondernemingen, die via een pragmatische of strategische inrichting hun profiel en identiteit weerspiegelden. In dit artikel worden de geselecteerde foto’s getoetst aan informatie die is ingewonnen uit een serie diepte-interviews met oud-medewerkers, om ze binnen hun specifieke historische context te kaderen.
De analyse beslaat twee onderdelen, waarvan het eerste deel zich richt op het terrein, de bedrijfsarchitectuur en de inplanting. Dit geeft niet enkel informatie prijs over de omvang en de organisatie van de bouwfirma’s, maar ook over de bedrijfsstrategie en het professionele profiel. Via deze factoren probeerden ze bijvoorbeeld een sterke positie te creëren binnen de bouwpraktijk en zo hun naam te bestendigen. Het tweede deel analyseert enkele interieurs van het in 1961 opgetrokken Van Laere-hoofdkantoor. Een gelaagde visuele observatie toont aan hoe deze ruimtes onder meer de interne organisatie en de hiërarchische structuur uitademden en hoe Van Laere zich als bedrijf zowel intern als extern profileerde. De beelden maken eveneens duidelijk hoe er zich een organisatiecultuur en een geheel van waarden en normen ontwikkelden, die de bedrijfsidentiteit vormgaven. De bedrijfsleiding, de interne organisatie en het sociaal en lokaal netwerk waarin de firma’s waren ingebed, hadden bijgevolg een grote invloed op de plaats die ze als individuele actoren binnen de bouwpraktijk innamen. De voornaamste bevinding die uit deze twee benaderingen volgt, is de grote diversiteit die deze naoorlogse bouwactoren kenmerkt. Een kritische en biografische schets op vlak van activiteiten, profiel en identiteit is daarom noodzakelijk als vertrekpunt voor de ontleding van hun positie en de rol binnen de (inter)nationale naoorlogse bouwpraktijk. De analyses tonen hoe het fotomateriaal een rijke bron kan zijn om deze schets op te zetten.
Referenties
B. Latour en A. Yaneva, ‘Give Me a Gun and I Will Make All Buildings Move. An ANT’s View of Architecture’, Ardeth 8 (2017) 1, 107.
Zie onder meer de these van Antoine Picon, die erop wees dat de praktijk van het bouwen niet enkel een technische constructie is maar ook een sociale constructie, wat invloedrijk was binnen het onderzoeksveld: A. Picon, ‘Construction history. Between technological and cultural history’, Construction History 21 (2006), 5-19.
P. Lombaerde, Bouwen is leven, leven is bouwen, Brussel 1996, 8-147.
Zie bijvoorbeeld het werk van Christine Wall over de veranderende verhoudingen tussen ontwerpers en uitvoerders in de Britse naoorlogse context: C. Wall, An architecture of parts. Architects, building workers and industrialisation in Britain 1940-1970, Londen/New York 2013.
J. Angillis, S. Van de Voorde en I. Bertels, ‘Building a profile? Belgian general contractor Van Coillie and its construction activities in the 1960s’, in: J. Campbell (red.) Studies in Construction History. The Proceedings of the Tenth Annual Conference of the Construction History Society, Cambridge 2023.
S. De Caigny, E. Buyst en C. Vancoppenolle, ‘Heuristiek en methode. De (on)mogelijkheid van bedrijfsgeschiedenis in België, 19de-20ste eeuw’, Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis 33 (2003) 3-4, 319-356.
J. Dobbels, ‘Aannemersarchieven onder de loep. Analyse van de bruikbaarheid voor de erfgoedsector’, M&L. Monumenten, Landschappen en Archeologie 38 (2020) 1, 4-26.
C. Wall, ‘Recording the “building world”. How oral history transforms construction history’, in: J. Campbell e.a., The First Construction History Society Conference & Annual General Meeting, Cambridge 2014, 435-444.
Zie in verband met Oral History bijvoorbeeld: J. Gosseye, N. Stead en D. Van der Plaat (red.), Speaking of buildings. Oral history in architectural research, New York 2019. Zie in verband met visuele analyse bijvoorbeeld: M. Chrimes, Civil engineering, 1839-1889. A photographic history, New Hampshire 1992; G. Delhumeau (red.), Le béton en représentation. La mémoire photographique de l’entreprise Hennebique, 1890-1930, Parijs 1993; A. Presland, Picturing Construction, Constructing Identities. The Photographic Archive of John Laing & Son Ltd (doctoraatsthesis), Londen 2023.
J. Paskins, ‘Constructing Work. Politics, society and architectural history on the Paris building site’, in: D.J. Sage en C. Vitry (red.), Societies under construction. Geographies, sociologies and histories of building, Cham 2018, 105.
Pvba Van Coillie was in 1976 genoodzaakt het faillissement aan te vragen na een jarenlang dispuut met de Belgische fiscus. NV Van Laere werd in 1989 overgenomen door Groep Ackermans & van Haaren. Momenteel is Van Laere ondergebracht bij het AvH-dochterbedrijf CFE Contracting. Kort na de overname in 1989 verlieten vrijwel alle Van Laere-familieleden het bedrijf.
Vlaams Architectuurinstituut, Archief Van Coillie, V.R. en J., ref. BE/653717/0123-VC; Vlaams Architectuurinstituut, Beeldarchief van bouwbedrijf Van Laere, ref. BE/653717/0189-VLA; zie ook: J. Angillis ‘The post-war construction site in photographs. The photographic collection of the Belgian contractor firm Van Laere (°1938)’, in: J. Mascarenhas-Mateus (red.), History of construction cultures, Leiden 2021, 447- 457.
P. Burke, Eyewitnessing. The uses of images as historical evidence, New York 2008, 14-15.
G. Rose, Visual methodologies. An introduction to researching with visual materials, Londen 2016.
S. Van de Voorde en R. Devos, ‘Business-card buildings. Corporate architecture and promotional strategies in buildings and projects for Eternit in Belgium (1955–75)’, in I. Wouters e.a. (red.), Building Knowledge, Constructing Histories, 2 vols., Londen 2018; L. Raaffels e.a., ‘Visitekaartjes in steen, hout en beton. De eigen woning van de architect als commercieel instrument’, Bulletin KNOB 119 (2020) 2, 1-22.
Van de Voorde en Devos 2018 (noot 15), 1308-9.
A. Thomas, ‘Women, work and the office’, in: M. Bovens (red.), De toekomst van het (samen) werken. Advies over de kantoorportefeuille van de rijksoverheid, [Den Haag] 2022, 28-31.
F. Le Cam, ‘Photographs of newsrooms. From the printing house to open space offices. Analyzing the transformation of workspaces and information production’, Journalism 16 (2015) 1, 134-152.
J. Van Coillie, De zaak Van Coillie. Een schitterende Fiscale Blunder, Tielt 1998, 1-43.
H. Beyers, ‘Bezoek aan Algemene aannemingen “Van Laere” p.v.b.a.’, Interimkantoor voor de 3e leeftijd, april 1974.
J. Dobbels, Building a profession. A history of general contractors in Belgium (1870-1970), Brussel 2022.
De ‘I’ in IPAN stond voor de schrijnwerkerij August Ingelbrecht & Cie., die in 1955 samen met haar 25 werknemers door Van Coillie werd overgenomen. ‘PAN’ was een verwijzing naar hun eigen wand- en moduleplafondsysteem bestaande uit metalen profielen en panelen.
J. Van Coillie, nakomeling bedrijfsleider Victor Van Coillie, geïnterviewd door auteur, 15 december 2022.
L. De Visch, schrijnwerker en medewerker IPAN, geïnterviewd door auteur, 13 februari 2023.
J. Van Coillie, ‘De Bedrijfsleiding aan het woord: IPAN’, De Schakel 1 (1962) 3.
J. Van Coillie 1998 (noot 19), 22.
‘Le vitrage abondant dans la partie basse des façades permet aux ouvriers de s’inspirer de la beauté du paysage environnant, pendant l’exécution de leur tâche journalière.’ W. Bresseleers, ‘Usine Ipan à Stene/Ostende’, Architecture 62 46 (1962), 179-80.
J. Van Coillie 1998 (noot 19), 22.
PVBA Van Coillie, Bouwbedrijf Van Coillie, 50 jaar bouwen – dynamisch en merkwaardig, Oostende 1969, 10.
H. Van Laere, aandeelhouder en werfleider, geïnterviewd door auteur, 1 oktober 2020; H. Van Laere, aandeelhouder en werfleider, geïnterviewd door auteur, 3 november 2020.
R. Gyselinck, archivaris Van Laere, geïnterviewd door auteur, 15 februari 2022.
Van Coillie 15 december 2022 (noot 23); G. Welvaert, secretaresse Van Coillie, geïnterviewd door auteur, 19 december 2022; Gyselinck 15 februari 2022 (noot 31).
Bresseleers 1962 (noot 27), 180.
Zie onder andere: M. Versichelen, Verlaten beroepen? Oorzaken en achtergronden van het aanhoudend tekort aan arbeidskrachten in de bouwnijverheid, Gent 1969.
Gyselinck 15 februari 2022 (noot 31).
L. Anné, schrijnwerker Van Laere, geïnterviewd door auteur, 12 januari 2022.
E. Edwards en J. Hart (red.), Photographs objects histories. On the materiality of images, London en New York 2004.
Gyselinck 15 februari 2022 (noot 31).
A. Blombäck en O. Brunninge, ‘Corporate Identity Manifested through Historical References’, Corporate Communications. An International Journal 14 (2009) 4, 410-411.
E. Gutheny en J. Brad, ‘CEO Portraits and the Authenticity Paradox’, Journal of Management Studies 42 (2005), 1057-1058.
Blombäck en Brunninge 2009 (noot 39), 410.
Van Laere 1 oktober 2020 (noot 30); Van Laere 3 november 2020 (noot 30).
W. Gibb Dyer, ‘Culture and continuity in family firms’, Family Business Review 1 (1988) 1, 18-20.
Gyselinck 15 februari 2022 (noot 31).
A. Monjaret, ‘Les bureaux ne sont pas seulement des espaces de travail…’, Communication et organisation, 21 (2002), 5.
Gepubliceerd
Citeerhulp
Nummer
Sectie
Artikelen
Licentie
Copyright (c) 2023 Jelle Angillis
Dit werk wordt verdeeld onder een Naamsvermelding 4.0 Internationaal licentie.