Soestdijk, een vorstelijk decor

Auteurs

  • Corjan van der Peet Government Buildings Agency

DOI:

https://doi.org/10.7480/knob.109.2010.5.235

##submission.downloads##

Samenvatting

Until 2004 Soestdijk Palace was one of the residences of the Oranje-Nassau family. Although the building appeals to one's imagination, until recently no profound research into the complex and its furnishing was carried out. Recently much new information has become available. This article gives a broad outline of the history and character of the palace, notably of the main building. The foundation of the country house in the 17th century was the work of the Amsterdam patrician family De Graeff. Possibly, the remains of the then built house are still to be found in the heart of the palace. Stadtholder William III bought the complex in 1673 and made it his Utrecht residence. It was an average-sized yet rich house, with beautiful gardens and hunting grounds. The architect was Maurits Post. In 1795 the complex became government property, after the expulsion of Prince William V. Louis Napoleon had it modernized and slightly extended; in 1815 William II received it as a present from the Government, including an extension and total transformation of the old house and gardens (architect Jan de Greef, landscape designer J.D. Zocher). Around 1900 a large modernization followed (architect, amongst others, Lucas Eberson). In the 1930s architects De Bie Leuvelink Tjeenk and A.J. van der Steur realized a completely new house for Princess Juliana and her husband Prince Bernard to the right of the old corps de logis, within the original building lines, which was also special because of the high quality of the movable furniture that had also been given as a present. In 2004 Prince and Princess died. Since then the Government Buildings Agency have been looking for a new function for the complex.

Biografie auteur

Corjan van der Peet, Government Buildings Agency

Drs. Corjan van der Peet studeerde van 1978-1984 kunstgeschiedenis aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Sinds 1985 is hij als adviseur monumenten verbonden aan het Bureau, nu Atelier van de Rijksbouwmeester in Den Haag (Rijksgebouwendienst). Hij publiceerde onder meer over de geschiedenis van de Nederlandse Rijksarchitectuur.

Referenties

C.J. van der Peet, ‘Voorlopig overzicht van de ontstaans- en gebruiksgeschiedenis’; in: Jan Kamphuis en Corjan van der Peet, Documentatie en voorlopige waardebepaling in kader van Project Bouwhistorisch Vooronderzoek Paleis Soestdijk 2005. Intern rapport Rijksgebouwendienst, Directie Advies en Architecten. ’s-Gravenhage 2005.

Bureau BBA Utrecht verrichtte het onderzoek in opdracht van de Rijksgebouwendienst. Voor meer gedetailleerde bronverwijzingen dan in voorliggend artikel wordt naar deze rapportage verwezen, die binnenkort digitaal raadpleegbaar zal zijn. Een samenvatting is te vinden in: Ester Vink, Paleis Soestdijk, cultuurhistorisch beschreven en gewogen, Den Haag 2009 (Rijksgebouwendienst). Bij de samenstelling van dit artikel is dankbaar gebruik gemaakt van de bijstand van J. Kamphuis en B.J. van Rijn van de Rijksgebouwendienst.

Een inleidend overzicht van de ontwikkeling van het gebied en het landgoed Soestdijk is te vinden bij: Heimerik Tromp, Het Koninklijk Paleis Soestdijk historisch gezien. Amsterdam/Zutphen 1987. Het onderzoek van Bureau BBA Utrecht voegt daar vele interessante nieuwe zaken aan toe.

Deze voortdurend geuite vermoedens in diverse publicaties komen voort uit de inzet van deze architecten bij veel andere vergelijkbare bouwprojecten in dit gebied van met name Amsterdamse patriciërfamilies.

Zie o.m. de in schetsmatige reconstructietekeningen aangeduide opvattingen van Koen Ottenheym in Tromp 1987, afb. 112-113.

Tromp 1987.

Deze kleuren zijn in 2005 onder oudere afwerklagen aangetroffen.

De bij noot 5 genoemde tekeningen naar opmerkingen van Koen Ottenheym geven bij de hogere zones van het gebouw door een klaarblijkelijke tekenfout in de doorsneden niet de juiste opzet aan.

Tijdens het onderzoek in 2005 werd enige tijd vermoed –op basis van bouwsporen– dat de in elk geval op een prent uit ca. 1695 aanwezige uitbouwen of ‘erkers’ met stookplaatsen en rookkanalen aan de linker- en rechterzijde van de zaal in de oorspronkelijke opzet van de jaren 1670 nog niet aanwezig waren. Was dat het geval geweest dan zou dat er op duiden dat een eerste opzet niet functioneerde waarna enkele jaren later al een oplossing gevonden werd in ruime nieuwe rookkanalen in de erkers, waarbij, zoals ook nu nog, de rookgasafvoer enigszins verscholen achter het ‘zadeldak’ van elke ‘erker’ plaats vond. Nader onderzoek is ook hier nog noodzakelijk bij e.v. verdere ingrepen.

Een goed beeld van de hoofdopzet van het gebouw (wat de exterieurs betreft) is te vinden op een serie van 16 laat-17de-eeuwse gravures van G. Valck (1651-1726), Vues et Perspectives de Soestdijck.

Tromp 1987.

Zie ook: M. Stokroos, Fonteinen in Nederland: historische watervoerende monumenten. Zutphen 2005.

Het BBA-rapport gaat ook in op de mogelijkheid van bebouwing op het voorterrein in de tijd van De Graeff.

Soestdijk werd bewust aangehouden als residentie terwijl in deze tijd meer en meer huizen van de familie achterstallig onderhoud kenden of werden gesloopt, zoals het Huis te Rijswijk en het kasteel van Strijen.

Bij de verkoop van het landgoed aan de Staat door prinses Juliana in 1971 werd het grootste deel van De Eult jammer genoeg weer afgesplitst van het kerngebied van Soestdijk. Het kwam als ‘Baarnse Bos’ in beheer bij Staatsbosbeheer. Het kerngebied rond het paleis, inclusief bos en park, kwam daarentegen in beheer bij de Rijksgebouwendienst. Dat gold ook voor de gedenknaald Waterloo / Quatre Bras.

Tromp 1987.

Zie voor de nationalisatie van onroerend goed van de Oranjes en de rol van Domeinen en andere nieuwe Rijksdiensten: M.C. van Hövell tot Westerflier-Speyart van Woerden e.a., ‘Onwennigheid troef 1795-1850’, ‘Overzicht’, in: Corjan van der Peet en Guido Steenmeijer (red.), De Rijksbouwmeesters. Twee eeuwen architectuur van de Rijksgebouwendienst en zijn voorlopers. Rotterdam 1995, 27 e.v..

De zandstenenlijsten en andere architectonische elementen in de gevels kregen nu juist een hardsteenkleur.

Pierre Jacques Goetghebuer, Choix des monuments, édifices et maisons les plus remarquables du royaume des Pays-Bas. Gand (Gent) 1827.

Zie voor Willem II’s bouwactiviteiten daar o.a.Van Hövell tot Westerflier-Speyart van Woerden 1995 en Rob van der Laarses bijdrage in dit themanummer.

Een goed overzicht van de periode Willem II in Soestdijk geeft: P. Rem, Jan de Greef (1784-1834) en de verbouwing van Soestdijk van 1815-1821. Doctoraalscriptie Amsterdam 1984-’85. Zie ook: Goetghebuer 1827.

De bestaande kordonlijsten werden overigens eerst bijgekapt tot een vorm die meer bij de nieuwe lijsten aansluit. Observaties tijdens onderzoek 2005.

De bestemmingen zijn voor een belangrijk deel afgeleid uit tekeningen in het Haagse Nationaal Archief, Archief Waterstaat en een tekening uit de collectie van het nationaal Museum Paleis het Loo (met dank aan de Dr P. Rem, Paleis Het Loo). Voor nadere bronverwijzing zie het rapport over Soestdijk van BBA Utrecht –verg. noot 2.

Zie voor Soestdijk onder Anna Paulowna: M.B.W. Broekema, De inrichting van Soestdijk ten tijde van Willem II en Anna Paulowna, 1815-1921 en 1850-1851. Doctoraalscriptie Leiden 1984.

De informatie over de kamerindelingen is afkomstig uit: Paul Rem, notities t.b.v. het bouwhistorisch onderzoek Paleis Soestdijk in: memo aan Rijksgebouwendienst, november 2005.

Locatie: Roosterbus. Esther Agricola, ‘Een geheime prijsvraag voor Duitse architecten. Opleidingscentrum voor jonge Führers in Soestdijk’; in: Koos Bosma / Cor Wagenaar (red.), Een geruisloze doorbraak. De geschiedenis van architectuur en stedebouw tijdens de bezetting en de wederopbouw van Nederland. Rotterdam 1995.

Voor het herstel was Rijksgebouwendienstarchitect Hans Moll verantwoordelijk.

Bij de overdracht van landgoed en paleis aan de Staat was de inboedel eigendom gebleven van prinses Juliana.

Gepubliceerd

2010-10-01

Citeerhulp

van der Peet, C. (2010). Soestdijk, een vorstelijk decor. Bulletin KNOB, 109(5), 159–171. https://doi.org/10.7480/knob.109.2010.5.235

Nummer

Sectie

Artikelen

##plugins.generic.plaudit.displayName##