Bouw- en restauratiegeschiedenis van het Amsterdamse stadhuis/paleis in vogelvlucht (1648-1968)

Auteurs

  • Pieter Vlaardingerbroek

DOI:

https://doi.org/10.7480/knob.112.2013.2.617

##submission.downloads##

Samenvatting

Het stadhuis/paleis heeft in de periode 1648-1968 drie grote bouwfasen gekend. Het is in 1648-1667 gebouwd als stadhuis van Amsterdam. Het stadhuis fungeerde als paleis van de Republiek: het was een visuele demonstratie van de macht die elders in de Dutch Republic niet geëvenaard werd. De Bijbelse architectuur en met name het Paleis en de Tempel van Salomo dienden als voorbeeld voor de architect Jacob van Campen (1596-1657). Van Campen baseerde zich voornamelijk op het boekwerk In Ezechielem explanationes et apparatus urbis ac Templi (Rome 1596-1604) van Juan Bautista Villalpando. Door terug te grijpen op het Paleis van Salomo presenteerden de burgemeesters zich als nieuwe Salomo, de nieuwe vredevorsten die met hun wijsheid de stad vrede en rijkdom hadden gebracht. De buitengevels werden opgebouwd met lichte zandstenen blokken en werden bekroond door timpanen in Carraramarmer. De vensters manifesteerden zich als donkere gaten in deze lichte gevels.

Toen de broer van Napoleon koning van Holland werd, was er slechts één gebouw in het land dat voldoende waardigheid bezat om paleis te worden. Koning Louis Bonaparte durfde het bij zijn aantreden in 1806 niet aan om het machtige Amsterdam voor het hoofd te stoten. In 1808 was zijn machtsbasis groot genoeg en vorderde hij het stadhuis, dat van 1808 tot 1810 tot een koninklijk paleis werd omgevormd. Bouwkundig gezien stelden de werkzaamheden betrekkelijk weinig voor: de meest opvallende ingreep aan het exterieur was het vernieuwen van de vensters. Omdat de buitengevels sterk verdonkerd waren, werden de nieuwe zesruits van een witte kleur voorzien. Aan de binnenzijde werd een paleiswaardige uitstraling gecreëerd door de toepassing van nieuwe stofferingen en meubilair. Hieraan werden enorme bedragen uitgegeven.

Gedurende de twintigste eeuw werd het gebouw ingrijpend gerenoveerd (1913-1968). Het historische gebouw werd aangepast aan de eisen van de tijd. Door het aanbrengen van vele installaties verloor het gebouw een enorme hoeveelheid bouwhistorisch waardevol materiaal.

Ondanks de onderlinge stilistische verschillen hebben de drie bouwfasen ook een duidelijke overeenkomst. De (restauratie) architecten hadden allen een duidelijke visie op het gebouw en op het uiteindelijke resultaat. Door middel van stofferingen en verf werden alle onderdelen van het interieur tot een nieuwe eenheid gesmeed. Door de historische gelaagdheid van het gebouw ondergeschikt te maken aan de nieuwe situatie, ontstond een stabiel concept dat gedurende lange tijd zijn waarde kon bewijzen.

Biografie auteur

Pieter Vlaardingerbroek

Dr. P.F. Vlaardingerbroek is in 2004 gepromoveerd op de bouw- en veranderingsgeschiedenis van het stadhuis van Amsterdam, thans Paleis op de Dam. In 2011 verscheen de handelseditie van dit proefschrift onder de titel Het paleis van de Republiek. Van 2002 tot 2008 was hij werkzaam bij de Rijksdienst voor de Monumentenzorg (tegenwoordig Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed) als waarde stellend consulent.

Tot 2005 was hij het aanspreekpunt voor de advisering van de RDMZ aangaande het Paleis op de Dam; vanaf 2006 was hij indirect bij de advisering betrokken. Sinds 2008 is hij werkzaam als architectuurhistoricus bij Bureau Monumenten & Archeologie en in die functie betrokken geweest bij de advisering ten behoeve van de monumentenvergunningen aangaande het paleis.

Referenties

Voor een gedetailleerd beeld van de bouw- en veranderingsgeschiedenis, zie: P. Vlaardingerbroek, Het paleis van de Republiek. Geschiedenis van het stadhuis van Amsterdam, Zwolle 2011. Vrijwel alle in dit artikel genoemde gegevens zijn uit dit boek afkomstig; zie aldaar voor verdere archief- en literatuurverwijzingen.

Vlaardingerbroek 2011 (noot 1), 16-17.

Vlaardingerbroek 2011 (noot 1), 21. Zie ook K. van Baerle (Caspar Barlaeus), Blijde inkomst der allerdoorluchtighste koninginne Maria de Medici t’Amsterdam, Amsterdam 1639.

Vlaardingerbroek 2011 (noot 1), 18-21.

Van Baerle 1639 (noot 3), 47.

Vlaardingerbroek 2011 (noot 1), 22-37; zie ook: A. Boeken, ’Over de voorgeschiedenis van de bouw van het voormalige Amsterdamsche stadhuis’, Jaarboek Amstelodamum, 17 (1919), 1-30; L. van den Burg, ‘Zoeken naar een passend gebouw. Een reconstructie van de stedelijke inpassing van het Amsterdamse stadhuis op basis van de vroedschapsresoluties, 1639-1648’, Bulletin KNOB 108 (2009) 2, 58-71.

J. Prado en J. B. Villalpando, In Ezechielem explanationes et apparatus urbis ac Templi, 3 dl., Rome 1596-1604, dl. 2; Vlaardingerbroek 2011 (noot 1), 72-78.

K. Fremantle, The Baroque Town Hall of Amsterdam, Utrecht 1959.

Vlaardingerbroek 2011 (noot 1), 175-203. Zie ook: B. Chevalier, R. Cohen Tervaert e.a., Koning Lodewijk Napoleon en zijn Paleis op de Dam, Amsterdam 2012.

Vlaardingerbroek 2011 (noot 1), 216-221.

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Rijksgebouwendienst, semistatisch archief, doos A046, Algemeen I: C. baron van Lynden (chef Rijksgebouwen) aan minister van Financiën, Den Haag, 28 december 1934, nr. 16351. Zie ook: Vlaardingerbroek 2011 (noot 1), 221.

Vlaardingerbroek 2011 (noot 1), 221-232.

Dit overigens zeer tot woede van koningin Wilhelmina, die uitdrukkelijk had bepaald dat dit beeldhouwwerk en het stucwerk op de wanden niet verwijderd mocht worden.

Vlaardingerbroek 2011 (noot 1), 234-243.

Gepubliceerd

2013-06-01

Citeerhulp

Vlaardingerbroek, P. (2013). Bouw- en restauratiegeschiedenis van het Amsterdamse stadhuis/paleis in vogelvlucht (1648-1968). Bulletin KNOB, 112(2), 58–67. https://doi.org/10.7480/knob.112.2013.2.617

Nummer

Sectie

Artikelen

##plugins.generic.plaudit.displayName##